den invloed ondergaan van uwe opbruischende begeestering, uwe verhevene idealiteit in gedachte en in toon; maar kome de dag waarop Wagner, de wederspanningen van het vooroordeel bedwingend, het duister zal hebben opgeklaard dat thans nog over de dramatische kunst in Duitschland zweeft, dàn ja, dan zult gij waarlijk gekend zijn. En inderdaad, tusschen het genie dier beide mannen bestaat eene innige verwantschap: onder synthetisch en genetisch opzicht mag men zeggen dat Weber en Wagner elkander vervolledigen; zij zijn zòò nauw aan elkaar verbonden, dat zij te zamen maar één geheel schijnen uit te maken.
Weber verschijnt voor ons als de tijd der jongelingsdroomen: debetooverende bevalligheid, de onvoorbedachte vrijheid van handelen, de gloed en de schoone opwellingen van eenen ouderdom, die méer vatbaar was voor de natuurlijke ontroeringen, dan voor de ingevingen der kritiek. Dramatisch, dichterlijk en droometig van natuur, ridderlijk en met alle verleidelijkheden begaafd, weet Weber zijne typen en vooral zijne vrouwentypen op te vatten met eene reinheid, eene lieftalligheid, eene bekoorlijkheid, die aan de liefde en aan de vrouw gelooven doet.
Agathe, Preciosa, Rezia, Euryanthe; reine, vlekkelooze diamanten uit deze tooverdoos! - zoodanig verschijnt voor ons in al zijnen glans dat aanbiddelijk genie.
Wagner, dat is de man. Het gedacht van den mannenleeftijd, gevolgd op de begoochelingen eener vurige verbeelding en eener teedere jeugd. Bij Wagner straalt reeds het werkelijke leven door; hij kent er de geheimen en de ongoochelingen van. En deze voelt zich in zich zelven en tevens inde anderen leven. Dit zegt genoeg dat hij zijne scheppende kracht aan de kracht der overweging onderwerpt. Hij gaat niet meer on voorbedacht, maar door overweging te werk.