| |
Kunstkroniek.
Tooneel- en letterkunde.
- Opzichtens den cursis van Nederlandsche Letterkunde en welsprekendheid aan het koninklijk Conservatorium te Brussel is door den Bestuurder M. Gevaert een prijsbaren maatregel genomen: - De Zweep meldt dat die leergang, door M. Emanuël Hiel gegeven, voortaan des avonds zal plaats hebben. Op die wijze zal het aan velen, die in den dag verhinderd waren, thans mogelijk wezen deze hoogst belangrijke lessen te volgen. Zooals men weet is de leergang kosteloos; geen twijfel of hij zal bij de Vlamingen der hoofdstad verdienden bijval vinden.
- Van onzen ievervollen medewerker Luitenant Van de Weghe, wiens Eerstelingen door het letterlievend vlaamsch publiek met graagte zijn onthaald geweest, is thans een nieuwe dichtbundel onder de pers, getiteld Denderloover, waarop wij de bijzondere aandacht onzer lezers inroepen. Te oordeelen naar enkele er in voorkomende stukken, belooft Denderloover ons een werk dat wel onder de goede voortbrengselen onzer Zuidnederlandsche letterkunde zijne plaats verdienen zal. Wij bevelen derhalve dezen nieuwen bundel ter inschrijving aan. (Zie verder onze lijst der aangekondigde werken.)
- De door den heer G.D. Minnaert uitgegevene bloemlezing: Nederlandsch Leesboek, proza en poëzij der beste Nederlandsche schrijvers, is door den Verbeteringsraad (Conseil de perfectionnement) ten gebruike van het Middelbaar onderwijs van den Staat aangenomen.
| |
| |
- Het Onderwijzerstijdschrift ‘De Toekomst’, dat onder gezamentlijke hoofdredactie van Frans De Cort, van Brussel, on L. Torfs, van Leuven, uitgegeven werd, zal thans alléén onder bestuur van den eerstgenoemde worden voortgezet. De Toekomst zal in maandelijksche afleveringen het licht zien bij den drukkeruitgever L. De Cort, te Antwerpen.
- Volgens eene mededeeling door den heer Vuylsteke, Secretaris van het Willemsfonds te Gent, op de laatst gehoudene Algemeene Vergadering gedaan, heeft het Bestuur den heer Max Rooses gelast eene Bloemlezing uit de werken van J.F. Willems samen te stellen, welk werk ongetwijfeld veel bijval vinden zal. Algemeen werd ook den wensch geüit dat Prof. Heremans de taak op zich nemen zou, als tegenhanger van zijne Nederlandsche Dichterhalle, ook de uitgave eener dergelijke bloemlezing uit de beste prozaschrijvers te bezorgen. De heer Heremans wees op de zwarigheid die voor dergelijke uitgave ontstaat uit de wet op het copijrecht. Overigens verwerpt hij het denkbeeld niet zich met deze verzameling bezig te houden en zal nadenken of de zaak uitvoerbaar is.
- Ziehier het programma der Wedstrijden voor 1873 en 1874, door de klas der Letteren van de koninklijke Belgische Academie uitgeschreven:
Voor 1873 - 1ste vraag: Beoordeeling van Chastellain's talent, zijnen invloed, zijne politische denkbeelden en letterkundige strekkingen. - 2de vraag: De staatkundige geschiedenis van Vlaanderen te behandelen sedert 1305 tot de troonbeklimming van 't huis van Burgondië (1382). - 3de vraag: Men vraagt eene beoordeeling der regeering van Karel den Stoute en de ontwerpen welke deze vorst, in 't belang van het huis van Burgondië, had opgevat. - 4de vraag: Welke zouden, in België, de voordeelen en zwarigheden zijn van de vrije uitoefening der liberale beroepen? - 5de vraag: Het historisch wonderverschijnsel uitleggen van het behoud onzes nationalen karakters, door al de vreemde overheerschingen heên. - Prijs voor iedere dezer vragen, een Eerepenning ter waarde van 600 frank. - De verhandelingen (in 't Nederlandsch, Latijn of Fransch opgesteld) vrachtvrij vòòr 1n Februari, 1873, aan M. Ad. Quelelet, secretaris, in te zenden.
