| |
| |
| |
Een open letterenhuis
Julien Vermeulen
Een instelling die van naam verandert wil blijkbaar een andere richting uit of toch nieuwe accenten plaatsen. Er is echter meer nodig dan een andere vlag om een totaal nieuwe dynamiek te ontwikkelen. Niet de vervanging van het letterwoord ‘AMVC’ (Archief en Museum voor het Vlaamse Cultuurleven) door ‘Letterenhuis’ heeft het traditionele bewaararchief in de Antwerpse Minderbroedersstraat tot een centrum van literaire en filologische activiteit gemaakt. Het huidige beleid gaat er duidelijk van uit dat een archief niet enkel opbergt, maar vooral zichtbaar maakt. Een volledig terechte invalshoek die de laatste decennia beetje bij beetje gerealiseerd werd.
Achter de naamsverandering gaat een reeks activiteiten schuil die het archief een gebruiksvriendelijker profiel verleent en het brede publiek bij een open benadering van de literatuur betrekt. Een spectaculaire nieuwbouw of een grootschalige vorm van cultural marketing bleken niet nodig om het Letterenhuis een grotere bekendheid te verlenen. Enkele initiatieven wilden ongetwijfeld wat stof doen opwaaien, maar toch is de graduele profielverandering toe te schrijven aan een systematische en grondige aanpak van de interne en externe werking op diverse niveaus. Het specifiek toespitsen op de literatuur die weliswaar breed gedefinieerd werd, een gevarieerd aanbod van succesvolle tentoonstellingen, een transparant beleid en een sterke vorm van betrokkenheid bij diverse niches van het literaire erfgoedveld hebben aan het Letterenhuis in Antwerpen een opmerkelijke uitstraling gegeven. De algemene waardering voor deze actieve werking leidde in 2010 tot het label ‘erkend cultureel archief’ dat door de Vlaamse minister van Cultuur uitgereikt werd.
| |
Verschuivingen
In de jaren zeventig en tachtig brachten literatuuronderzoekers hoofdzakelijk belangstelling op voor de intrinsieke studie van de literaire tekst. Alle paraliteraire elementen werden zoveel mogelijk uit de wetenschappelijke benadering geweerd. Structuralistische analyses en close reading hadden geen interesse voor archiefstudie. De laatste decennia echter gaat de wetenschappelijke interesse weer volop naar het brede domein waarin de literaire tekst verschijnt. Het onderzoek van biografische achtergronden, van tekstgenetische ontwikkelingen en van diverse interacties bij de totstandkoming van een literair werk verlenen aan de archiefstudie opnieuw een sleutelfunctie. Parallel hiermee schoven de postmoderne auteurs en kunstenaars een open en dynamisch literatuurconcept naar voor: de aandacht voor het werk in progress, de interesse voor een breed spectrum aan genres en de rol van interactieve leesinterpretaties accentueerden het belang van archivalisch materiaal. De lezer moest bij wijze van spreken zelf zijn/haar kaarten kunnen schudden om het literaire spel mee vorm te geven. Alle componenten die een andere, een tegendraadse of een vernieuwende lezing mogelijk maken worden dankbaar opgevist: een literair werk wordt nu eenmaal een ander werk als het vanuit een vernieuwd referentiekader herlezen wordt. Tegelijkertijd werden de traditionele klasserings- en consultatiekanalen van het archief gedigitaliseerd en op die wijze ook wereldwijd toegankelijk gemaakt. Deze informatisering was een niet te onderschatten opdracht voor alle archieven en bewaarbibliotheken. Het resultaat hiervan biedt echter schitterende ontsluitingsmogelijkheden die de consultatie van een archief drempelverlagend maakt: een uitzonderlijke vorm van culturele democratisering en internationalisering. Op een knappe wijze heeft het Letterenhuis op deze verschuivingen ingespeeld en terzelfder tijd ook de bakens helpen uitzetten voor het herijken van de
Nederlandstalige literatuur in de richting van pluralisme en openheid. In die zin draagt een archief actief bij tot de identiteitsconstructie van een gemeenschap. Zo wordt het archief meer dan een depot van teksten en curiosa, het overstijgt de klassieke opdrachten van verzamelen, bewaren en klasseren en reikt nieuwe gegevens aan voor een ruimer identiteitsdebat.
