De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 3
(1873)– [tijdschrift] Vlaamsche Kunstbode, De– Auteursrechtvrij
[pagina 502]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het Westen, beschikt zij over vele voordeelen, waaraan Londen en Parijs gemis hadden. Geen wonder dan dat iedereen het oog op Weenen gevestigd had en van haar iets grootsch verwachtte. Gerust mogen wij verklaren dat die hoop niet te leur gesteld is. Alle natiën der wereld hadden zich als het ware het ordewoord gegeven, om in dit strijdperk van Kunsten Nijverheid naar den eerepalm te dingen; doch wat hier voóral de aandacht der bezoekers vestigt, is de schitterende wijze waarop de Oosterlanden - en daaronder in de eerste plaats Japan - zich door hunne produkten onderscheiden, te meer daar in vroegere tentoonstellingen het Oosten slechts onvolledig vertegenwoordigd was. Dit reuzenwerk der XIXde eeuw is onder de hooge bescherming des keizers van Oostenrijk gesteld. Aartshertog Regnier heeft het voorzitterschap van het Keizerlijk Comiteit aanvaard, en het Opperbestuur is aan Baron de Schwarz-Senborn toevertrouwd. Moeielijk ware het geweest het Bestuur in betere handen te stellen. Baron Schwarz is een ondervindingrijk en diep geleerd man. Bij de tentoonstellingen van Parijs (1855) en Londen (1862) bekleedde hij de plaats van gevolmachtigde voor Oostenrijk. Later werd hij tot het eereambt van Raadslid bij het Hof verheven en als Bestuurder der Handelskanselarij en van Oostenrijk's gezantschap te Parijs aangesteld. Jammer is het dat zulke talenten ook hunne zwakke zijde hebben. Schwarz steunde bij de inrichting der Weenerexpositie te veel op eigen kracht en wilde, alleen door zich zelven, meer doen, dan men redelijk ondernemen kan. Aan het hoofd van het Belgisch Comiteit bevindt zich als voorzitter Baron 't Kindt de Roodenbeke, als opper-commissaris de Belgische Consul te Weenen, de heer Renkin-Lejeune, en als commissaris de heer Van der Elst,Ga naar voetnoot(1) eene vertegenwoordiging waarover wij ons land mogen gelukwenschen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 503]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het Programma der Weenertentoonstelling, dat den 16 September 1871 werd bekend gemaakt, omvatte al wat eenigzins tot verbetering van het maatschappelijk welzijn kan bijdragen. Door den huidigen toestand der wereldbeschaving te doen kennen beoogde men het ontwikkelen en veredelen van den volksgeest. - Daartoe zou men de mekanieke toestellen van allen aard en de doenwijze van verschillende tijden in oen historische orde rangschikken, om aldus de opvolgende verbeteringen te doen uitschijnen. Zóó is het dat men de Geschiedenis der Uitvindingen bekwam. - Om uit zulke verzameling al het mogelijke nut te trekken, zou men zorgen specimens, door deze werktuigen vervaardigd, er bijtevoegen met aanduiding der prijzen. - De onbruikbare stoffen, welke zich onvermijdelijk in alle vakken van industrie voordoen en die men, dank aan de bemiddeling der Wetenschap, heeft weten te benuttigen, moesten naast de daaruit vervaardigde produkten geplaatst worden. - Ten einde over de handelswereld een juist gedacht te geven zou men de koopwaren, in de bijzonderste zeehaven verhandeld, tentoonstellen en tevens de markten aanduiden waar ze aftrok vinden. - Om in praktischen vorm de verschillende doenwijzen voortestellen, was het noodig de nieuwste toestellen van Landbouw, Nijverheid en Wetenschap te beproeven. - Congressen en voordrachten zouden strekken tot oplossing eeniger vraagpunten van zedelijk en stoffelijk belang; derhalve zouden gééne vakken onaangeroerd blijven, enz., enz. Men ziet dat het