Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 59
(2010)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 479]
| |
Het grafmonument van abdis Maria de Ramires
| |
[pagina 480]
| |
■ Grafmonument van abdis Maria de Ramires van Spermalie, afgebeeld in een achttiende-eeuws handschrift gemaakt door Carolus-Franciscus (Charles-François) de Custis en bewaard in de handschriftenverzameling van de Gentse Universiteit (hs. 4192, deel III)
[Foto: Gent, Universiteit] devotioneel schilderij met haar portret en een monument dat zich boven haar graf aan de noordzijde van de kapel bevond. Over dit grafmonument was tot nu toe weinig bekend, want het werd vermoedelijk tijdens de Franse Overheersing verwoest. In een handschrift in de bibliotheek van de Gentse Universiteit vonden we echter een afbeelding ervanGa naar eind10. Dit manuscript werd enkele jaren geleden uit het familiebezit van baron Michel de Crombrugghe de Looringhe verworven: Curieuse vergaderinge van alle de inscriptien ende verbeeldingen der tomben, epitaphien, cabinetten van wapenen, ...de welcke in de kercken, cloosters, ende capellen, binnen de stad van Brugge gevonden worden, mitsgader de gedenckstukken van die, de welcke aldaer in oude tyden te vinden waren... Het behoort tot een reeks van vijf banden, waarvan er vier in de vermelde bibliotheek terechtkwamenGa naar eind11. De handschriften werden geschreven en samengesteld door jonkheer Carolus-Franciscus (Charles-François) de Custis (Brugge 28 mei 1704 - Brugge 26 februari 1752)Ga naar eind12. Deze Bruggeling was het enige kind van een Engelse consul, Edmond (1671-1724), die weliswaar in Rotterdam werd gedoopt. Hij werd, via zijn moeder, Marie Norbertine Aren(d)ts, heer van Calvoorde (een gehucht in Oostkerke)Ga naar eind13. Hij behoorde aldus tot de lagere adel. Na zijn opleiding bij de Brugse jezuïeten, studeerde hij verder in Rijsel en in Leuven waar hij op 6 februari 1725 de licentie in beide rechten haalde. Hij verwierf vooral faam als advocaat bij de Raad van Vlaanderen in Gent en vervolgens ook als raadsheer (1731-1744), schepen (1735-1751) en ‘commys van de fortificatie’ van de stad Brugge. Intussen was hij op 27 januari 1728 in de Sint-Donaaskathedraal in het huwelijk getreden met Thérèse Angeline de Cridts, die uit een voorname Brugse adellijke familie stamde. Zij was namelijk de dochter van Ignace en Catharine Cecilia Wouters. Na hun huwelijk namen ze hun intrek in het zgn. huis De Halleux, Oude Burg 21, dat toen weliswaar een ander uitzicht dan het huidige complex had. Ze kregen maar eventjes twaalf kinderen, | |
[pagina 481]
| |
■ Schilderij uit de zeventiende eeuw met het portret van mevrouw Marie de Ramires
[Brugge, Spermalie] waaronder zeven zonen. De Custis bezat een grote bibliotheek met een duizendtal boeken en handschriften over uiteenlopende onderwerpenGa naar eind14 en verzamelde traditioneel voor die tijd allerlei rariteiten gaande van schelpen tot opgezette dieren, van stenen tot munten, van speelgerei tot meettoestellen. Verder had hij ongetwijfeld eveneens een grote interesse voor zijn geboortestad. Hij behoorde tot de weinige niet-geestelijke historici in de Zuidelijke Nederlanden uit de eerste helft van de achttiende eeuw. We kunnen hem werkelijk een voor die tijd goeie amateur noemen die na zijn taak in het openbaar bestuur als hobby wat geschiedkundige werken bijeenschreef en ze meestal zelf rijkelijk illustreerde met o.a. grondplannen, wapens en gevelopstanden. Ook grafmonumenten en andere kunstwerken werden door hem in zijn boeken getekend. Iconografisch vormen ze een ware bron voor hen die zich met de (kunst)geschiedenis van Brugge bezighouden. Van hem bleven inderdaad diverse handschriften over hoofdzakelijk historische onderwerpen bewaard, waarvan de meeste zich bevinden in de handschriftenverzameling van de Gentse Universiteitsbibliotheek. Ze bewijzen eveneens zijn grote werkkracht. Toch werd slechts één van zijn studies als een historische kroniek, beginnend bij Julius Caesar en eindigend omstreeks 1735, uitgegeven: Jaer-boecken der stad Brugge, behelsende de gedenckweerdigste geschiedenissen, de welcke soo binnen deselve Stad, als daer-omtrent voorgevallen...Ga naar eind15. De twee volumes werden zonder auteursnaam in 1738 bij Pieter van de Cappelle (1676-1759) gedruktGa naar eind16. Dat de tekst in het Nederlands werd uitgegeven, heeft mogelijk commerciële doelstellingen, hoewel de auteur in het voorwoord zelf stelde dat hij het enkel tot zijn eigen voldoening had geschreven om de tekst | |
[pagina 482]
| |
■ Grondplan van de Brugse Spermaliekapel in een achttiende-eeuws handschrift getekend door Carolus-Franciscus (Charles-François) de Custis en bewaard in de handschriftenverzameling van de Gentse Universiteit (hs. 4192, deel III)
[Foto: Gent, Universiteit] ■ Bladzijde uit het bekende handschrift 449 in de Brugse stadsbibliotheek, ‘bij een vergaedert ten jaere 1698 a 1707 door M'her Ignace De Hooghe’ (deel IV, fo 89r) met de tekst en het wapen op het graf van abdis Maria de Ramires van Spermalie
