Transit
Samenstelling Patrick Lateur
Aeneas en Dido in de onderwereld
Vergilius, Aeneis 6, 440-476
nec procul hinc partem fusi monstrantur in omnem
Lugentes campi; sic illos nomine dicunt.
hic quos durus amor crudeli tabe peredit
secreti celant calles et myrtea circum
silua tegit; curae non ipsa in morte relinquunt.
his Phaedram Procrinque locis maestamque Eriphylen
crudelis nati monstrantem uulnera cernit,
Euadnenque et Pasiphaen; his Laodamia
it comes et iuuenis quondam, nunc femina, Caeneus
rursus et in ueterem fato reuoluta figuram.
inter quas Phoenissa recens a uulnere Dido
errabat silua in magna; quam Troius heros
ut primum iuxta stetit agnouitque per umbras
obscuram, qualem primo qui surgere mense
aut uidet aut uidisse putat per nubila lunam,
demisit lacrimas dulcique adfatus amore est:
‘infelix Dido, uerus mihi nuntius ergo
uenerat exstinctam ferroque extrema secutam?
funeris heu tibi causa fui? per sidera iuro,
per superos et si qua fides tellure sub ima est,
inuitus, regina, tuo de litore cessi.
sed me iussa deum, quae nunc has ire per umbras,
per loca senta situ cogunt noctemque profundam,
imperiis egere suis; nec credere quiui
hunc tantum tibi me discessu ferre dolorem.
siste gradum teque aspectu ne subtrahe nostro.
quem fugis? extremum fato quod te adloquor hoc est.’
talibus Aeneas ardentem et torua tuentem
lenibat dictis animum lacrimasque ciebat.
illa solo fixos oculos auersa tenebat
nec magis incepto uultum sermone mouetur
quam si dura silex aut stet Marpesia cautes.
tandem corripuit sese atque inimica refugit
in nemus umbriferum, coniunx ubi pristinus illi
respondet curis aequatque Sychaeus amorem.
nec minus Aeneas casu percussus iniquo
prosequitur lacrimis longe et miseratur euntem.
Dan verschijnen aan alle kanten vlak voor hun ogen
de Treurende Tuinen; dat is de naam die eraan is gegeven.
Zij die jammerlijk onder een kwellende liefde bezweken,
verschuilen zich hier op verborgen paden en worden beschut door
mirtestruiken. Zelfs in de dood blijft smart hen vervolgen.
Hier ziet hij Phaedra, Procris, Eriphyle die verdrietig
hem de wonden laat zien die haar wrede zoon heeft geslagen.
Hij ziet Euadne, Pasiphaë en in hun gezelschap
Laodameia en Caeneus die van man weer vrouw is geworden,
want na zijn dood heeft hij haar oude gedaante herkregen.
In hun midden zwerft met nog niet geheelde verwonding
de Phoenicische Dido in het grote bos. De held uit Troje
kwam in haar buurt, herkende haar vaag in de schaduw zoals men
bij het begin van de maand de maan ziet opgaan of liever
denkt dat men de maan heeft gezien vanachter de wolken.
Aeneas moest huilen en zei, geroerd door innige liefde:
‘Arme Dido, is het toch waar wat ik heb vernomen:
heb je jezelf gedood, met het zwaard je leven beëindigd?
Ben ik de oorzaak geweest van je dood? Ik zweer bij de sterren en
goden, bij iedere vorm van trouw die bestaat in de Orcus,
tegen mijn wil, vorstin, heb ik jouw kusten verlaten.
Maar bevelen van goden, die mij nú door het rijk van de schimmen
dwingen te gaan, door het duister en een ver verlaten omgeving,
hebben ook toen mij voortgedreven. Ik kon niet geloven
dat mijn vertrek zo'n hevige pijn aan jou zou bezorgen.
Loop nu niet weg, onttrek je niet aan mijn ogen! Voor wie
vlucht je? Dit is het laatste gesprek dat het lot ons zal gunnen.’
Met deze woorden probeerde Aeneas haar woedende hart en
grimmige blik te vermurwen en tranen aan haar te ontlokken.
Zij keek niet op, maar hield haar ogen strak naar de grond en
toonde geen enkel gevoel toen hij het gesprek was begonnen,
neen, zij stond daar, bikkelhard, als een steen, een blok marmer.
Eindelijk rukte zij zich van hem los en vluchtte vijandig
naar het beschaduwde woud waar haar eerste levensgezel,
Sychaeus, haar troost en haar droeve gevoelens verzacht met zijn liefde.
Aeneas, geschokt door het harde lot, volgt haar met betraande
ogen en wordt van deernis vervuld als zij zich verwijdert.
PIET SCHRIJVERS (Amsterdam, 1939) is emeritus hoogleraar Latijnse taal- en letterkunde aan de universiteit van Leiden (2001). Op zijn naam staan belangwekkende essays over de nawerking van de Latijnse literatuur en vertalingen van Justus Lipsius (Over standvastigheid bij algemene rampspoed, Ambo, 1983), Horatius (Verzamelde gedichten, Historische Uitgeverij, 2003), Lucretius (De natuur van de dingen, HU, 2009) en Vergilius (Aeneis, 1996 en Landleven, 2004 - HU). Eind 2011 verschijnt bij Athenaeum-Polak & Van Gennep zijn vertaling van Lucanus' Bellum Civile (of Pharsalia). Wanneer ook Vergilius' Bucolica verschijnt, die de vertaler reeds in portefeuille heeft, wordt Piet Schrijvers na Vondel en Van Wilderode in ons taalgebied de derde auteur die de volledige Vergilius bezorgt.
Voor zijn vertalingen van Latijnse poëzie in het algemeen kreeg hij in 2007 de Oikos Publieksprijs, voor zijn Lucretiusvertaling in het bijzonder werd hem onlangs de Martinus Nijhoff Prijs 2011 toegekend, die hem op 6 maart a.s. wordt overhandigd. Naar aanleiding daarvan verschijnt binnenkort bij Historische Uitgeverij de aangekondigde herziening van zijn Aeneisvertaling, die net als zijn vertalingen van Horatius en Lucretius, vergezeld zal worden van de brontekst.
Uit deze nieuwe vertaling een voorpublicatie uit het zesde boek, waarin Aeneas in de onderwereld een ultieme ontmoeting heeft met Dido, op wie hij in Carthago verliefd werd maar die hij in de steek moest laten omwille van zijn opdracht in Italië een nieuw Troje te stichten. Dido pleegde zelfmoord en haar schim waart nu rond in de Campi Lugentes van de onderwereld.
|
|