| |
| |
Voor. 1874. - 1e vraag: Eene proeve geven over het leven en de regeering van Septimus Severus. - 2de vraag: In de bijzonderheden de wijsbegeerte van St. Anselmus de Cantorbéry uiteen zetten; er de bronnen van doen kennen; de waarde er van beoordeelen en den invloed ervan op de geschiedenis der denkbeelden aantoonen. - 3de vraag: De huishoudkundige betrekkingen van het kapitaal en den arbeid aangeven. - 4de vraag: De geschiedenis der Dietsche taalkunde schrijven tot het einde der XVIe eeuw. - 5de vraag: Een vertoog maken van de onderhandelingen die het verdrag van Westfalen (1648) te weeg brachten. Het karakter en de uitslagen van deze beroemde akte, met betrekking tot de Nederlanden, aan te duiden. - Prijs voor de 1e en 2e vraag: Een eerepenning ter waarde van 600 frank; voor de 3de, 4de en 5de een id. van 1000 fr. - Verhandelingen voor 1n Februari 1874 over te leggen.
- Eene nieuwe tooneel- en letterlievende vereeniging, getiteld Rederijkerskamer: ‘De Genestet’, is te Antwerpen tot stand gekomen, gedeeltelijk uit alhier gevestigde Noordnederlanders samengesteld. - Met medewerking van den koorkring ‘De Gildebarden’ en verschillige kunstliefhebbers werd op Zondag 12 Januari jl. door de Genestet een groot toon-en letterkundig Avondfeest gegeven ten voordeele van de door den watersnood getroffene Vlamingen. Een talrijk publiek had den oproep beantwoord, en de bijval was even groot als welverdiend.
Behalve eene kernige openingsrede, door den heer Voorzitter van de Genestet, en eene treffende dramatische voordracht door M. Winkler, werden er door Mej. Bacot en MM. Alf. Janssens, H. Kennis, Hoefmans en anderen, zangstukken voorgedragen, die zeer werden toegejuicht. Bijzonderlijk veel genoegen deed de heer Janssens, onze onovertreffelijke kluchtzanger, met zijn ‘Reisje naar Brussel’ waarin zoo geestig de Brusselsche verfransching wordt over den hekel gehaald.
Wat echter minder in den smaak viel, was, dat voor de eerste maal dat de Genest et zich in 't publiek voordeed, twee harer leden het geraadzaam geoordeeld hebben... fransch te zingen. Dit schijnt ons, van wege eene vereeniging die zich aanstelt ‘als gesticht ter beoefening der nederlandsche kunst’ en daarbij nog den naam
| |
| |
van Neerland's grooten dichter draagt, alles behalve logiek. Wij hopen dat beide heeren in het vervolg begrijpen zullen dat niet het vreemde fransch, maar wel het eigene Nederlandsch, de taal van de Genestet bij hen te huis hoort.
- De Maatschappij Zettermanskring, te Gent, onder kenspreuk: voor Taal en Kunst, wiens doel is: ‘het ieverig voorstaan der vlaamsche belangen en de behartiging van alles wat er mede in verband staat’ heeft het besluit genomen een Jaarboekje in het licht te geven door dezen Kring opgesteld. Behalve het reglement van Zetternamskring en een algemeen verslag van deszelfs werkingen, zal dit boekdeeltje eene levensbeschrijving van Zetternam bevatten, Dichtstukjes, Novellen, Artikelen over Vlaamsche Beweging, enz, enz. - In de jaarlijksche algemeene vergadering van Zetternamskring te Gent, den 20 December laatst gehouden, is het bestuur dezer maatschappij hernieuwd. Werden gekozen: Th. Coopman, voorzitter; Edw. Blaes, ondervoorzitter; H. Sinia, schrijver; Z. Van Autryve, schatbewaarder; A. Pennoy, boekbewaarder; Cosyn-De Buck en Matton, bestuurleden. (Medegedeeld).
Toonkunde: De Dichter en zijn Droombeeld. - De muziekale auditie van het groot lyrisch zangspel der heeren Conscience en Miry (waarvan reeds in eene vroegere aflevering van ‘De Vlaamsche Kunstbode’ den vleienden bijval werd besproken), is eene daadzaak die voor de vlaamsche kunstbeweging van beteekenis mag heeten. Derhalve willen wij over deze gewichtige plechtigheid thans in breedvoeriger behandeling treden.
Daartoe hebben wij drij verschillende zaken in oogenschouw te nemen: de uitdrukking, het dichtwerk en de muziek.