| |
Agrippa
Sinds 1996 is het archief van het Letterenhuis online toegankelijk via de database Agrippa die iedere lezer toelaat om van huis uit na te gaan welke literaire archivalische stukken consulteerbaar zijn. Niet enkel handschriften, dagboeken en brieven kunnen op die manier gelokaliseerd worden, ook foto's en schilderijen van letterkundigen, correspondenties rond literaire tijdschriften, affichecollecties en krantenknipsels zijn gemakkelijk op te sporen. Een selectie van foto's bijvoorbeeld kan in lage resolutie gedownload worden. Leen van Dijck: ‘Binnenkort zullen we het traditionele Agrippa verlaten. Op dit ogenblik werken we volop aan een nieuw archiefbeheerssysteem om op een efficiënte manier de omvangrijke archieven die dagelijks aangroeien te beschrijven en gedeeltelijk te ontsluiten. Nu al zijn talrijke bestanden geconverteerd naar het nieuwe systeem dat op een wetenschappelijk gestructureerde manier zal werken. De huidige Agrippa-database is namelijk misleidend: wat de digitale bezoeker op zijn scherm opgelijst ziet staan, is slechts 25 % van ons archiefbezit. De onderzoeker wil graag alles online hebben, maar dat is niet alleen materieel maar ook omwille van privacyredenen onmogelijk en onrealistisch. We kunnen ons complete archief niet tot op stukniveau beschrijven, laat staan digitaliseren. Maar we willen wel een adequaat overzicht van de archiefbestanden aan de gebruiker tonen, en ook de dynamiek van onze archiefexpansie duidelijk maken. Het nieuwe systeem maakt dat mogelijk, omdat het archief als entiteit zal primeren. De bezoeker zal op die manier ook zeer snel kunnen zien wat de omvang is van de documenten van uitgeverij X of hoeveel dozen persoonlijke correspondentie van Ivo Michiels verworven werden. Deze nieuwe aanpak zou eind dit jaar online moeten gaan en de onderzoeker continu van onze archiefbestanden op de hoogte brengen.’
| |
| |
■ Letterenhuis: tentoonstelling Willem Elsschot
[Foto: Letterenhuis]
■ Letterenhuis: tentoonstelling Willem Elsschot
[Foto: Letterenhuis]
| |
Lolita
Lolita is meer dan een allusie op het werk van Nabokov: het gelijknamige project staat voor ‘Lokalisatie van literair archief’ en liep van medio 2008 tot begin 2010. Het had tot doel verspreide literaire archieven in Vlaanderen in kaart te brengen. Dit initiatief lag in het verlengde van één van de opdrachten die het Letterenhuis binnen het Archiefdecreet toebedeeld kreeg, namelijk het in beeld brengen van het verspreide literaire erfgoed in Vlaanderen. Vrij snel bleek dat men binnen de toegemeten tijd een sterke beperking moest doorvoeren: uiteindelijk werd een selectie gemaakt van 23 archiefvormers waarbij schrijvers van uiteenlopende genres en ideologische achtergronden weerhouden werden. Daarnaast werden ook een aantal uitgeverijen, tijdschriften en nu nog actieve schrijvers in de selectie opgenomen. Op die manier kwamen namen in beeld als Minus van Looi en René de Clercq, maar evengoed Louis Paul Boon en David van Reybrouck. Om het spectrum breed te houden werd ook stripauteur Willy Vandersteen opgenomen in het onderzoek, evenals Abraham Hans, een literair tv-programma en een literaire prijs. De archiefbeheerders werden bezocht en geïnterviewd waarbij ook minder bekende verzamelingen en kleine huismusea behandeld werden. Dit onderzoek resulteerde in een reeks van inzichten over aard, omvang, datering, context en bewaaromstandigheden van deze archieven.
Leen van Dijck: ‘Als we in 2013 in het erfgoeddecreet gaan stappen dan moeten we niet enkel kunnen zeggen wat we zelf in huis hebben, maar ook wat we niet hebben. Met Lolita hebben we een pilootproject opgestart waarmee op exemplarische wijze wordt in kaart gebracht hoe het literaire erfgoed in heel Vlaanderen is verspreid. Er zit namelijk heel veel interessant materiaal in de literaire archieven van universiteitsbibliotheken, in rijks- en stadsarchieven, bij uitgeverijen enzovoort. Met een team van vier mensen werd een stuk van het omvangrijke literaire erfgoed in Vlaanderen bestreken. Een van de bevindingen van het project was dat er nood was aan advies en richtlijnen in verband met het beheer van literaire archieven. Wij wilden onze expertise op dat vlak heel graag doorgeven aan privépersonen en organisaties. In onze brochure “Zonder jurk niets om te doen opwaaien” vind je allerlei praktische tips hoe papieren, audiovisuele en digitale dragers bewaard kunnen worden. Bijvoorbeeld dat je documenten het best in zuurvrij conserveringsmateriaal bewaart, dat je digitale archivering volgens welbepaalde methodes uitvoert enzovoort. Het Lolitaproject wordt nu opgevolgd door een thematische analyse, respectievelijk van uitgeverij- en tijdschriftarchieven. Ook dat zal resulteren in een brochure, met aanbevelingen voor het beheer van archieven van bedrijven en organisaties. In 2012 brengen we dan onze bevindingen over het brede literaire erfgoedveld samen in een eindrapport. Parallel daaraan ontwikkelen we een nieuw vijfjarig beleidsplan dat onze toekomstige werking en ambities in beeld moet brengen, en zo hopen we in 2013 als collectiebeherende archiefinstelling op Vlaams niveau erkend en gesubsidieerd te worden.’
| |
Een Antwerpse reflex?