plan, zoo als het door de inrichters der Wereldtentoonstelling ontworpen was, ongehoorde moeielijkheden van uitvoering moest na zich sleepen. Inderdaad, het daarstellen van de Geschiedenis der Uitvindingen alleen, was meer dan genoeg om driemaal zooveel hoofden en handen onledig te houden als er nu aan het gansche werk gearbeid hebben, te meer daar dergelijke verzamelingen niet uitsluitelijk van het Bestuur, maar grootendeels van de medewerking der tentoonstellers afhangen. Het ligt geenszins in onze bedoeling dergelijke ondernemingen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 504]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
te beknibbelen; wij weten al te wel, dat het woord ‘onmogelijk’ op onze dagen voel van zijne beteekenis verloren heeft. Dit belet echter niet, dat ontwerpen van dien aard en omvang, al zij het ook voor eene Wereldtentoonstelling, nog al dikwijls schipbreuk lijden. Doch dat het Programma ons niet langer bezig houde; weldra worden die idealen wezentlijkheid, en dan zullen wij onze beoordeeling op daadzaken kunnen steunen. Den eersten dag van Mei 1873 werd de Wereldtentoonstelling van Weenen geopend, en de sluiting op 31 October vastgesteld. Het Paleis bestaat uit eene Middel-of Hoofdgalerij van 905 meters lang op 25 meters breed. Van afstand tot afstand is ze door andere Galerijën doorsneden, welke 75 meters lengte op 15 meters breedte hebben. Tot daar strekte het plan der Weener bouwkundigen Van der Nüll en Sichardsburg.Ga naar voetnoot(1) Doch bij het zien dier kruislijnen besloot men in het midden eene overgroote Rotonde te plaatsen, welke door haren vorm en hare reusachtige gestalte de eentonigheid dier meetkundige lijnen zou breken en tevens zou dienen voor al de feestelijkheden der Tentoonstelling. De overdekte Galerijën alleen, beslaan niet minder dan 60,000 vierkante meters en zijn verdeeld als volgt:
Het is Scott Russel, de beroemde bouwmeester van het Paleis van Sydenham, die het plan der Rotonde opmaakte. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 505]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zij heeft 135 meters doorsnedeGa naar voetnoot(1), 32 ijzeren pijlers van 24 met, hoogte zijn door bogen aan elkander verbonden en ondersteunen het dak. De Lantaarn welke er te midden opgeplaatst is, bestaat grootendeels uit glas; daarop verheffen zich een 10tal kolommen door een bolvormige kap saamgebracht; de spits dezer laatste vertoont de Keizerlijke Kroon van Oostenrijk. De hoogte van het geheele gebouw is 86 meters; enkel eenige der keurigste, of voor de galerijën al te groote voorwerpen zijn in de Rotonde tentoongesteld. Ziehier wat de rangschikking betreft: - De rechter zijde der Rotonde is toegewijd aan de landen van het Oosten, en de linker aan die van het Westen. De volgorde is nagenoeg zooals deze op de landkaart is aangeteekend, zoo zien wij Duitschland, België, Nederland, Frankrijk, Zwitserland tot Noord-en Zuid-Amerika de eene zijde innemen, terwijl de andere door Oostenrijk, Hongaryë, Rusland, Turkyë, China, Japan, enz. bezet is. De omvang der Annexe is zoo groot dat de gansche uitgestrektheid (Paleis en gebouwen inbegrepen) op 2,330,631 vierkante meters geschat wordt. Indien nog een bezoeker der eerste fransche nationale tentoonstelling (1798) de expositie van Weenen bezocht, hoe groot zou zijne verwondering niet zijn bij het gedacht dat die van zijnen tijd slechts 23 vierkante meters bekleedde! Even als in vorige expositiën zijn de toegezondene voorwerpen in Groepen verdeeld. In de laatste van Parijs waren er 10; hier heeft men noodig geoordeeld dit getal op 26 te brengen. Iedere groep omvat een zeker slach van voorwerpen, zoo zijn Nijverheidstuigen, Scheikundige voortbrengselen, Beeldende kunsten enz. in afzonderlijke Groepen gerangschikt. Wat men door Klassen verstaat is enkel eene onderverdeeling der Groepen. Het nut dat die aardrijkskundige volgorde aanbracht is niet zonder belang. Men leert er, behalve de zeden en gebruiken der verschillige volkeren, ook hunne voortbreng- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 506]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