De uitvoering was alleszins bevredigend en genoot van wege het publiek een heerlijk onthaal; aan toejuichingen en geestdriftig handgeklap ontbrak het niet en wij mogen het in gemoede zeggen, het was wèl verdiend. - De heer Wittebols, welke den lastigen rol van den Dichter zong, heeft eene goede tenorstem, en hij wist ze tot ieders voldoening te doen klinken; slechts één gebrek kan hem worden ten laste gelegd, namentlijk dat hij de woorden eenig, zins onjuist uitsprak, en daardoor enkele malen niet begrepen werd. - Dit laatste is vooral nog toepasselijk op Mej. Servais (Delicia)-
| |
| |
die eene schoone, aangename stem bezit, maar ongelukkiglijk de taal letterlijk den hals brak. Er dient echter hierbij aangemerkt te worden, dat zij haren rol in twee dagen tijds had moeten aanleeren. - Mej. Ledelier (Idea) was zooals altijd de talentvolle kunstzangeres, die aan eene kloek ontwikkelde stem een verheven schoonheidsgevoel paart, en onder alle opzichten de Nederlandsche taal machtig is, welke zij dan ook altijd en overal laat klinken. - De Mundus, de Geest der aarde vond een allerverdienstelijksten vertolin M.G. Antheunis-Conscience, dichter en toonzetter tevens, die met mannelijke stem, vol waarheid en kunstgevoel, de op zich genomene taak vervulde, en dan ook oneindig veel heeft bijgedragen tot het welgelukken van dit kunstfeest.
Wat de koorzangers (onder de kundige leiding van M. Willem De Mol) betreft, hun ook zijn wij dank verschuldigd voor hunne schier onberispelijke uitvoering: onzes dunkens waren zij echter te weinig talrijk om op sommige plaatsen de noodige kracht, het gewenschte effect te weeg te brengen.
Tot dus verre voor de uitvoering; thans een woord over het poëma onzes grooten schrijvers.
Menigeen heeft De Dichter en zijn Droombeeld reeds gelezen, en menig kunstblad heeft zijn oordeel diesaangaande geveld. Dat de beoordeelingen verschillen, lijdt geen twijfel, zulks heeft immers bij ieder ernstig kunstwerk plaats, en het strekt ten bewijze dat het gewrocht in allen gevalle der beoordeeling overwaardig is.
Volgens ons heeft Conscience een waar kunstwerk, in den vollen zin des woords, geleverd. De strijd tusschen de kunst en de stoffelijkheid, tusschen het gevoel en de koude onverschilligheid is er tot het einde toe in vol gehouden, en iedereen (behalve zij die alleen zich zelven bewonderen, en slechts de kunst in spottende gevoelloosheid meenen te vinden) iedereen zeggen wij, moet bekennen, dat de Dichter en zijn Droombeeld als opvatting grootsch en verheven is, en dat het nevens de overige meesterwerken van onzen geliefden volksschrijver eene waardige plaats mag innemen.
Ook onder opzicht van bewerking is Conscience's zangspel zoo niet onberispelijk, dan toch zuiver, vloeiend en rijk aan kleur en toon. Bij de lezing stuit men geenszins op schier onmogelijke
| |
| |
zinswendingen en aanstootelijke hardheden, die weleens in dichtwerken van langen adem worden aangetroffen. Helder en natuurlijk volgen de zinnen elkander op, terwijl de steeds afgewisselde dichtmaten in weerwil van de stijve en soms vervelende kunstregels aangewend, de eentonigheid verbreken. en het gansche werk door leven en beweging doen heerschen.
Eene opmerking hebben wij echter in het midden te brengen aangaande de rol des Dichters. Ofschoon deze de hoofdpersoon van 't stuk is, vinden wij zijne taak (als zanger) verschrikkelijk lang en vermoeiend. Gedurende de vier bedrijven is hij onophoudelijk op het tooneel, en men neme wel in acht dat hij om zoo te zeggen onafgebroken te zingen heeft!
Zien wij thans in hoeverre Karel Miry in zijne alles behalve gemakkelijke taak geslaagd is. Men zal evenwel begrijpen dat het ons onmogelijk is, na eene eerste lezing, een volledig verslag te geven over het muzikaal gedeelte van het zangspel. Wij moeten ons dan ook bij enkele aanteekeningen bepalen.