Het Letterenhuis is gegroeid in een Antwerpse context: in 1899 verwierf de stad Antwerpen alle manuscripten van Hendrik Conscience en organiseerde daaromheen in 1912 een spraakmakende tentoonstelling. Dit initiatief kreeg een structureel vervolg: in 1933 werd het Museum van de Vlaamsche Letterkunde opgericht dat in 1945 de naam Archief en Museum voor het Vlaamse Cultuurleven kreeg. In 2002 werd de naam Letterenhuis aangenomen. Deze Antwerpse verankering is nog steeds aanwezig. Ook een deel van de huidige jaarwerking wordt uitgewerkt rond Antwerpse figuren wat zeker een meerwaarde biedt voor de integratie in het culturele stadslandschap. En de uitgebreide evenementen (gegidste wandelingen, tentoonstellingen, publicaties, aankoop archivalia) rond Elsschot en andere gecanoniseerde auteurs kan iedere literatuurliefhebber alleen maar toejuichen. Toch komt het ons voor dat de Antwerpse pijler van het bestaande archief nog bijzonder uitgebreid is en zelfs in de externe werking soms aardig doorweegt. Eén nummer van het (overigens knap uitgegeven huistijdschrift) Zuurvrij (nr. 19, december 2010) bijvoorbeeld slaagt erin de vrijwel onbekende Antwerpse avant-gardist Kurt Köhler, zijn stadgenoten Hubert Lampo en Paul Mennes, het archief van de al even Antwerpse uitgeverij J.E. Buchmann, de Antwerpse boekillustrator Martha van Coppenolle, de Amerikaanse connecties van Antwerpenaar Jozef Muls en een rits
| |
| |
Elsschot-archivalia netjes samen te brengen. Dit redactioneel beleid getuigt alvast niet van een sterke zin voor filologische en literaire diversiteit.
Leen van Dijck: ‘Ik wil deze perceptie toch graag bijsturen. Als instelling opereert het Letterenhuis inderdaad nog steeds met een personeelsbestand en een infrastructuur die grotendeels door de stad Antwerpen betaald worden. Naast onze achttien voltijdse personeelsleden konden we echter ook vier wetenschappelijke medewerkers aanwerven met de subsidies van de Vlaamse gemeenschap. Met diezelfde subsidies geven we ook Zuurvrij uit. Het spreekt vanzelf dat we in de Antwerpse regio allerlei literaire initiatieven ontwikkelen, ook in samenwerking met bijvoorbeeld Antwerpen Boekenstad. Maar al in 1933, van in het prille begin dus, is het de ambitie geweest om heel Vlaanderen te bespelen en te bereiken. Het Letterenhuis is het geheugen van de Vlaamse literatuur. We hebben concrete afspraken met het Letterkundig Museum in Den Haag over ons beider collectieprofielen; de Nederlandse schrijvers horen met hun archief in Den Haag thuis, de Vlaamse schrijversarchieven moeten naar het Letterenhuis. We bewaren hier een paar miljoen brieven en handschriften, 130.000 foto's, 50.000 affiches en vele (kunst)objecten en documenten, waarmee we het verhaal van de hele Vlaamse literatuur in beeld kunnen brengen. Dit hebben we in onze permanente tentoonstelling proberen te doen en die willen we verder ook interactief updaten: binnenkort kan de museumbezoeker zich door middel van audioguides laten begeleiden, waarin Kristien Hemmerechts, Tom Naegels en Rachida Lamrabet hun favoriete objecten becommentariëren. Voor onze publieksactiviteiten werken we graag samen, met het Vlaams-Nederlands huis deBuren, met Behoud de Begeerte en met diverse andere Vlaamse actoren. Voor een ruim publiek organiseren we de Donderdagen van de poëzie en Ontbijtlezingen op zondag. Maar ook eenmalige activiteiten hebben veel succes, zoals bijvoorbeeld het Literaire Pleidooi, waarin de deelnemer, via een literaire rechtbank, mee kon bepalen hoe de literaire canon er uit
moest zien. Na het Elsschotjaar van 2010 zetten we in 2012 L.P. Boon (2012) in de kijker. Het Letterenhuis laat de Antwerpse pijler geenszins doorwegen, niet in zijn collectieprofiel, maar ook niet in zijn literaire activiteiten. Als alles goed gaat, worden wij dit jaar nog erkend als archiefinstelling van landelijk belang. Wij willen verder werken aan de professionalisering van onze archiefwerking, aan de uitbouw van onze expertise rond het Vlaamse literaire erfgoed. Wij willen niet alleen een grote groep onderzoekers bereiken, maar het enthousiasme voor de letteren ook aan een ruim publiek overdragen, met boeiende activiteiten bijvoorbeeld.’