selen en nijverheidsontwikkeling kennen. Daar waar de verzamelingen onvolledig waren, heeft de photographie hare milde hulp verleend om die leemte aantevullen. Wat hierdoor nog méer in het licht werd gesteld, was de beschaving, de vooruitgang die iedere natie kenmerkt en den rang aanwijst dien zij in de maatschappij bekleed. - Niettegenstaande al de voordeden dezer nieuwe schikking heeft men nogtans de basis van elke doelmatige verzameling miskend, dat is te zeggen eene wetenschappelijke volgorde. Wil men hier b.v. deze of gene soort van voorwerpen bestudeeren; dan is men verplicht niet ééne enkele galerij, maar de gansche uitgestrekheid der tentoonstelling te doorloopen iets dat vooreerst hoogst vermoeiend is en tevens een vergelijkend onderzoek onmogelijk maakt. Eene expositie moet voor hoofddoel hebbenonderrichtend te zijn; zóó ook had men het in het Programma begrepen. Kon men er dan niet in gelukken de Geschiedenis der Uitvindingen enz, enz. tot stand te brengen, zoo moest men althans de voorwerpen van den zelfden aard bij elkander plaatsen, al was het slechts om den reeds zedelijk vermoeiden bezoeker de lichamelijke afmatting te sparen. Dat de inrichters voor de volledige toepassing van hun stelsel terug weken, bewijst hunne Maschinenhalle en Kunsthalle, waarvan de eerstgenoemde aan stoomtuigen en andere mekanieken, de tweede aan kunstgewrochten is toegewijd. Nu komt de vraag of beide rangschikkingen mogelijk waren? Een blik in het verleden noopt ons zulks met een afdoende ‘Ja!’ te beantwoorden. Men herinnere zich de laatste Parijzer tentoonstelling; mocht men ze niet bezocht hebben, ten minste heeft men ze afgebeeld gezien. Deze bestond uit een eirond gebouw, in kringvormige galerijen verdeeld. Van haar middenpunt, Jardin central geheeten, gingen een 16tal straten uit, welke in alle richtingen het Paleis doorsneden. Kortom, de verdeeling geleek niet slecht aan een spinneweb. De galerijën, ten getalle van 8, bevatten elk een zekere soort | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 507]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van voorwerpen. Ziehier, letterlijk uit het officieel plan, de volgorde en verdeeling: - Aliments et boissons. - Travaux des arts usuels. - Matières premières. - Vêtement. - Mobilier. - Matériel des arts libéraux. - Oeuvres d'art. - Histoire du travail. Wat nu de straten betreft, deze waren als zoovele grenspalen, welke de produkten van ieder land afscheidden. Hun naam alleen duidde genoeg aan, welke natie er vertegenwoordigd was. Zoo had men eene rue de Belgique, rue d'Autriche, rue des Indes, enz. Telkenmaal dat de toegezondene voorwerpen niet voldoende waren om de gansche uitgestrektheid te bezetten, besloegen verscheidene landen, de ruimte tusschen tweezulker straten. Zoo waren: Spanje, Portugaal, Griekenland, Denemarken, Zweden en Noorwegen, Rusland door de rue d'Espagne en de rue de Russie afgesloten. Deze opgaven bewijzen genoeg, dat de rangschikking te Parijs hoofdzakelijk wetenschappelijk was, terwijl men te Weenen alles aan eene aardrijkskundige volgorde opofferde. Ons dunkens was er weinig aan de verdeeling der laatste fransche tentoonstelling te