ze verwekt) in de eerste jaren van haar huwelijk met Egbert. De Leon, die Wanda de beginselen van het pianospel heeft bijgebracht.
Waarom huilt hij zo, denkt Wanda. Hij weet niet dat het oorlog is, hij weet niet dat mama er niet is. Misschien heeft hij honger, maar zo klinkt het niet. Hij maakt een zacht, jammerend geluid dat hoog begint en dan langzaam afzakt. Op het laagste punt haalt hij rochelend adem en begint dan opnieuw. Het klinkt verdrietig. Het is het enige liedje dat hij kent.
Achter de bank staat de vleugel. Wanda knipt het pianolampje aan.
‘Je moet nu niet spelen,’ zegt Egbert, ‘dan kan Frank niet slapen.’
‘Hij slaapt niet,’ zegt Wanda. Ze zit achter de piano met de handen in haar schoot. Haar eigen wetboek, wat zegt haar eigen wetboek nu? Ze wil niet oefenen maar wel spelen.
Drie soorten spel zijn er, zei meneer De Leon. Het mooiste en spannendste is voorspelen, vindt Wanda. Als een stuk helemaal af is, als het in haar hoofd zit en ze kan het spelen zonder de muziek, dan moet ze het voorspelen. Vanaf de deur van de leskamer loopt ze naar de vleugel, het stuk van binnen zingend. Ze gaat zitten, bedenkt hoe het begint en speelt het tot het eind. Als er iets misgaat mag ze niet overdoen, pas de volgende les weer. In een apart schrift noteert ze alle stukken die ze kan voorspelen. Soms kiest meneer De Leon er zomaar een uit, om te kijken of ze het nog kan.
Studeren is ook spannend, maar het duurt zo lang. Je moet onthouden welke vinger welke toon moet spelen, je moet moeilijke stukjes apart doen, heel langzaam, zodat je nauwelijks hoort hoe het stuk eigenlijk gaat. Ook de rechterhand en de linkerhand moet je apart oefenen. Uit het hoofd. Je moet leren weten wat je doet.
Het leukste is: doorspelen. Een nieuw stuk, om te horen hoe het is. Oude stukken die niet in het voorspeelschrift staan. Of, waar ze het meest van houdt, quatre mains. Ze spelen uit lage, brede boeken en meneer De Leon bedient het pedaal. Je moet goed naar elkaar luisteren, elkaars tempo en speelmanier volgen, samen het stuk maken. Dat doen ze aan het eind van elke les.
Wanda doet de lamp weer uit. Zonder dat ze het echt besloten heeft is ze ineens aan het spelen. De prelude met de rustig voortwandelende linkerhand, en de rechter die hem omspeelt, die omhoog gaat en tegen het eind helemaal op hol slaat. Als ze begint hoort ze Egbert geërgerd inademen. Ze speelt door. Voorspelen betekent: nooit ophouden.
Na het slotakkoord is het stil. Wanda kijkt haar vader aan. Dan staan ze beiden op en lopen naar de bank. Frank ligt rustig te kijken, zijn ogen zijn open. Hij huilt niet.
Het geheim is een roman over de onzegbare kracht van muziek, over pianomuziek en de ontoereikendheid van de taal, over het menselijk tekort en het grote verdriet, over liefde en ambitie die met elkaar in conflict komen.
Enquists laatste roman, Contrapunt, zindert van liefde met op de achtergrond continu de Goldbergvariaties van J.S. Bach.
In 2001 won Bart Koubaa (1968, ps. van Bart Van den Bossche) met Vuur de Vlaamse Debuutprijs. Eerder studeerde hij fotografie en arabistiek. Hij was frontman van de rockgroep Ze Noiz en won in 1988 Humo's Rock Rally. Begin 2009 publiceerde hij De leraar, een huiveringwekkende roman in korte hoofdstukjes over de problemen in het onderwijs, meer bepaald in BSO en BUSO, waar ontmoediging, verzuring en wanhoop als zwarte schaduwen over de leraarskamer hangen.
Hoofdpersonage is een 55-jarige, uitgebluste Ieraar in het beroepsonderwijs, die ‘de Kraai’ genoemd wordt. Kurkdroog maakt hij een inventaris op van de zich opstapelende onderwijsellende.
Het beeld dat Koubaa van de Kraai ophangt, is dat van een alcoholische eenzaat, verknocht aan film en zwartwitfotografie, die probeert om in het onderwijs het hoofd boven water houden en zo anoniem mogelijk de dagen door te komen. Hij treurt om het verlies van zijn moeder met wie hij destijds zo intens schaak speelde, terwijl het Tweede Pianoconcerto van Rachmaninov op de achtergrond klonk.
Mijn moeder aan de piano, dat viel mee. Mijn moeder aan de piano was een oosters gezicht. Blanke handen die als een zijdevlinder over het klavier fladderden en zo nu en dan een toets raakten, dan Bengaalse tijgerklauwen in de hals van een antilope. De klanken waren hoofdzakelijk Russisch, de tijd in het landhuis tikte op het ritme van Rachmaninov. Nadat mijn vader verdwenen was, speelde ze beheerster, alsof ze van een duivel verlost was. Uren kon ze over het klavier gebogen zitten. Terwijl onze meid (misschien de ware reden van mijn vaders verdwijning) in de keuken bezig was, draaide ik de bladzijden van de partituur om, de warmte van het vuur dansend op mijn rug. Op een keer werd het pianospel verstoord door een enorme schreeuw. Mijn moeder schoof de pianokruk achteruit, ging naar de keuken en gaf de meid een klap in het gezicht. Daarna nam ze weer plaats achter de piano en ging verder met Prelude in G mineur, Opus 23, Nr. 5. 's Nachts hoorde ik de meid snikken in de kamer naast mij, ik masturbeerde voor het eerst.
Marcellus Emants, Theo Thijssen, Simon Vestdijk, Gerrit Achterberg, J.M.A. Biesheuvel, Hans Dorrestijn, Martin Bril, Margriet de Moor, Dirk Ayelt Kooiman en Arthur Japin, het verhaal van Ida De Ridder over de Bechstein-piano van haar joods-Engelse vriend en geliefde Rudi Lek en de wonderlijke rol die haar vader, Willem Elsschot, in deze pianogeschiedenis heeft gespeeld, Een piano in de tuin, jongerenroman van Katrien Seynaeve over een joods meisje dat als kind in Theresienstadt gevangen zat... naar volledigheid werd niet gestreefd. Wel werd getracht een klein aantal gedichten en prozafragmenten tot leven te wekken in een tijd dat in de (hoge) school de literatuur als geheel vaak tot een dode letter wordt verklaard.