ren stand dan zij. Wil het van die juffertjes goed gezien zijn zoo moet het ook een hoedje en een shawltje dragen; men leert pommaden en reukwatertjes kennen, en na de vacancie is ons burgersmeisje van àlles voorzien: zij heeft moeder geplaagd, en buiten vaders wete heeft deze haar hoed, shawl, bottientjes en parfumerietjes aangekocht; dat alles om heur dochtertje genoegen te doen - en in de meening dat al die zotternijen bij het einde der uitwoning ook zullen ophouden. - Maar helaas, welke teleurstelling!
Ons dochtertje komt t'huis. 't Is een echte mademoiselle. De hoovaardij en de mode, die ze met zich brengt, wekken de afgunst op van andere meisjes, die meenen voor haar niet te moeten onderdoen, en zòò dringt de uitzinnige praalzucht in het hart der minsten en wordt er de gansche samenleving mede behebt! Indien het meisje niet wijs en verstandig, maar ijdel en modeziek geworden is, en daarbij de ouders wat te toegevend zijn, dan vliegt alles overhoop: alles in huis moet veranderd, vernieuwd en.... verbeterd worden. De kamer der jonge jufvrouw gelijkt eenen apothekerswinkel; er moet eene beste kamer of salon en eene spreekplaats zijn, - en vooral een werkplaatsje vooraan de straat. Vader knort, moeder zucht, maar ze troost heuren man, zeggend dat zij loch eene ‘geleerde’ dochter hebben, die hun groote voordeden aanbrengen zal. Nieuwe misrekening!... Moeder doet de keuken, moeder schuurt, wascht, strijkt stopt, vermaakt de hemden, de broeken, enz. En onze jufvrouw dan? Wel, die zit van 's morgends in haar werkkamertje vooraan de straat. Breien, mazen, borduren, crocheeren, festonneeren, filocheeren en, andere eeren... dit alles gewoonlijk met een franschen roman op den schoot, ziedaar hare bezigheid, - maar strijken, stoppen grove stukken naaien, hemden maken en vermaken, de slaapvertrekken nazien, oh! dat kan ze niet, - dat is immers hàar werk niet!