MAS versus STA.M
Met de bouw van het MAS ontstaat een hefboom voor een geheel stadsdeel. Met de komst van het MAS kreeg het Eilandje een grote opwaardering, zelfs nog vóór de opening. In tegenstelling tot de vier andere wedstrijdinzendingen koos Neutelings-Riedijk Architecten resoluut voor een toren, een stapeling van volledig gesloten dozen waarin de B-Architecten vervolgens een scenografie ontwikkelden rond de verschillende thema's. De ‘gestapelde loodsen’ zijn met elkaar verbonden door roltrappen, een ‘promenade architecturale’ die telkens andere zichten geeft op het stedelijk landschap. Zoals in het Parijse Centre Pompidou is de wandeling van beneden naar boven een visuele ontdekking van de stad. Op de eerste verdieping ervaart men de directe omgeving, bovenaan op het panoramisch terras krijgt men een weids zicht op de stad, de haven en de Schelde die de bocht neemt richting zee. Door gebruik te maken van golvende glaswanden, een associatie met gordijnen, ontstaan een transformatie van de blik op de stad en blijft het interieur ervaren als binnenruimte. Met vlak glas zou het exterieur te dominant aanwezig zijn. Met de keuze van een toren sluiten de architecten ook aan bij de internationale trend om musea een expressieve verschijning te geven. Sinds de bouw halfweg de jaren '90 van het Guggenheim Museum in Bilbao wordt van architecten bijna verwacht dat hun ontwerp een sterk beeld bezit om zich perfect te kunnen inpassen in een strategie van ‘stadspromotie’, hoe spectaculairder het exterieur hoe beter. Musea behoren tot de beeldvorming die de stedelijke dynamiek moet uitstralen. Op de cover van het magazine Thalysscope met de foto van het MAS stond de titel ‘Uitzinnige Musea’, in het Frans ‘Musées Folies’. Toch wist Neutelings-Riedijk iets anders te ontwerpen dan het plastisch en vrijblijvende vormgeweld van architecten als Frank Gehry, Santiago Calatrava of
Zaha Hadid.
Het STA.M in Gent had minder ambities op het vlak van de nieuwe architectuur. De ruimte van het voormalig Bijlokemuseum vormt de kern van het STA.M, enkel het nieuw inkompaviljoen met een glazen verbindingsbrug is een toevoeging. Ook hier een opsplitsing tussen de architect van het gebouw en de scenografie. De uitwerking van thema's wordt bijna unaniem gewaardeerd, over het inkomvolume zijn er weinig positieve reacties. Vele beschouwen de vormentaal als weinig subtiel in verhouding met de historische context. Op zich mag een ontwerper uit zijn op een eerder harde confrontatie tussen oud en nieuw. Meer problematisch wordt het wanneer een ontwerper het karakter en de aanwezige mogelijkheden van de site niet gaat aanwenden. Het hoofdkenmerk van de Bijlokesite is haar gesloten karakter. Waarom van op de verdiepingen geen groot raam gericht op de indrukwekkende gotische gevel van de oude ziekenzaal? Ook het zicht op de torenbeëindiging van de bibliotheek van Henry Van de Velde, één van torens die de Gentse skyline vormgeven, werd niet benut. In het smal bouwvolume werd bovenlicht aangebracht boven de hoge vide in plaats van een gekaderd uitzicht op het hart van de Bijloketuin. Het grootste venster is gericht naar de Gentse kleine ring, een glasvlak met daarachter een groot LED-scherm. Een ontwerp moet met een aantal ingrepen de belangrijke aanwezige kwaliteiten opnemen om zich te kunnen verankeren op de bouwplaats. Het optimaal benutten van de potentialiteit van de plek is spijtig genoeg afwezig in het STA.M.
■ Tijdschrift Thalyscope nr. 33/2011.
Met op de cover het MAS in Antwerpen.