De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 3
(1873)– [tijdschrift] Vlaamsche Kunstbode, De– Auteursrechtvrij
[pagina 412]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bijdrage tot de geschiedenis der tentoonstellingen
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 413]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nacht der tijden; zòòveel is zeker, dat zij in het Leenroerig Tijdvak op eene groote schaal bestonden, niettegenstaande de tolgelden welke de Landheeren den reizenden kooplieden afpersten. Uit dit misbruik wisten sommige naburen voordeel te trekken, door die tolgelden te verminderen, om aldus kooplieden en koopers in hunne gemeenten te lokken. Eenigen nogtans schaften die rechten af, en naar hun voorbeeld onttrokken de koningen hunne onderdanen aan de voogdij der vassalen, met het doel eenige steden te bevoordeelen door den vrijen invoer der koopwaren, en derwijze hunne verblijfplaatsen te verrijken. Lang nog waren de jaarmarkten hoofdzakelijk de verkoopplaatsen der voortbrengselen van Landbouw en Nijverheid. Het duurde niet lang of de vooruitgang der volksbeschaving vermenigvuldigde de steden en openbare wegen, vergemakkelijkte de middelen van gemeenschap en maakte aldus de jaarmarkten om zoo te zeggen nutteloos. De nu nog bestaande jaarlijksche veemarkten even als dat wat het volk door foor verstaat, dit is enkel een overblijfsel vande vroegere jaarmarkten. Zulks neemt echter niet weg dat in Duitschland de fooren van Leipsig en Franckfort, welke van de XIIIe eeuw dagteekenen hunne wereldberoemdheid hebben behouden. De toeloop van die markten is zou algemeen dat men er schier alle natiën vertegenwoordigd ziet. De bijzonderste jaarmarkt in Rusland is die van Ninii-Novogorod. Deze stad telt slechts 22.000 inwoners, een getal dat tijdens de foor wel tot 600.000 stijgt.Ga naar voetnoot(1) - Sinigaglia heeft de vermaardste foor van Italië; zij begint den 14 Juli om in Augusti te eindigen, - In het Oosten beeft men slechts twee markten: die van Mekka en de andere te Hurdwar (Herdouar) in den Indostan; beiden hebben hun bestaan te danken aan de talrijke bedevaarders welke deze plaatsen bezoeken. - Engeland heeft betrekkelijk de meeste jaarmarkten, bijna allen tot het vorkoopen van vee ingericht. Die van Bristol is | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 414]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de voornaamste. - In Amerika zjjn de fooren zoodanig ver vallen, dat zij om zoo te zeggen nog slechts bij name bestaan.- Die welke in Frankrijk on België nog in voege zijn, heb ben op verre na het belang niet der eerstgenoemden. Opmerkenswaardig is het dat de volkeren, die gedurende verscheidene eeuwen hunne voortbrengselen op de markten uitwinkelden, er niet op bedacht waren ook een openbaren wedstrijd daartestellen bij middel van Tentoonstellingen. Het verschil tusschen beiden ligt slechts hierin, dat in dit laatste geval belooningen worden toegekend aan de beste voortbrengselen en dat het hoofddoel niet in het verkoopen bestaat. Menigvuldig zijn de tegenkantingen welke het tot stand brengen eener expositie heeft opgeworpen; het is slechts door aanhoudende pogingen dat men er in gelukt is dien smaak onder het volk te verspreiden. Velen zagen er tegen op hunne mekanieke toestellen te toonen uit vrees hunne geheimen te verspreiden. Anderen waren voor het getal mededingers beducht. Doch het is thans een onweêrlegbaar feit dat het nut, welk eene tentoonstelling oplevert, ook in het belang der exposanten, oneindig groòter is dan de nadeelen welke die zou kunnen veroorzaken. Vooreerst wordt men er in betrekking gesteld met alle mogelijke toegepaste verbeteringen, men leert er de reeds gebruikte stoffen kennen, en die welke in de nijverheid met voordeel zouden kunnen aangewend worden, kortom het is