Zeggen wij eerst en vooral dat wij bij onze beoordeeling dèzen regel, welken wij reeds in eene andere gelegenheid aan haalden, tot leiddraad hebben genomen, namelijk: dat Poëzij en Muziek éen zijn, en dat de toonkunstenaar derhalve grondig de taal moet kennen welke hij bewerkt; in andere woorden: dat hij oorspronkelijk moet wezen!
Het werk van Mr Miry is ontegensprekelijk het volmaakste, dat hij tot hiertoe heeft voortgebracht. Wil zulks zeggen dat hij volkomen geslaagd is en dat zijne muziek den stempel der oorspronkelijkheid draagt? Wij gelooven het niet. Uitgaande van den regel, welke wij hierboven mededeelden, hebben wij menige feil aangeteekend, waardoor het gewrocht veel in waarde verliest. Wat ons de overtuiging geeft dat Mr Miry de taal niet genoegzaam bestudeerd heeft, bestaat hierin, dat hij herhaaldelijk op woorden, die eene groote beteekenis hebben, eene kleine of meestal verkeerde kracht toepast, terwijl hij verder op toonlooze lettergrepen en nietsbeduidende woordjes den klemtoon rusten laat (bijv.: met, vader, enz.)
| |
| |
Maar eene onvergeeflijke fout mag het genoemd worden wanneer hij, in het 5e tooneel, 1e bedrijf, de dichter achter het woord nacht doet ophouden, om het orkest te laten voorspelen:
Maar dalen moet hij naar beneden
En valt terug in de aardsche nacht
Waar bittre wanhoop hem verwacht.
Wij meenen dat de gedachtenloop der woorden in de muziek dient bewaard te blijven.
Deze en andere gebreken welke de toonzetter bij een nauwkeurig overzicht kan doen verdwijnen, zijn voorzeker van groot gewicht onder betrek van kunst.
De koren beschouwen wij als de bestgelukte deelen van het zangspel; zij zijn levendig. De tweezang in het eerste bedrijf (Dichter en Mundus) strijdt rechtstreeks met alle regels der kunst:
‘Haar maagden gevoelloos in 't koude hart,’ enz. (Dichter) en
‘Haar magden vol liefde in het warme hart,’ enz. (Mundus)
kan onmogelijk door dezelfde muziek weder gegeven worden.
Kortom, de partitie bevat veel goeds met weinig oorspronkelijks; nevens grove feilen treft men er schoone brokken in aan, zoodat het geheel over het algemeen eenen goeden indruk te weeg brengt.
Wij hebben de stellige overtuiging, dat het stuk op het toonee bijval zal genieten, en hopen het eerlang in den eenen of anderen Schouwburg te zien opvoeren!
J.B.
| |
Beeldende kunsten.
- De groote jaarlijksche kampstrijd, (gezegd van Rome) ter koninklijke Academie van Antwerpen, zal in 1873 voor de schilderkunst geopend zijn.
De laureaat zal gedurende vier jaar een pensioen van 3500 fr: ontvangen, om in den vreemde zijne studiën voort te zetten. De jury mag een tweeden prijs toestaan en eene eervolle medalie ter waarde van 300 fr. Deze kan in verdeeling worden toegestaan, even als de eervolle melding.
Er zullen maar zes mededingers tot den kampstrijd worden toegelaten. Indien er zich meer aanbieden, zal er een voorbereidend concours plaats hebben om de zes personen aan te duiden.
| |
| |
De opening van den kampstrijd zal den 21 maart plaats grijpen en de inschrijvingen worden tot 8 Maart 1873 aanvaard.
- Professor Ed. Dujardin van Antwerpen heeft, op verlangen van het gouvernement en met aanbeveling van de leden der commissie, gelast met het opzicht der akademiën en teekenscholen des rijks, eene tweede uitgave laten verschijnen van zijn werk getiteld: De verdeelingen en bewegingen van 's menschen lichaam, gelijk zij door hem reeds sedert 32 jaren, in de Koninklijke Akademie van Antwerpen worden onderwezen. Het werk is samengesteld uit zeven platen, 65 centimeters hoog en 48 centimeters breed, met den vlaamschen en den franschen tekst langs weerzijden.
- Ziehier het programma van den prijskamp der Klas van Schoone Kunsten bij de Belgische Akademie, voor 1873:
Onderwerpen van toegepaste kunst. - Bouwkunde: men vraagt het ontwerp van eenen triomfboog, gewijd aan den Vrede, op te richten aan den ingang eener groote stad, te midden eener gedekoreerde openbare plaats, waarop groote straten en wandelingen uiten. - Prijs 1000 fr.
| |
Muziek
- Men vraagt het componeeren van eenen quatuor voor snaartuigen. - Prijs 1000 fr.
