seurs met verschillende affiniteiten. Aan Vlaamse kant heb je misschien wat meer conformiteit. De Vlaamse film lijkt me iets emotioneler en narratiever te zijn, wat publieksgerichter dus.’
Ook de Waalse regisseur Bouli Lanners, die met Eldorado geselecteerd werd voor de ‘Quinzaine des Réalisateurs’ op het festival van Cannes in 2008, heeft zo zijn twijfels over het bestaan van ‘de Belgische Cinema’: ‘Een Belgische golf? Die bestaat niet. Ik denk gewoon dat we momenteel een aantal goeie regisseurs hebben die films maken waar internationaal interesse voor bestaat. (...) Er zijn ook levensgrote verschillen tussen de Waalse en de Vlaamse film. Vlaanderen levert tegenwoordig de ene hit na de andere af - toch in eigen land - terwijl je bij een Waalse film de mensen echt onder bedreiging de zaal in moet jagen.’
De Belgische cinema anno 2010: riskant communautair voer voor cinefielen? Niet noodzakelijk. Er mogen dan al grote verschillen bestaan tussen de Franstalige en de Nederlandstalige langspeelfilm in België, feit is en blijft dat er de laatste jaren in beide landsgedeelten opvallend goede films worden gemaakt. Die verschillen zorgen trouwens net voor meer kleur in de Belgische cinema. Onze conclusie luidt dan ook: voeg de Franstalige en de Nederlandstalige Belgische langspeelfilm bij elkaar en je bekomt een complementair geheel dat een verrassende waaier aan verhalen, technieken, werkwijzen, mens- en wereldbeelden en standpunten toont. Honi soit qui mal y pense!
Waarom een themanummer over de Belgische langspeelfilm en niet ook over de Belgische documentaire, kortfilm en animatiefilm - filmgenres die doorgaans toch al op weinig aandacht kunnen rekenen in de reguliere pers? Een gerechtvaardigde vraag die wat uitleg behoeft. Ten eerste bood de beperking tot de Belgische langspeelfilm ons de mogelijkheid om dat veelomvattende onderwerp binnen een opgelegd aantal bladzijden zowel in de breedte als in de diepte uit te werken. Daar dient dan wel aan toegevoegd dat zelfs dubbel zoveel bladzijden niet hadden volstaan om een écht scherp beeld op het geheel te krijgen. Daartoe ligt een boek meer voor de hand. Ten tweede is het nu eenmaal zo dat langspeelfilms al sinds lang op een groter publiek kunnen rekenen dan documentaires, kortfilms en animatiefilms - enkele schaarse uitzonderingen buiten beschouwing gelaten. Daarom zijn wij de mening toegedaan dat het samenstellen van een themanummer over elk van die filmgenres meer de taak is van een film(studie)tijdschrift. In Vlaanderen zijn er twee: Filmmagie en Cinemagie. Beide leveren ze al tientallen jaren uitstekend werk en brengen ze geregeld dossiers en themanummers over diverse aspecten van het filmlandschap en over filmcultuur. Door ons op hun gespecialiseerde domein te begeven, zouden wij hen alleen maar stokken in de wielen steken, en dat ligt niet in onze bedoeling. Kunsttijdschrift Vlaanderen richt zich tot de kunst- en cultuurliefhebber in het algemeen, Filmmagie en Cinemagie zijn nichetijdschriften. En in tegenstelling tot documentaires, kortfilms en animatiefilms is zowat iederéén gevoelig voor langspeelfilms, ongeacht de kwaliteit ervan. In die zin moet film, naast muziek, zowat het meest populaire kunstmedium zijn.
Rest nog de vraag waarom we met dit themanummer precies de periode 2006-2010 behandelen en niet pakweg de periode 2000-2010. Daar zijn verschillende redenen voor. Enerzijds verscheen in Knack Focus van 23 november 2005 een dossier over de Vlaamse film van Ben Van Alboom en Frank Demets. Het leek ons wel zinvol om daar als kunsttijdschrift een uitgebreider vervolg aan te breien met als beginpunt 2006 en met als uitgangspunt de Belgische film. Anderzijds is een periode van vijf jaar net lang genoeg om een geldige stand van zaken op te maken én kort genoeg om op de bal van de actualiteit te spelen. Bij een periode van bijvoorbeeld tien jaar ligt dat laatste wat moeilijker. Overigens hoeft de aandachtige lezer van dit themanummer zich niet per se te vergapen aan die afgebakende periode van vijf jaar. Hij zal merken dat in verschillende bijdragen soms verder teruggegaan wordt in de tijd, alleen al - bij wijze van voorbeeld - om de ontwikkeling van een bepaalde regisseur beter te kunnen begrijpen.
Voor de bijdragen zelf zorgde een keur van filmliefhebbers en -specialisten. Tot de eerste categorie rekent zich de samensteller van dit themanummer, tot de laatste categorie behoren alle andere auteurs. Wat dit themanummer onder meer zo interessant maakt, is dat die auteurs zich beroepshalve op verschillende sets van het Belgische filmgebeuren bevinden. Zo doceren zowel Jan-Pieter Everaerts als Wouter Hessels aan het departement RITS van de Erasmushogeschool Brussel. Evelien Van Vessem is hoofdredactrice van het filmstudietijdschrift Cinemagie en Freddy Sartor van het filmtijdschrift Filmmagie. Erik Martens is verantwoordelijk voor de dvd-uitgaven van het Koninklijk Belgisch Filmarchief en schrijft over film voor Staalkaart. Jan Blondeel is regisseur bij de VRT en maakt documentaires en reportages over onder meer beeldend kunstenaars. Piet Goethals, ten slotte, is filmrecensent voor onder andere Knack Focus én filmfotograaf. Tal van zijn foto's sieren dit nummer, waaronder die van Matthias Schoenaerts op de cover. Samen staan die auteurs borg voor een boeiende mix van bijdragen die de filmliefhebber misschien geen haarscherp beeld, maar dan toch een lichtjes trillende still van de Belgische langspeelfilm moeten opleveren. Samensteller dezes hoopt in elk geval samen met hen dat de lectuur van dit themanummer u opnieuw of nog meer richting bioscoop drijft. Veel lees- en kijkplezier!