[Foto: Brugge, Stadsbibliotheek] zelf geregeld te herlezen. Dit boek kende blijkbaar wel succes, want in 1765 gaf de Brugse drukker Jozef van Praet (1724-1792) het opnieuw in drie delen uit, nu wel met de vermelding van de auteur. De bedoeling was om er zowel een Nederlandstalige als een Franstalige editie van uit te geven. Van die laatste kwam echter niets in huis. Intussen had De Custis de tekst tot 1749 aangevuld en Van Praet zelf voegde er zelf nog enkele aantekeningen over de periode 1750-1765 aan toe. Dergelijke studies en uitgaven vielen zeker in de smaak van de achttiende-eeuwse lezerGa naar eind17. Dit soort boeken werd blijkbaar gemakkelijk aangekocht door rijken en adellijken. In die tijd werden inderdaad enkele soortgelijke werken gepubliceerd. Hij was amper zevenenveertig jaar toen hij in de O.-L.-Vrouwekerk werd begraven. Het grafmonument van mevrouw Maria de Ramires was een stenen epitaaf tegen de noordelijke muur van de kapel, opgehangen op een paar passen van haar graf dat bijna vlak voor het zijaltaar was gelegen. Interessant is eveneens dat in het vermelde manuscript ook een onbekend ingekleurd grondplan van de Spermaliekapel werd opgenomen met als onderschrift: ‘vloer van de kercke der abdie van Spermaillie’Ga naar eind18. Het gaat om een driebeukige bidplaats met een hoofdaltaar en twee zijaltaren op het einde van de zijbeuken. Blijkbaar was er ook een duidelijke afsluiting tussen het koor en het overige deel van de ruimte, misschien een communiebank. Uit de rekeningen vernemen we dat in de kapel ook een doksaal met orgel en een koorgestoelte met lambrise- | |
[pagina 483]
| |
ring stonden. De muren waren behangen met acht wandtapijtenGa naar eind19. Mogelijk stelden ze miraculeuze gebeurtenissen voor die in verband waren te brengen met de devotie tot O.-L.-Vrouw-van-Spermalie. De vermelde barokdeur is op dit grondplan niet aangeduid, wel is er in het zuidwesten een opening. Op ditzelfde grondplan zijn zeventien graven met Arabische cijfers aangeduid. Dit van Maria de Ramires is nummer zeven. Haar rechthoekige grafsteen was vrij groot. In enkele handschriften werd de tekst ervan overgeschrevenGa naar eind20. Hierbij werd ook telkens bovenaan haar wapen met staf en haar spreuk ‘Spes me Deus’ afgebeeld. Dit ruitvormig gepolychromeerd wapen (in lazuur een burcht van goud, gezoomd in keel bezaaid met acht Sint-Andrieskruisjes van goud) met staf en met eronder een banderol waarop het geciteerde devies vinden we eveneens boven op het grafmonument zelf, onder een segmentboogvormig fronton waarop een siervaas staat. De totale constructie ervan doet vroeg barok aan, wat aansluit met de stijl in Brugge omstreeks het midden van de zeventiende eeuw. Op de centrale memorieplaquette, die met strikken, bovenaan met een gevleugeld engelenkopje en aan weerszijden met vruchtenguirlandes is opgesmukt, prijkt een lofrede ter ere van de overleden abdis. Aan weerszijden daarvan staan twee gladde kolommen met Ionisch kapiteel en met ernaast twee heiligenbeelden. Het gaat om cistrerciënzermonniken met kovel: Bernardus van Clairvaux met volumineus kruisbeeld en een onbekende baardloze abt met kromstaf, open boek en lam of schaap. Het gaat mogelijk om Robertus van Molesme die samen met enkele anderen het klooster van Cîteaux opstartte. Onder andere daarom houdt hij meestal een maquette van een kerk vast. Boek, staf en kovel behoren tot zijn traditionele attributen, een schaap of lam nietGa naar eind21. Het monument rust op een vooruitspringende stenen plaat ondersteund door gecanneleerde voluten, versierd met gevleugelde engelenkopjes. De blinde plaat tussenin bevat blijkbaar geen inscriptie of wapen. Onderaan op krulwerk zit een wenend en mediterend engeltje met een doodshoofd in de rechterhand. Rondom bracht de beeldhouwer wat florale motieven aan. De aangehaalde zuilen schragen een volumineus entablement. Dit klassiek hoofdgestel bestaat uit een architraaf, een onversierde fries en een kroonlijst, waarop aan de uiteinden delen van het gebroken fronton staan. Daarop zit telkens een engeltje. De voluten die het naar boven uitstekende middendeel ondersteunen zijn opgesmukt met bladeren. Over de aanmaak van dit grafmonument vonden we geen sporen terug. Uit het opschrift zelf vernemen we wel dat het werd opgericht door de priores en de religieuzen van Spermalie ‘tot een verlichtinghe des droefheyts over t' gevoelick verlies haers persoons ende danckbaerighe erkentenesse met duerich blyfteeken van haere minzaeme regeeringhe, yverighe veroorderynghe met dadelicke wercken soor int geestelicke als tydelicke’ De rekeningen uit het midden van de zeventiende eeuw bleven niet bewaard, waardoor we eventueel de naam van de beeldhouwer niet konden achterhalen. Vermoedelijk werd het epitaaf in die periode (circa 1648-1649) in Brugge gekapt door een lokale kunstenaar. Stilistisch vormt het geheel geen uitzondering voor Brugge in die periode. |
|