De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 1
(1871)– [tijdschrift] Vlaamsche Kunstbode, De– Auteursrechtvrij
[pagina 127]
| |
Heinrich Heine en zijne dichtwerken.Onder de geesrijkste en origineelste dichters van Duitschland mag stellig aan Heinrich Heine, den schrijver van de Reisebilder, van het Buch der Lieder en zoo menig ander meesterlijk dichtgewrocht, eene voorname plaats toegekend worden. Heine's biographie maken is hem als schrijver beoordeelen. Trouwens, eene eigentlijke geschiedenis heeft hij niet; zijne litterarische werken stellen gansch zijn leven daar. Heinrich Heine werd in 1799 (sommigen beweren in 1800) te Düsseldorf geboren. Zijn vader, Samson Heine, was een joodsche koopman die voorspoedige zaken deed, en later te Lüneburg op zijn renten leven ging. Door zijne ouders tot den geldhandel bestemd, werd Heinrich te Hamburg op het wisselkantoor van zijnen oom geplaatst. Het zou wellicht niet gemakkelijk zijn een grooter karakterverschil aan te treffen dan dat welke er tusschen Heinrich Heine, den grooten toekomstigen dichter, en Salomo Heine, den grooten kapitalist bestond. Deze laatste was een schatrijk bankier, die niets dan geld en cijfers kende, en niet - zooals hij gewoonte had te zeggen - ‘zijn kostelijken tijd met verzenmaken verbeuzelde’. Onnoodig te zeggen dat de poëtieke Heinrich in die prozaiëke betrekking weinig aangenaams zag, en hij zich daar nagenoeg in den zelfden toestand bevond als onze nederlandsche lierdichter Tollens, toen hij nog te Rotterdam achter zijns vaders hoogen lessenaar zat. ‘Waar een traan zijn oog ontviel
Die aan 't hart ontsprong,
Als de plicht zijn dichterziel
Tot de koopzorg dwong;
Waar hij, trots den strengen vloek,
Die zijn lot hem scheen,
Verzen scheeef in 't haatlijk boek
Door de cijfers heen.’
Ook liet de jongen al spoedig veel meer aanleg voor kunst en wetenschap dan voor den handel blijken; iets dat zijnen vader eindelijk bewoog, hem, op zijn aanhoudend verzoek, van maatschappelijke loopbaan te laten veranderen. | |
[pagina 128]
| |
Uit eigen beweging koos Heme de studie der rechtsgeleerdheid, en betrok te dien einde de Universiteit van Bonn. Hij was een knappe student, die, dank aan zijne natuurlijke begaafdheden, zonder veel moeite rasse vorderingen maakte. Overigens was hij een geestige gezel: Alsdan was in gansch zijn karakter nog die dweepende melankolie, die sceptieke spotternij niet te vinden, die zich later zijne gedichten lucht gaf. Neen, het was een jongen die liefst het studentenleven van den schoonen kant beschouwde, veel van liefde en vreugde hield, gaarne jonge meisjes zag, en er niet zelden eens zijnen tijd bij vergat. Eene waar de student-dichter destijds veel van hield, was Lotje, een lief herbergmeisje van buiten, die veel van Heine's poëzie, en wellicht evenveel van Heines liefde hield; een liefken wie hij graag zijne minneverzen voorlas, welk dan ook grootendeels op haar waren geschreven. De universitaire studiën konden Heine echter de beoefening zijner geliefde poëzie niet doen verzaken, die hem als eene tweede natuur, als eene behoefte des levens was geworden. Reeds waren hier en daar van hem eenige losse dichtstukjes in de kunstbladen verschenen, stukjes die meestal veelbelovend waren en zich vooral door oorspronkelijkheid van opvatting onderscheidden. Heine's vader had volop vrede met deze poëtische werkzaamheden. Het streelde zijn vaderlijken hoogmoed een dichter tot zoon te hebben, - 't Was dan ook eene uiterst aangename verrassing voor den ouden rentenier, toen hij eens met den post een fraai boekdeeltje ontving, getiteld: Gedichte von Heinrich Heine.Ga naar voetnoot(1) Het deed hem goed aan 't hart zijnen naam daar zoo in mooie letters opeen boek gedrukt te zien. De vader vorschte met meer belangstelling nog dan zijn zoon de kritische beoordeelingen over Heine's eersteling na, die over 't algemeen goed werd onthaald. En dit laalste zegt reeds veel, wanneer men in aanmerking neemt dat, juist dan, eenieders aandacht op Goëthe was gevestigd, die destijds in den hoogsten roem stond en gansch Duitschland door was vereerd. | |
[pagina 129]
| |
Heine's gedichten hadden hem weldra de belangstelling van verscheidene beroemde kunstbroeders verworven, zooals de dichters Wolff en Chamisso en de philosoof Hegel, met wien hij in innige vriendschapsbetrekkingen kwam. Een kenteeken van zijne poëzie is die nalatigheid, die soort van sans gêne, waarmede hij zijne gedichten nederschreef, zonder zich ooit om het rijm, het metrum, en andere regels van de versificatie bijzonder veel te bekreunen. Desaangaande wordt door hem zelven ergens het volgende anekdootje verteld: ‘- Zijn vaderen zijn oudste broeder hadden eene bijzondere voorliefde voor gedichten in hexameters geschreven, eene aan de ouden ontleende dichtmaat, destijds door Goëthe veel en met goed gevolg aangewend. Ofschoon Heine de poëzie der ouden naar waarde schatte, was het hem zelven toch minder om den vorm dan om den inhoud van de verzen te doen, zoodat hij, alhoewel reeds bedreven in het dichten, er echter nog niet eens aan gedacht had ook eens zijne krachten op het gebied der hexameters te beproeven. Dan, op aandringen zijns broeders, had hij toch eenmaal een stukje in die maat opgesteld, dat hij zelf voorlas. Doch reeds bij het derde of vierde vers onderbrak hem zijn broeder: ‘Hela, Heinrich jongen, die hexameter daar heeft maar vijf voeten in plaats van zes!’ - ‘Ziet ge wel, was het lachend antwoord, ik had het wel gedacht; het spreekwoord zegt immers: Schoenmaker blijf bij uwen leest.’., 's Nachts in zijnen droom verscheen hem, onder de monsterachtigste gedaante, die wanschapen hexameter met zijne vijf poolen, die al hinkende nader kwam, en, onder zware bedreigingen den zesden poot eischte. - Sedert dien heeft de dichter nooit hexameters meer gemaakt. Na zijne eerste rechterlijke studiën te Bonn te hebben gedaan, betrok Heine beurtelings de universiteiten van Berlijn en Göttingen, in welke laatste hij in 1825 Dokter in de Rechten werd gepromoveerd. - Den 28 juni van het zelfde jaar trad de dichter - men twijfelt er sterk aan of het wel uit grondige overtuiging was - van den joodschen eeredienst tot het Christendom over. Hij deed vervolgens eene omreis in Italië en in Engeland, waarna hij zich weder in Duitschland, eerst te Berlijn en dan te Hamburg, kwam vestigen. Sedert | |
[pagina 130]
| |
de groote fransche omwenteling van 1830, koos Heine Parijs tot woonplaats, waar hij ook op 't gebied der journalistiek werkzaam was. Wanneer destijds de gekende Bondsdag over het jonge Duitschland verbod (op straffe van ballingschap) tegen zekere politieke strevingen in de litteratuur uitsprak, trof hem dit strafbesluit, waartegen hij door eenen brief, in het Journal des Débats aan den Duitschen Bond geicht, protesteerde. (Wordt voortgezet.) |
|