eene school voor iedereen. In 1798 word, onder de Fransche Republiek en door de zorgen van den Minister de Neufchâteau, de eerste nijverheidstentoonstelling op het Marsveld te Parijs geopend. De toegezonden voorwerpen waren deels van burgerlijken, deels van militairen aard. Zonderling was alsdan het doel, vergeleken bij dat welk men zich tegenwoordig voorstelt. Telkenmale dat zich eene expositie opent, wordt deze nu door de pers als eene ‘schitterende zon van vrede’ begroet, en de wensch geuit dat die vredezon zich nimmer meer benevele. Mochten zulke | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 415]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
schrijvers maar waarheid spreken! Bij het ontstaan der tentoonstelling dacht men er zóó niet over; zij was toen een werktuig van oorlog en wraak, en de Fransche minister zegde:’ L'Exposition n'a pas été très-nombreuse, mais c'est une première campagne, et cette campagne est désastreuse pour l'Industrie anglaise. Nos manufactures sont les arsenaux d'où doivent sortir les armes les plus funestes à la puissance Britannique.’ Bij het besluit tot het inrichten eener jaarlijksche tentoonstelling zouden er aan de 24 behendigste fabrikanten zilveren medaliën toegekend worden-en ééne gouden aan hem die den zwaarsten slag aan de Engelsche nijverheid toebracht!... De expositiën van 1801 en 1802 vonden meer bijval, niet alleen door het getal tentoonstellers, maar ook door de verscheidenheid der produkten. De beroemde Jacquart behaalde in die van 1801 niets meer dan eene bronzen medalie voor het weefgetouw dat zijn naam onsterfelijk maakte en zijn land verrijkte! De tentoonstelling van 1806 telde meer dan tweemaal zooveel exposanten en produkten. Dat de wollen- en lakennijverheid er een grooten bijval vond, dit was men aan de inlijving van het Belgisch grondgebied verschuldigd. Do oorlogen van 1806 tot 1815 ontnamen aan het fransche volk den luister der tentoonstellingen; doch nauwelijks heerschte de vrede of die van 1819 kwam tot stand, om door die van 1823 en 1827 gevolgd te worden. Als aanbelang overtroffen zij verreweg de eerstgenoemden. Verscheidene nieuwe nijverheidsvakken brachten er hunne voortbrengselen heen. Onder de regeering van Louis-Philippe stichtte men de tentoonstellingen van 1834, 1839 en 1844, en onder de Fransche Republiek die van 1849. Onnoodig hier bij te voegen dat de bijval, dien zij bij de nijveraars ontmoette, gedurig aangroeide door de aanmoedigingen welke hun door de staat werden toegekend, en waaraan velen onder hen naam en fortuin te danken hadden. Het door Frankrijk gegeven voorbeeld vond weldra navol- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 416]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gers in de Nederlanden. Op 1 augusti 1820 werd onder de regeering van Willem I, in de zalen van het stadhuis te Gent, de eerste nationale nijverheidsexpositie geopend. De bijval was zóó groot dat er niet minder dan 560 nijveraars aan deel namen, welk getal zelfs dat der 3de Fransche tentoonstelling overtrof. Vier jaren later (1824) had te Doornik de tweede tentoonstelling plaats. Deze was minder belangrijk en telde slechts 210 exposanten. In 1825 werd er eene in Haarlem gehouden, waarin Zuid-Nederland eene schitterende plaats bekleedde. De nationale tentoonstelling van 1830 in Brussel overtrof al de voorgenoemde: het getal deelnemers was 1020, waaronder 842 Zuid-Nederlanders. Leopold I zette het begonnen werk voort, en bij koninklijk besluit werden de exposities van 1835, 1841 en 1847 vastgesteld. De eerste nijverheidstentoonstelling, waarvan wij daareven gewaagden, had slechts 100 exposanten; - die van 1849, vijftigmaal meer! Overigens, ten bewijze van den regelmatigen vooruitgang, dien de inrichting heeft ondergaan, strekke de volgende tabelle:
(Wordt voortgezet). |
|