Letterkundige onderwerpen. - Eerste vraag: het tijdstip opzoeken, waarop de Bouwkunde in Nederland den italiaanschen invloed heeft gevoeld. De personagien aanduiden, aan welke men dien invloed moet toeschrijven en de werken der kunstenaars aanhalen.
Tweede vraag: De geschiedenis maken der Beeldhouwkunde in Belgie in de xviie en xviiie eeuwen. - De waarde der gouden medaliën, als prijs aangeboden voor iedere der twee kwestiën, bedraagt 1000 fr.
De Klas heeft voor den prijskamp van 1874 het volgende kunstonderwerp aangenomen: Een prijs van 600 fr. zal verleend worden aan de beste gravuur, in Belgie gemaakt gedurende het tijdvak van 1 januari 1872 tot 1 januari 1874, naar het werk van eenen ouden of hedendaagschen vlaamschen meester. De belanghebbenden kunnen zich wenden tot den heer Quetelet, bestendige Sekretaris der Akademie, voor alle inlichtingen betrekkelijk die prijskampen.
| |
| |
| |
Vlaamsche belangen.
- De middensectie, gelast met het onderzoek van het wetsvoorstel-Bara, betrekkelijk de vertaling der Annales du Parlement in 't Nederlandsch, heeft zich vereenigd onder voorzitterschap van M. Schollaert en lezing gehoord van het verslag welk besluit tot de aanneming van het voorstel, voor wat de vertaling der Annalen betreft.
- Wij ontvangen zoo even een specimen der nieuwe briefkaarten met betaald antwoord, waarvan men de verschijning voor het begin van het jaar 1873 heeft aangekondigd. Op deze kaart lezen wij Réponse payée, en daarnevens de vlaamsche vertaling. Deze vertaling bevindt zich weerskanten de kaart. Oordeel: Antwoordt betaald in plaats van Betaald antwoord. Er zijn zòo een miljoen van die kaarten uitgegeven, volgens een model aan de ministers voorgelegd en door hen goedgekeurd. Het goevernement heeft dus zoo wat twee miljoen taalfouten begaan! Prachtig niet waar Vlamingen?
Wij vernemen op het laatste oogenblik dat een ministeriëële omzendbrief aan al de postmeesters last geeft om de taalfouten, welke op de briefkaart voorkomen, te verbeteren. Een aangenaam postje voor de heeren postbedienden!...
Gazette van Gent.
- Zooals men weet is andermaal de wedstrijd aanstaande voor een gedicht dat als tekst der Cantate dienen moet, in den muzikalen Staatsprijskamp. Betrekkelijk dien cantatenprijskamp, vraagt de Toekomst: of de Vlamingen nogmaals in denzelfden prijskamp met de Walen zullen dingen, om het bekroonde vlaamsche dichtstuk weder te zien ter zijde schuiven? - Indien de strijd in de beide talen afzonderlijk geschiedt, zou dan de voorkeur aan het Vlaamsch niet mogen gegeven worden? - Wij denken dit punt belangrijk genoeg om door de invloedhebbende Vlamingen te worden in het nog gehouden.
- Op voorstel van M. Ragheno is door den Antwerpschen Gemeenteraad met eenparigheid van stemmen besloten geworden, dat het Gemeenteblad voortaan in de beide talen zal verschijnen. - Dit voorstel was overigens alleszins gegrond. Daar tegenwoordig, op weinige uitzonderingen na, in den Raad fransch gesproken wordt, zoo is het wel noodig dat het verslag der beraadslagingen ook in de taal der Antwerpsche bevolking uitgegeven worde.
