De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 3
(1873)– [tijdschrift] Vlaamsche Kunstbode, De– Auteursrechtvrij
[pagina 445]
| ||||||||||||||||||||||||||
Bijdrage tot de geschiedenis der tentoonstellingen
| ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 446]
| ||||||||||||||||||||||||||
Meer dan 50 jaren geleden werden er te Berlijn,Ga naar voetnoot(1) Weenen, Munchen, Londen, Amsterdam, New-York. Dublijn enz. kortom in de bijzonderste steden tentoonstellingen ingericht, wat meer dan genoeg is om er het algemeen nut van te bestadigen. Alhoewel de eerste Wereldtentoonstelling te Londen plaats greep, was nogtans het gedacht harer in richting, zoowel als dat van eene nationale tentoonstelling, in een fransch brein ontstaan. Bij het tot stand komen der expositie van 1849 werd aan het Staatsbestuur en de Koophandelskamer van Parijs het voorstel gedaan, of men zich bepalen zou bij het uitschrijven van eenen wedstrijd voor Frankrijk alleen. Te dier gelegenheid herhaalde men de veelbeteekenende woorden door Boucher de Perthes, voorzitter der Société d'émulation van Abbeville, uitgesproken, in zijne redevoering om de werklieden tot deelneming aan de tentoonstelling van 1834 aan te sporen: ‘Pourquoi craignons-nous d'ouvrir nos salles d'exposition au manufacturier que nous appelons étranger, aux Belges, aux Anglais, aux Suisses, aux Allemands? Qu'elle serait belle, qu'elle serait riche une Exposition européenne!...’ enz. Het voorstel werd door de Kamer van Koophandel afgewezen en deed het gouvernement besluiten tot het herinrichten eener nationale tentoonstelling. Het was derhalve aan Londen en niet aan Parijs dat de eer te beurt viel, het verheven ontwerp eener wereldtentoonstelling te verwezentlijken, dank aan de krachtdadige medewerking van prins Albert. Nooit had men een uitgestrekter gebouw gezien dan dat welk Londen in 1852 den exposanten aanbood. De oppervlakte - gelijkvloers en gaanderij - begreep niet minder dan 95,000 vierkante meters. Het Paleis van Nijverheid in de Elyseesche Velden te Parijs voltooid zijnde, scheen het best geschikt om in 1855 tot expositie te verstrekken; men beschikte over 72,052 vierkante | ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 447]
| ||||||||||||||||||||||||||
meters. Dit was voldoende, zoo dacht men, tot het uitstallen van al wat kon toegezonden worden, te meer daar de onlusten in het Oosten, die gansch Europa onstelden, de nijveraars weêrhielden zich met tentoonstellen onledig te houden. Hoe werden zij in hunne verwachting bedrogen toen het getal produkten zóó groot werd, dat men zich genoodzaakt vond er eene overdekte galerij van 80.000 vierk. meters hij te voegen! Dit voorbeeld van Parjjs verstrekte tot les aan de inrichtings-commissie der Londensche tentoonstelling van 1862, en ofschoon deze nu op grootere schaal bestond onderging zij hetzelfde lot als die van Parijs (1855). Na het sluiten en wel bij de uitreiking der belooningen aan de fransche exposanten, drukten deze laatsten het verlangen uit, te Parijs in 1867 eene wereldtentoonstelling tot stand te zien komen, en stelden zelfs voor eene inschrijvingslijst te openen ten einde de instellingskosten te gemoet te komen. Het aanbod werd in dank aangenomen en de verdeeling der 20 millioen welke men tot het voltooien van dit ontwerp noodig achtte aldus vastgesteld: de Staat en de stad Parijs 12 millioen, de 8 overige bij publieke inschrijving. De Comiteiten welke tot voltrekking van dit werk ingesteld werden, hebben zich wonderwel van die taak gekweten, want nooit zag men vollediger, grootscher onderneming bewerkstelligd dan de expositie van 1867. Ons beperkt bestek is oorzaak dat wij ons in deze historische beschouwingen bij eenige algemeene daadzaken bepalen moeten De volgende tabelle zal een voldoende bewijs geven van den merkwaardigen vooruitgang der vier wereldtentoonstellingen:
Antwerpen 1873. |
|