Colofon
C. van Baalen studeerde Nederlandse Taal- en Letterkunde in Leiden. Enige tijd was ze verbonden aan deze universiteit, later aan de Universität Wien en het Steunpunt Nederlands als vreemde taal. Verschillende aspecten van het NVT-onderwijs hebben haar belangstelling: zakelijke communicatie (Taal in zaken, NCB 2003), de relatie tussen taal en cultuur (Cultuur in taal, NCB 2003) en Nederlands als bronnentaal.
K. Bostoen doceerde vanaf 1977 tot aan zijn emeritaat Nederlandse Oudere Letterkunde in Leiden waar hij nog gastmedewerker is. Sinds 2000 is hij voorzitter van de Stichting W.G. van Focquenbroch. Onlangs publiceerde hij Hart voor Leiden. Jan van Hout (1542-1609), stadssecretaris, dichter en vernieuwer, Hilversum, Verloren, 2009.
M. de Groot studeerde archeologie in Amsterdam en Melbourne. Na een stage bij het Centrum voor Internationale Erfgoedactiviteiten (CIE) werd ze Project Manager Gemeenschappelijk Cultureel Erfgoed bij het Nationaal Archief (Den Haag).
S. Huigen is associate professor voor Nederlandse letterkunde in Stellenbosch. Zijn onderzoek handelt over vroegmoderne reisliteratuur en koloniale wetenschapsbeoefening. Hij publiceerde onder meer De weg naar Monomotapa (1996), Verkenningen van Zuid-Afrika (2007), Knowledge and Colonialism (2009) en The Dutch Trading Companies as Knowledge Networks (2010). Hij bereidt een monografie voor over het wetenschappelijke werk van François Valentyn.
S. Kiedron is hoogleraar Nederlandse en Duitse historische letterkunde in Wroclaw waar hij hoofd is van de Afdeling Oudere Nederlandse Letterkunde. Tevens voorzitter van de Universitaire Examencommissie voor Neerlandistiek aan de Univerzita Palackeho in Olomouc (Tsjechië) en hoofdredacteur van Neerlandica Wratislaviensia.
R. Marais en G. de Kamper zijn verbonden aan de Universiteit van Pretoria en publiceerden diverse bijdragen over de Van Gybland Oosterhoff-collectie.
M. van Otegem studeerde Boek- en Informatiewetenschap en Neerlandistiek, beide in Amsterdam. Hij promoveerde in Utrecht op A descriptive bibliography of the works of Descartes (1637-1704) en is sectorhoofd Productie & Beheer van de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag. In 2005 en 2008 bezocht hij Trinity College Dublin vanwege de Fagel-collectie.
K. Papin studeerde middeleeuwse geschiedenis in Gent en Rijsel (Lille III) en archivistiek aan de V.U.B. Hij publiceerde uitgebreid over lokale geschiedenis (Westhoek), Frans-Vlaanderen en archieven in binnenen buitenland. Hij heeft een bijzondere interesse in middeleeuwse financiële geschiedenis, 16de eeuw en Vlaamse beweging.
M. Peters is gepromoveerd historicus. Zij studeerde Nederlands, Literatuurwetenschap en Kunstgeschiedenis in Amsterdam. Recent publiceerde ze De Wijze koopman. Het wereldwijde onderzoek van Nicolaes Witsen (1641-1717), burgemeester en VOC-bewindhebber van Amsterdam (2010).
J. Roobrouck studeerde af als historicus in Leuven met een verhandeling over de geschiedenis van de Congolese universiteit Lovanium. Van 2006 tot 2008 was hij bij KADOC-K.U. Leuven actief als medewerker aan het educatieve erfgoedproject ‘Vlaanderen en het Vaticaan. De geheime archieven van paus Pius XI (1922-1939)’. Momenteel werkt hij aan een doctoraatsproject over de het landbouwkundig onderzoeksbeleid in België en de EU (1945-1990).
H. Ryckeboer studeerde Germaanse filologie in Leuven en Gent. Hij promoveerde tot doctor in de letteren (Nijmegen, 1997) met de studie Het Nederlands in Noord-Frankrijk. Dialectologische, sociolinguïstische en contactlinguïstische aspecten. Hij is oud-redacteur van het Woordenboek van de Vlaamse Dialecten (UG).
M. de Schepper is neerlandicus en bibliograaf, redacteur van de Bibliografie van de Nederlandse Taal- en Literatuurwetenschap (BNTL), directeur van het Centrum voor de Bibliografie van de Neerlandistiek (Koninklijke Bibliotheek, Brussel). Hij publiceert over neerlandistiek, Neolatijnse literatuur en boekgeschiedenis.
R. Schlusemann studeerde Nederlands, Duits en Engels te Münster, Sheffield en Nijmegen. Haar dissertatie behandelt de prozadrukken van de Reinaert-stof, haar habilitatie de traditie van de Roman van Limborch in het Nederlandse en Duitse taalgebied. Sinds 2009 werkt zij aan de universiteit Oldenburg als ‘Heisenbergstipendiatin’, een prijs gefinancierd door de ‘Deutsche Forschungsgemeinschaft’.
D.J. Tang studeerde zeegeschiedenis in Leiden. Hij was (gast)conservator bij het Nederlands Scheepvaartmuseum Amsterdam en publiceerde over slavenhandel, slavernij en koloniaal Suriname. Voor de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag werkte hij aan verschillende (digitale) projecten. Thans is hij projectmanager van het project ‘Sailing Letters’.
J. Vermeulen studeerde germanistiek (KUL) en afrikanistiek (UG). Hij promoveerde op de Vlaamse koloniale literatuur waarover hij enkele monografieën publiceerde. In 2006 verscheen Laat mij maar doen. Vlaams proza tussen tekstgenese en discursieve identiteit.
■ De regio van de West-Indische Compagnie
[kaart: Hans de Bode]