■ Binnenkant van de Steinway vleugelpiano van het Internationaal Kunstencentrum deSingel in Antwerpen. Het slot (uiterst links) kan slechts geopend worden door de hoofdtechnicus.
■ Uittreksel uit Friedrich Wilhelm Rust's Sonate in G voor klavichord (1792), eerste beweging Marcia. Suono di Liuto worden geproduceerd door met de hand de snaren te manipuleren; timp. betekent hier tremolo spelen op de snaren om de klank van een paukenroffel te imiteren.
■ Vroegst bekende klavierglissando, in Christophe Moyreau's Apollon vient les exterminer (<1753). Domenico Scarlatti en Padre Soler gebruikten de indicatie ‘con un detto solo’, Niccolò Pasquali ‘sdrucciolato’. Andere componisten schreven een herhaalde vingerzetting voor (b.v. 3333333) om te tonen dat het de bedoeling was om te glijden. Slechts rond 1826 werd de term ‘glissando’ ingevoerd.
■ Clusternotatie in Michel Corrette's Divertissements Pour Le Clavecin ou le Forte Piano (1779).
op de toetsen en een glissando over de snaren. Maar hij ging veel verder: de extremen werden opgezocht met
4'33' (voor piano maar zonder enige pianoklank) en
Water Music (eigenlijke klanken zowel als alle extensies, inclusief theatrale actie en preparatie), beide werken uit 1952. De ultieme stap zette hij met de ontwikkeling van muziek waarbij letterlijk alles kon op om het even welk instrument, b.v. in
Variations III (1962-63). Interpretaties van deze generische
event-score leidden tot vele Fluxus-composities voor piano, zoals het anti-burgerlijke
Piano Piece uit 1962 van George Brecht, waarbij de uitvoerder een vaas op de piano plaatst.
Ondanks het bereiken van de uitersten, waren de mogelijkheden van de extended piano techniques niet opgebruikt. Alan Hovhannes schreef ze voor om oosterse instrumenten als de ud en de qanûn te imiteren, Christian Wolff zag potentieel in de onbeheersbaarheid van de technieken om nieuwe wijzen van samenspel te ontwikkelen (b.v. speel A wanneer de flageolet klinkt, speel B indien ze niet klinkt) en LaMonte Young vond een nagenoeg eindeloos herhaalde voorarmcluster ideaal om de luisteraar een meditatieve ervaring te geven. Intussen hadden, nog in de jaren '50, de technieken ook ingang gevonden in de Easy Listening muziek van het Ferrante-Teichner pianoduo (snarenspel, preparaties) en in de Rock-'n-roll van Jerry Lee Lewis en Little Richard (clusters, glissandi).
In Europa vierde inmiddels het serialisme hoogtij, en van sommige effecten (b.v. de cluster en subtiele pedaaltechnieken) waren de verwachtingen groot om hen in serie te kunnen benutten. Een uitzondering daargelaten (Stockhausen's Klavierstück X), bleef echter weinig overeind van de hoop om met deze technieken de grenzen van de speelbaarheid te verleggen. De belangrijkste Europese vernieuwingen vonden plaats in de late jaren ‘50, met de versmelting van piano en percussie zoals in Kagels Transición II, Boulez’ Improvisation sur Mallarmé II en Stockhausens Refrain.