De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 2
(1872)– [tijdschrift] Vlaamsche Kunstbode, De– Auteursrechtvrij
[pagina 254]
| |
Poëzie.I.
| |
[pagina 255]
| |
zelfs - de adderbrakende nijd en haat
wier giftige stap eenen bloedplas laat, -
het moet er al uit, het moet er al uit!
Geen band die de willende ziele stuit!
En - 't moet er ook uit
wat des dichters broeiende brein omsluit!
Hij moet er ook uit, die scheppingsvloed
die 't jagen des blakenden boezems voedt!
Het moet er ook uit, dit levenslied
dat golvend naar de Godheid schiet
en zwellende hymnen lof verbreidt
op 't werk van hare almogendheid:
dit lotgeworsteld zielgewoel,
die stralende schicht van 't hertgevoel,
die hooger, hooger, hooger vliegt
tot ginds waar hij boven de werelden wiegt,
tot dan als de ziele beur boeien verstoot
in de armen der bezwijkende Dood -
en, stijgende, slaakt heur triomfgeluid:
Ik ben er uit! ik ben er uit!
1858. Eug. van Oye. | |
II.
| |
[pagina 256]
| |
Onze roem is voorbij, onze glorie verging;
In de schaal weegt ons Holland zoo licht;
Och, wij traden terug uit der machtigen kring,
Waar eens Holland Euroop had gericht;
Maar klinkt onze stem dan niet langer langs de aard
In den dreunenden klank van 't metaal;
Wij hebben toch de eer onzer vaadren bewaard:
Wij hebben der vaderen taal!
Wij hebben de taal, die monarchen ten trots,
Voor 't bestaan van ons volk heeft gepleit,
Die langs 't slagveld der eer, boven 't golvengeklots
Onzen naam, onze faam heeft verbreid!
Wij hebben de taal, die aan Zuid en aan Noord
Den roem van den Leeuw heeft gebracht
En getuigenis gaf in het krachtige woord
Van zijn eerlijke manlijke kracht.
Ja, wij hebben die tanlen wij houden die taal
Als het best wat de voortijd ons gaf;
En wat ook de vreemdling al spottende smaal',
Wij staan haar aan spotters niet af!
Onze smart, onze vreugd, onze toorn, onze klacht,
Geeft zich lucht in ons Nederlandsch woord,
Wat het hart heeft gevoeld, wat de geest heeft gedacht
Spreekt de taal onzer moeder weêr voort!
O, blijve die taal dan het pand onzer eer,
Als onze eere zoo vlekloos bewaard -
Dan viel nog uw grootheid, o Holland, niet neêr,
Dan blijft onze glorie gespaard! -
Wat de wentling der eeuwen dan ook doe vergaan,
Wat ook valle voor 't eerlooze staal,
Wees blijde, o mijn Holland, uw volk blijft bestaan.
Want de ziel van het volk is de taal!
Dr. H.J.A.M. Schaepman.
| |
[pagina 257]
| |
III.
| |
[pagina 258]
| |
Uw vette klei zij meer en meer
Met voedzaam goud beladen,
Uw handel bloei gelijk weleer,
Op nieuw beproefde paden.
De ronde Zeeuw verandre nooit!
De Zeeuwsche zij zoo schoon als ooit!
En al wat Zeeuwsch is toone
Den glans van 't Goede en Schoone!
Dr N. Beets.
| |
VI.
|