| |
| |
- Als een nieuw blijk van belangstelling, van wege onze noordnederlandsche broeders, in den strijd dien wij Zuidnederlanders hier tegen de verfransching te voeren hebben, nemen wij met genoegen het volgend artikeltje over uit het Deventer- zondagsblad:
‘Stemmen uit het Zuiden. - 't Is een verblijdend teeken van leven, dat de Vlaamsche bladen, als de Zweep, de Kerels en het Volksbelang, in een lijdelijk verzet zijn getreden tegen de overheersching van het fransch element in België. Verblijdend heb ik gezegd, want het doet aan 't harte goed te zien, hoe er gevoel voor nationaliteit leeft in het zuidelijk broederhart, hoe het gehecht is aan eigen oude zeden en gewoonten en hoe het boven alles de eigen taal lief heeft. Tal van klachten komen tot ons over rechtspraken en stukken van algemeen belang gesteld in eene taal, die onverstaanbaar is voor hen, die er in de eerste plaats bij betrokken zijn. Wij mogen niet nalaten onzen afkeer te kennen te geven voor een goevernement als het Belgische, dat zijne van ouds zoo ronde en edelaardige onderdanen op de onbillijkste wijzen achterstelt bij vreemde indringers. Want wàar is het, de zuidelijke provinciën behooren tot de Nederlanden - dàar behoort de vlaamsche taal te heerschen, die dezelfde is als onze nederlandsche. Zelfs de naam België duidt dat aan. Laat de Belgische regeering het bedenken, dat het gevaarlijk is zich te vervreemden van dat trouwe en rein bewaarde karakter der oude Vlamingen! En is er voor die zuid-Nederlanders, wier ziel en zin zich verzet tegen vreemden dwang, geen zicht of genade bij eigen bestuur te vinden... Welnu: - laat hen komen tot ons! - die evenzeer gehecht zijn aan dezelfde taal, die zij zoo innig liefhebben en waarin wij onze hartelijke gevoelens zoo gaarne uitdrukken. Laat hen komen om ons dat vloeiende te leeren, dat hun schrijftrant siert, en te vinden wat zij elders vergeefs zoeken: erkenning hunner rechten als vrijgeboren lieden, die het niet geoorloofd is te dwingen in hunne teerste opvatting dier vrijheid.’
J.H.S.
- Van een anderen kant treft men in een voornaam duitsch tijdschrift: de ‘Preusissche Jahrbücher’ een onder vele opzichten belangrijk artikel aan ‘over den Strijd in België over taal en rassen’ - Het bestaande stelsel van overheersching der Fransche
| |
| |
taal op de Nederlandsche, alhoewel de verhouding der Walen tot de Vlamingen is als 3.4, wordt door den schrijver (Fr. Oetker) ten zeerste gelaakt. Verders bespreekt hij het ontstaan en de werking der Vlaamsche Beweging. Het eenig praktisch middel voor de Vlamingen om die krenkende rechtmiskenning te doen ophouden is, volgens hem: den politieken strijd te laten onderstaan voor de leuze: ‘Vlaamsch bovenal.’
- Door de Vlaamsche Liberale Vereeniging van Gent is aan de Kamer der Volksvertegenwoordigers een vertoogschrift gestuurd, waarin de volgende wetsbepalingen worden gevraagd:
1o Dat alle magistraten der rechterlijke orde, in de vlaamsche rechtbanken te benoemen, de Nederlandsche taal moeten machtig zijn; |
2o Dat zij gehouden zullen zijn, die taal te gebruiken telkens dat de betichte of beschuldigde of de verwerende partij zulks zal eischen. |
3o Dat de ambtenaren der gerechtelijke politie zullen gehouden zijn, in hunne processen-verbaal de verklaringen der beschuldigden en getuigen op te nemen in de taal waarin die persoonen zich zullen uitdrukken. |
- Wij hebben een exemplaar ontvangen van de te Brugge uitgegevene redevoering door M. Frans Van Boghout, aldaar uitgesproken op het avondfeest der maatschappij De Vlaamsche Broederbond en wij stemmen volkomen de beoordeeling bij die wij daarvan in de Eendracht aantreffen:
‘Dit gloedvolle gewrocht somt voor de duizendste maal, met buitengewone redeneerkracht, de rechtherstellingen op, welke de Vlamingen te eischen hebben. Met overtuiging uitgesproken, moet het eene weldadige werking op de aanhoorders hebben uitgeoefend, en het is hoogst nuttig dat dit van tijd tot tijd geschiede om de goede gedachten in stand te houden.