verbeteren, en niets zou belet hebben ook met dit plan, de ligging der landen wat juister aanteduiden. Nu dat de lezer van den ‘Kunstbode’ een oppervlakkig gedacht heeft over de inrichting, kunnen wij eenige woorden zeggen over den aanblik dien de Weener tentoonstelling oplevert. Nog geen twee jaren geleden was de plaats, waar men nu het Paleis der Wereldtentoonstelling bewondert, nog een uitgestrekt woud, waar eeuwenoude eiken en beuken hunne reusachtige kruinen ten hemel verhieven. Ongetwijfeld zouden deze nog langden alvernielenden tijd weêrstaan hebben, indien het lot hunne machtige stronken niet bestemd had, om tot grondpijlers te dienen van een Paleis aan 's menschen genie toegewijd. Bedoelde plaats was van 1578 tot 1767 de eigendom des huizes van Habsburg en diende der Keizerlijke Familie tot voorbehoudene jacht. Alsdan schonk Jozef II het grootste deel | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 508]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
des ParksGa naar voetnoot(1) aan het volk en behield het overige als jachtgoed. Dit laatste gedeelte is nu door de Tentoonstelling ingenomen. Bestijgen wij den dom van het Paleis. Van op den rondgang die den Lantaarn omgordt, zal onze blik die kleine wereld kunnen omvatten... Welk onovertreffelijk tafereel!..... Maar toch, hoe klein schijnt weder alles!.. Verrukt bij het aanschouwen van een zoo uitgestrekt panorama, zou men zich in droomen verliezen, ware het niet dat allerlei geruchten van beneden, ons tot het bewonderen der werkelijkheid wederriepen.- Doen wij eene wandeling in den rondgang: - Wanneer wij het gezicht oostwaarts keeren, ontwaren wij eerst den Donauw met zijne talrijke vertakkingen; in het verste verschiet de Karpatsche bergketen, welke zich schemerend op den horizont afteekent. Ten noorden hebben wij het prachtig groene Kahlengebergte, en ten westen de stad met hare talrijke torens. Van dit standpunt naar beneden gezien is de Tentoonstelling door de ‘Haupt-allee’ des Praters begrensden bevinden wij ons juist tegenover den hoofdingang. - De groote laan welke naar het Paleis geleidt, verdeelt het uitgestrekte Park; van beide zijden hebben wij talrijke graszoden en bloemperken, vijvers, fonteinen en beelden. Midden in die natuurpracht ziet men het keizerlijke Paviljoen, tegenover dat van de Jurij. Een weinig zuidwaarts getuigen de dikgebladerde kruinen der boomen dat dit gedeelte van het Park zijn vroeger aanzien heeft behouden; geen enkel gebouw waarvan de spits het dichtbewassen bosch doordringt. - Door hunne eigenaardige kleuren onderscheiden zich verder eenige Oostersche gebouwen, en wel vooral het paleis van den Khedive. - Ginds die tempel, welke door zijne buitengewone grootte en met beelden versierde kroonlijst de aandacht tot zich trekt, kan niet anders dan de ‘Kunsthalle’ wezen. Volgens het officieel plan | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 509]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zou die Halle eene oppervlakte van 8,200 vierkante meters bekleeden. - Nog uitgestrekter is de ‘Maschinenhalle’, waarvan de lengte die van het groot Paleis nabijkomt. Het getal gebouwen is zóó groot dat wij, om ons gezicht niet langer te vermoeien, verplicht zijn ons bij het bewonderen dezer enkele te bepalen; te meer daar het slechts de grootste en niet altijd de verdienstelijkste zijn, die daar onze aandacht opwekken. Later zullen wij gelegenheid hebben om met den lezer langs de talrijke wegen, die het Park der Tentoonstelling in alle richtingen doorkruisen, te wandelen en benevens het trotsche Oostersch Paleis, ook de nederige Russische boerenwoning te bezoeken. Herman Druyts. |
|