Te gast
Jef Innegraeve
Jef Innegraeve (1936, Brugge) leerde ik op een avond in april 1991 kennen tijdens een vernissage van een tentoonstelling met vier artiesten - drie van hen zijn helaas al overleden -: Miel Verlinde (1917-1992), een geboren tekenaar, Lieve Van Loo (1939-2001), Jef Innegraeves vrouw, een artieste met grote zin voor evenwicht, harmonie en verstilde innigheid, Johan Cools (1960), een aquarellist, en Koen Scherpereel (1961-1997), een jonge duivelskunstenaar die van vele ruiven at.
Innegraeve vertelde me toen dat hij als topograaf werkzaam was (dat zou hij 34 jaar lang blijven tot 1996) - landmeter, een leuk beroep, want altijd buiten in de natuur en in de provincie West-Vlaanderen - én dat hij beeldhouwde, ofschoon hij tussen 1949 en 1959 aan de Academie voor Schone Kunsten in Brugge en aan de Normaalschool in Gent alleen lessen in ‘tekenen, schilderen en architectuur’ had gevolgd. Sindsdien heb ik hem - ik kom vaak voorbij aan zijn huis in Assebroeks Zandtiende - nader leren kennen als een bedachtzaam man en vooral als een begaafd ambachtsman, niet uit op snel gewin of tijdelijk succes.
Als autodidact begon hij in de jaren zeventig te beeldhouwen, aanvankelijk in hout. Achteraan in zijn grote tuin in een geïmproviseerd atelier ontstaan sinds twintig, dertig jaar zijn beelden, zijn sculpturen. Soms groeien ze zomaar uit zijn hoofd, maar dikwijls maakt hij een rudimentaire tekening, een schets, noem het ‘een idee’ van het beeld dat komen moet. Het gebeurt ook dat hij eerst een ontwerp maakt in gips, een maquette op schaal, zodat hij zijn beeld ruimtelijk in zijn eenvoudigste vorm ziet, wat hij dan, Michelangelo achterna, verhoudingsgewijs overbrengt, omzet, vertaalt in een definitieve, al of niet vorstbestendige, creatie: in arduin, in diverse Franse steensoorten, in marmer - niet in graniet, dat vraagt weer andere beitels, hamers en vijlen -, en vooral in brons.
Vanaf de jaren tachtig toonde Innegraeve zijn werk aan de wereld, alleen, met zijn schilderende echtgenote, in groep en/of in de open lucht: in Brugge, natuurlijk, maar ook in Koekelare, Oostende, Waregem, Lissewege, Beernem, Veurne, Gits, Nieuwpoort, Blankenberge, Oudenburg en op andere plaatsen.
In Innegraeves beelden heerst grote orde. Vaak vertrekt hij van een rudimentaire en vaag-menselijke figuratie die abstraherend tot een nieuwe wezenheid wordt uitgewerkt. Zelden is het zijn bedoeling ‘mededelend’ te zijn. Anders gezegd: hij vertelt niet noodzakelijk een verhaal. Zijn sculpturen behoeven daarom weinig uitleg, zelden hebben ze een naam. Des te belangrijker zijn de vorm, op zijn beurt bestaande uit ‘elementen’ of ‘bewegingen’, het lijnenspel en een wisselend en vloeiend profiel dat niet tot symmetrie leidt. Deze kunstenaar lijkt te zweren bij ronde vormen, die zijn sculpturen een mysterieuze resonantie verlenen: weinig scherpe hoeken, geen rechte lijnen, naden, punten, holten en doorboringen mild afgerond. Scheppingen in twee-eenheid, even vloeiend tot elkaar staand, nu en dan tot hechte eenheid vastgegroeid: in harde, blauwe arduinsteen, in carrara of travertin, in brons die warmte uitstraalt, zoals het hoort, doch niet alles in een keer prijsgeeft.
■ ‘Najade, of waternimf, 2004’, brons van Jef Innegraeve
Beelden met een duidelijke presence, die opvallen door hun precieze afwerking en de perfectionistische toets, met grote eerbied voor de materie, de tekstuur, de afwisseling van ruw en glad, van bewerkt of niet, van licht en schaduw. Dwingende creaties met eigen existentie, groots en af in hun soms kleine, soms grotere verschijningsvorm.
Kortom, beeldhouwkunst van niveau, die een interieur of tuin blijvend verrijkt.
|LUC DECORTE|