De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 3
(1873)– [tijdschrift] Vlaamsche Kunstbode, De– Auteursrechtvrij
[pagina 417]
| |
Het XIIIe Nederlandsch Congres
| |
[pagina 418]
| |
alwaar zij, namens het Stadsbestuur, werden verwelkomd door den heer Burgemeester L. De Wael, die hierbij den wensch uitte dat dit XIIIde Congres evenals de vorige mocht bijdragen om de broederlijke betrekkingen tusschen Noord en Zuidnederland zooveel mogelijk te bevorderen. Deze rede werd beantwoord door de heeren Dés. Delcroix, namens het Belgisch gouvernement, Jhr de Jonge-Van Ellemeet, namens Noord- en Od. Perier, damens Zuidnederland. Vervolgens begaf men zich naar de Koninklijke Harmonie om er in de groote concertzaal de eerste uitvoering van Benoit's prachtig oratorio De Oorlog bij te wonenGa naar voetnoot(1), waarna de meeste congresleden zich in het lokaal van den Cercle artistique vereenigden. 's Anderdaags morgends (Zondag 17 Augusti) werden in de oranjerie van den Dierentuin, de leden van het congres op een overheerlijken morgenddisch onthaald. Bij het nagerecht van dit uifgekozen en rijk van champagne voorzien ontbijt, was de heer De Jonge van Ellemeet het voorwerp eener recht aangename verrassing. De heer Od. Perier, aan het hoofd eener deputatie congresleden uit Middelburg: MM. Maurits Van Lee, Johan Gram, J.W. De Raad, F.H. De Beer, F. Smit-Kleine, J.A. De Bergh, A. Gondry en A.J. Cosyn, bood den geliefden voorzitter van het XIIe Taalcongres een prachtig album aan, bevattende de portretten der leden die het Middelburgsch congres hebben bijgewoond. Dit aanbod ging gepaard met eene treffende toespraak, waarin M. Perier het gulhartig onthaal herdacht, dat den Congresleden op M. de Jonge's lief zomerverblijf Overduin was ten deele gevallen. In de concertzaal van den nieuwen Nederlandschen schouwburg had den maandag morgend (18 Augusti) de openings zitting van het XIIIe taal- en letterkundig congres plaats. Het voorloopig bureel bestond uit de heeren J. Van Beers (voorziiter), Prof. J.F. Heremans, J. De Geyter, E. Rosseels, Markelbach, Fr. De Cort. A. Bergmann, W. Geets, Blockhuys, A. Michiels, Biart, Drieghe en Van Havre, allen leden der Regelingscommissie. | |
[pagina 419]
| |
Met eene onder vele opzichten merkwaardige redevoering opende de heer Van Beers de vrij talrijke vergadering. Na eerst met verdienden lof over het nut der taalcongressen en de reeds bekomen uitslagen te hebben uitgeweid, waarbij hij wees op het groot Woordenboek der Nederlandsche Taal, dat ‘reuzengewrocht’, reeds bij het eerste congres te Gent ontworpen, verders op de éénheid van spelling voor Noord en Zuid, de inrichting van het Tooneelverbond, de stichting der Zuidnederlandsche Maatschappij van Taalkunde, enz., sprak de heer Van Beers over de verbroedering tusschen Hollanders en Belgen, of liever Noord- en Zuidnederlanders: ‘Wij eerbiedigen, zegde hij, de erfsplitsing door onze ouderen getrokken tusschen ons; maar wat God ons gemaakt heeft, één in taal, één in gedachten, één in gevoel, dat blijven wij! Broeders, wij blijven broeders!’ Verders, handelende over de Vlaamsche Beweging, die heilige worsteling tegen den kanker der verfransching in Vlaamsch-België drukte de spreker zich volgender wijze uit: Meer dan eens, is 't mij gebeurd dezen of genen vriend uit het Noorden met medelijdenden twijfel te hooren vragen: ‘Maar bestaat er voor u wezentlijk hoop op zegepraal in dien zoo langen en zoo hardnekkigen strijd? - Als wij België bezoeken, vinden wij de verfransching overal: hof, openbaar bestuur, leger, gerecht, onderwijs, 't is alles fransch, louter fransch.’ | |
