Dit schilderij in de Galleria d'Arte Moderna in Florence legt een teder en rustig moment in hun leven vast en illustreert overduidelijk het lyrisch intimisme in zijn oeuvre. Hij had inderdaad, net zoals in dit schilderij, de gave om rustige en tedere momenten van het leven op doek vast te leggen. Nog meer minder belangrijke Italianen beeldden in de vroege twintigste eeuw een piano in hun werk af, zoals Pietro Chiesa (1876-1959) in zijn Al piano uit 1948 (Lugano, priveverzameling), Dino Buzzati (1906-1972) in zijn Sonata a Kreutzer uit 1927 (Milaan, Coll. Galleria d'arte Cavour) of Renato Guttuso (1911-1987) in zijn Natura morta con pianoforte (Parma, priveverzameling).
Ondanks het feit dat de Franse impressionist Edgar Degas (1834-1917) graag operazangeressen en ballerina's weergeeft, is er in zijn oeuvre bijna geen enkele piano te bespeuren. Uitzonderlijk staat aan de rand van de
Dansklas uit 1874 (Parijs, Louvre) een piano waarop een ballerina zit, terwijl ze aan haar rug krabt. Auguste Renoir (1841-1919) schilderde er een paar meer en maakte er telkens een aangenaam kijkstukje van. Zo liet dichter Catulle Mendès
■ Schilderij Musiciens mendiants (olieverf op doek, 85 × 125,5 cm) door Marcel Gromaire (1892-1971), Parijs, Museum voor Moderne Kunst
zijn drie dochters in 1888 door hem portretteren. De oudste, Huguette, zit aan het klavier en zal met haar zus Claudine, die viool speelt, ongetwijfeld een stuk uitvoeren. Voor dit doek betaalde Mendès toen amper honderd Franse frank. Interessanter vinden we van dezelfde kunstenaar het schilderij
Aan het klavier uit 1892, waarvan een aantal varianten bestaan. Er bleef zelfs een voorbereidende schets van bewaard in een privéverzameling. Beide meisjes lijken echt geboeid door de partituur die op de muziekstandaard van de buffetpiano ligt. Intussen oefent één van hen met haar rechterhand een paar noten. Vincent van Gogh (1853-1890) schilderde in zijn laatste levensjaar
Mademoiselle Marguerite Gachet aan de piano (Basel, Kunstmuseum). Deze dochter van dokter Paul Gachet, met wie hij vriendschappelijke banden onderhield en die ook als een mecenas voor hem kan doorgaan, stond enkele keren model. Op dit doek combineerde Van Gogh diverse technieken: lange strepen voor de buffetpiano, pointillistische toetsen op de muur en herhalende stroken op de grond. Ook haar jurk en opgestoken haartooi illustreren de typische en late Van Goghstijl. Haar al te lange vingers suggereren misschien wel dat ze geregeld piano speelde, wat door haar concentratie en het aristocratische milieu niet wordt tegengesproken. Uit 1919 dateert het doek
Au piano van Marcel Gromaire (1892-1971) in het Musée d'Art moderne de la ville de Paris.
Deze summiere bijdrage bewijst in elk geval dat belangrijke schilders (en beeldhouwers) niet echt door de piano werden gefascineerd. Zelfs in de schilderkunst van de twintigste eeuw duikt dit instrument weinig op. Enkele minder bekende kunstenaars plaatsten het klavier tussen andere muziekinstrumenten en ‘plooiden’ het volgens de met opzet gemaakte opstelling. De afwisseling van witte en zwarte toetsen vormt dan meestal de leidraad en de basis van de compositie. Dit ritmisch herhalen van zwarte en witte verticale lijnen of rechthoeken gaf eveneens inspiratie aan kunstenaars die abstracte werken componeerden. Nu denken we onwillekeurig aan de Bruggeling Luc Peire (1916-1994) die vooral in zijn grafisch oeuvre maar ook in een aantal schilderijen met die verticalen het ritme van licht en kosmos opriep. Hij doet dit op een verfijnde en gevarieerde manier. Sommige van die doeken kregen zelfs een componistennaam als titel, zoals Gershwin uit 1978. Nog ingrijpender gebruikte Peire die afwisseling van geometrische vlakken in enkele architecturale creaties, zoals het vierkante plein uit 1975-1982 in Noisy le Grand, een nieuwe stad in Marne la Vallée op een vijftiental kilometer ten zuidoosten van Parijs, alhoewel hij hier met nog andere grisaillewaarden werkte die subtiel met elkaar werden afgewogen. Vermelden we verder uit de twintigste eeuw de surrealist Salvador Dali (1904-1989) die enkele keren een vleugel op zijn schilderijen inschakelde, zoals op het doek Zes verschijningen van Lenin aan de piano uit 1931. De legwerkers van de manufactuur van Aubusson creëerden in 1972 een wandtapijt Piano onder de sneeuw, naar een karton van Dalí (Cleveland Ohio, Contessa Gallery). De uit Missouri afkomstige Thomas Hart Benton, die bekendheid verwierf met karakteristieke V.S.A.-taferelen,
schilderde amper enkele keren een spelende pianist in een bijna cowboyachtige compositie. In The Sun Treader portretteerde hij in 1934 op een overtuigende Amerikaanse manier Carl Ruggles als pianospeler aan een perspectivisch verkleinde vleugel (Kansas City, Nelson Gallery-Atkins Museum). Dit betekent evenwel niet dat de (vleugel)-piano niet boeit, want zowel als instrument en als meubel profileert hij zich als een esthetisch genot.