| |
Aankoop
Het beperkte budget waarmee vele archieven moeten werken laat hen meestal niet toe om een genuanceerd aankoopbeleid te voeren. Terwijl het nalatenschap van derderangsauteurs in kisten aangebracht wordt, verdwijnen de exclusieve stukken van topkunstenaars vaak naar ontoegankelijke privéverzamelingen. Archieven kunnen zelden concurreren met de heersende marktprijzen zodat kwaliteitsbewaking van de instroom veelal dode letter moet blijven. De Minderbroedersstraat ligt misschien wel in de schaduw van Kipdorp, toch vinden topwerken niet gemakkelijk hun weg naar de kluizen van het archief. Is het archief van het Letterenhuis dan wel representatief voor het Vlaamse erfgoedveld?
Leen van Dijck: ‘We hebben een grote en gevarieerde instroom van materiaal dat door literaire archiefvormers over heel Vlaanderen aan ons overgedragen wordt. Die instroom neemt elk jaar toe, en het betreft archieven en papieren van zowel bekende schrijvers en verenigingen als van “kleine garnalen”. Natuurlijk stellen we alles in het werk om interessante collecties te kunnen opnemen: we proberen goede contacten uit te bouwen, een mooi netwerk op te zetten en het dient gezegd te worden: de jongste jaren hebben we heel belangrijke archieven kunnen verwerven. Een greep uit de aanwinsten moet dit duidelijk maken: Gust Gils, Hugo Raes, Wilfried Adams, Michel Bartosik, Paul Koeck, Luuk Gruwez, Herman J. Claeys, Henri van Daele, de PEN-schrijversflat, de tijdschriften Labris, Ons Erfdeel en DWB, de uitgeverijen Houtekiet, Meulenhoff-Manteau en Facet, Het Andere Boek... Natuurlijk is er een markt voor literaire documenten en daar kunnen we niet omheen. Ons aankoopbeleid pakken we dan ook heel rationeel aan. Wat willen we verzamelen, op welke manier doen we dat en hoe gaan we ermee om? We kopen alleen zaken aan als het om waardevolle aanvullingen gaat van onze eigen reeksen, bijvoorbeeld recent nog Burssens, Van Ostijen en Walschap, of om integrale archieven die anders verspreid zouden geraken, zoals dat van Karel Jonckheere bijvoorbeeld. In het kader van het Max Wildiersfonds hebben we de handschriften van Boon en Geeraerts kunnen verwerven en de bijna mythische nalatenschap van Willem Elsschot kon eindelijk in 2009 worden verworven dank zij de Vlaamse overheid en de stad Antwerpen.’
| |
Schrijvershuizen?
Het Letterenhuis is helemaal geen ‘schrijvershuis’ dat het oeuvre of het gedachtegoed van één auteur in een vorm van ‘lieu de mémoire’ wil canoniseren. Ideologisch en literair-historisch biedt het sterk gediversifieerde archief een solide basis voor wetenschappelijk onderzoek en voor een dynamische publiekswerking. Vervangt het Letterenhuis dan de traditionele schrijvershuizen?
Leen van Dijck: ‘Het Letterenhuis heeft inderdaad niet de ambitie om één of ander schrijvershuis te vervangen. Persoonlijk geloof ik niet meer in het traditionele fenomeen van zo'n schrijvershuis. Je kunt geen auteur beperken tot enkele (vaak twijfelachtige) curiosa die in een geboorte- of sterfhuis samengebracht worden. Een huis als een herdenkingsplek of een pelgrimsoord, daar kun je geen buitenlandse bezoekers naar toe trekken. En daar heeft een wetenschappelijke onderzoeker ook niets aan De hedendaagse variant daarvan is, denk ik, het schrijversgenootschap, het studiecentrum. En met die organisaties werken we graag samen. Het is de taak van het Letterenhuis om de papieren en de documenten van de schrijvers en van de literaire organisaties te verzamelen, duurzaam te bewaren, en ze te ontsluiten, zodat ze toegankelijk worden voor het onderzoek. Wij hebben de expertise en de know how in huis om dat professioneel en archieftechnisch aan te pakken. Met onze permanente museumopstelling, maar ook met de tijdelijke tentoonstellingen willen we de bezoekers liefde voor de letteren bijbrengen en hen er enthousiast voor maken.’
|
|