[pagina 420]
| |
standelijk opzicht maken tot eene soort van castraat, gedoemd om, in den strijd voor het bestaan, die tusschen volken, even als tusschen al wat leeft, gevoerd wordt, onvermijdelijk overvleugeld en van de aarde weggewischt te worden. | |
[pagina 421]
| |
van veertig jaren, behaald. Het taalrecht der Vlamingen is op een punt openlijk erkend; en zooals de oud-minister de Decker reeds in het jaar veertig schreef: ‘Een erkend recht is een gewonnen recht.’ (Levendige toejuichingen.) Ten slotte besprak Van Beers onze nationale kunstbeweging, en toonde aan hoe wij op dit gebied mogen getuigen: ‘er is vooruitgang onder ons!’ ‘Wilt gij, zoo sprak hij, hiervan zelfs een stoffelijk, een zicht- en tastbaar bewijs? Slaat uwe oogen op de zaal, op het gebouw, waar ge u bevindt!... Nadat aldus het XIIIe Taal- en letterkundig congres geopend is verklaard, geeft de heer De Geyter, secretaris der Regelingscommissie aan de vergadering mededeeling van ingezondene brieven: - 1o een franschen brief van wege den secretaris des Konings (in antwoord op de nederlandsche uitnoodiging der commissie), meldende dat Z.M. uit hoofde van tijds- | |
[pagina 422]
| |
gebrek het congres niet kon bijwonen (Teekens van afkeuring) - 2o een franschen brief van wege den graaf van Vlaanderen in den zelfden zin; -- 3o een nederlandschen brief van Z.M. den koning der Nederlanden. (Toejuichingen). - 4o een eigenhandigen nederlandschen brief van prins Frederik, (toejuichingen). - 5o een franschen brief van den minister van binnenlandsche zaken van Belgie, waarbij hij den heer Delcroix als afgevaardigde aangeeft; 6o een id. van wege den Nederlandschen minister, waarbij M. Van Vollenhoven als dusdanig wordt gedelegeerd. Daarna neemt de heer Van Beers het woord en zegt uit gezondheidsredenen het hem aangeboden voorzitterschap van het Congres niet te kunnen aanvaarden. Op zijn voorstel wordt Prof. J.F.J, Heremans, hoogleeraar te Gent, tot voorzitter van het XIIIde Nederlandsch Congres gekozen. Verders worden achtereenvolgends benoemd: Tot Eere-voorzitters de heeren Ridder Ed. Pycke van Ideghem, Leopold De Wael en Jan Van Beers. Tot Onder-voorzitters van de algemeene vergadering: de heeren de Jonge van Ellemeet, Hasenbroek, Gustaaf van Havre en Ferd. Van der Taelen. Tot Secretarissen: de heeren Dr Schaepman, mr. N.G. de Stoppelaer, J. De Geyter en K. Simillion. In de eerste afdeeling tot Voorzitter: Dr N. Beets; tot Onder-voorzitters: de heeren prof. Kern en Van Driessche; tot Secretarissen: de heeren Ising en Van der Cruyssen. In de tweede afdeeling, tot Voorzitter: de heer de Maere-Limnander, tot Onder-voorzitters: de heeren Dr Beynen en A. Bergmann; tot Secretarissen: MM. Huberts en Frederik. In de derde afdeeling, tot Voorzitter: de heer J. Vuylsteke, tot Onder-voorzitters: de heeren mr. C. Vosmaer en Em. Rosseels; tot Sercetarissen: de heeren mr. van Hall en Geets. Hierop wordt de openingszitting gesloten, en in de verschillige afdeelingen de eigentlijke Congres-werkzaamheden aangevangen, waarvan wij verder een beknopt verslag zullen mededeelen. (Wordt voortgezet.) A.J. Cosyn. |
|