‘Wat ons bijzonder heeft behaagd is de billijke uitval des redenaars tegen vele Vlamingen zelven, die de vreemdgezindheid in de hand werken door gesprekken en briefwisselingen met elkander, door aanteekeningen van tentoongestelde koopwaren, enz., in de fransche taal: Voor allen vreemdeling slaan die schriften daar
| |
| |
als uitwendige teekenen van verachting der moedertaal, als brandmerken van bastaardij. - Blinde hoogmoed! ongehoorde dwaasheid! ‘roept de redenaar te recht uit. Moge zijne stem de verdwaalden tot inkeer brengen, door hen het noodlottige van hun gedrag te doen beseffen.’
| |
Necrologie.
- Pieter Van Damme, letterkundige, overleden te Antwerpen in den ouderdom van 36 jaren. Hij is schrijver van een werkje getiteld ‘De oude Belgen en Julius Cesar,’ dat veel bijval heeft gevonden en verscheidene uitgaven beleefde. In eene lijkrede door den heer De Rybel uitgesproken werd aan Van Damme's verdiensten, als mensch en als schrijver, eene billijke hulde gebracht.
- Fredekik Siffer, een rechtzinnige en zeer verdienstelijke Vlaming, den 28 December jl. te Zomergem op 40 jarigen leeftijd overleden. Namens de Harmonie-maatschappij, waarvan de heer Siffer tweede Voorzitter was, werd den betreurden man eene welverdiende hulde gebracht. Wij komen hierop nader terug.
- Max Veydt, letterkundige, professor aan de Hoogeschool van Brussel, onlangs te Elsene bij Brussel overleden. De heer Veydt was medewerker van de ‘Revue de Belgique’ en een bekwame kunstcriticus. Verscheidene redevoeringen werden bij zijne teraardebestelling uitgesproken.
- Basiel De Vuyst, leeraar van Nederlandsche Taal van het koninklijk Atheneum van Arlon, aldaar overleden den 8 Januari 1873.
- Dr Van Meerbeeck, een der geleerdste geneeskundigen des lands, te Antwerpen ten gevolge eener beroerte overleden. De heer Van Meerbeeck was een oud- leerling der Hoogeschool van Leuven. Oprechte taal- en kunstminnaar, maakte hij destijds deel van het letterkundig genootschap ‘Tijd en Vlijt.’ In de eerste bundels, door dezen studentenkring uitgegeven, treft men van hem eenige niet onverdienstelijke dichtstukken aan.
| |
| |
| |
Verschenen werken.
De Baanwachter, Zedenschets door Hendrik Conscience. Met twee platen door Edw. Dujardin. Antwerpen bij Van Dieren, Prijs fr. 1.
- Het Hof-ter-Beken, eene schets uit het leven der vlaamsche landbouwers, door Albijn Vanden Abeele. Gent, bij Willem Rogghé. Amsterdam bij Noortendorp.
- De Peeterman, een maandblad ten dienste der Vlaamschgezinde Leuvensche Burgerij, 1e nummer. Leuven bij Robyns. - Prijs 1.25 fr. per jaar.
- Jaarboek van het Willems-Fonds voor 1873. Gent, bij Willem Rogghé, - Prijs 2.50 fr.
- Petronella Moens, door Mevrouw Van Ackere. Overdruk uit de Vlaamsche Kunstbode. 31 blz.8e
- Op het Graf van den dichter K.A. Vervier, gedicht door Karel Bogaerd. - Gent. Drukkerij Van Dooselaere.
- Gazet van St-Jans-Molenbeek, vlaamsch weekblad. - Prijs 5 fr. per jaar.
- Antwerpsche Zakalmanak van algemeen nut, voor 1873. Antwerpen, bij L. Dela Montagne. - Prijs 40 centiemen.
- De Kleine Wegwijzer van Roeselare. 1873. Met bijdragen in dichten ondicht door Em. De Keyzer, P. De Nys, Alfons Carlier, P. Van der Meiren, D. De Vreese en J. Du Buisson.
| |
Aangekondigde werken.
Denderloover. Gedichten van Luitenant Vande Weghe (2de reeks) 80 bladz. Dixmude bij De Smijter. Inschrijvingsprijs 1 fr. De 1e en 2e reeks van Luitenant Van de Weghe's Gedichten kosten te zamen fr. 1.50.
-In Zuid-Braband, twee Novellen door V. De Veen, met twee platen door K. 't Felt. - Dit werkje zal in Februari e.k. het licht zien.
- Jaarboekje voor 1873, uit te geven door de Volksmaatschappij De Veldbloem van Brussel.
- De Heer van Danestslot, romantisch verhaal uit de XVIIde eeuw door Pieter De Nys. Roeselare.
|
|