Poëtisch bericht
Samenstelling Carl De Strycker
Gedichten voor deze rubriek kunnen digitaal worden aangeboden via carldestrycker@hotmail.com met vermelding van postadres en bank- of postrekening. Over de inzendingen wordt niet gecorrespondeerd.
Het moet weer anekdote worden
Het moet weer anekdote worden, niet hangen
blijven in gedachten uit en over. Verwoording
moet de voorvoeling van de eigen overspoeling
zijn zoals het zandkasteel zijn terugverlangen
is naar zee. Trek uit al die boeken met ellenlange
ontledingen van Holbeins beroemdste schildering
de lering dat wat werd verborgen juist de bedoeling
was, zoals je schedel eindig vertekend is met wangen:
zie gerust symboliek in een luit met gebroken snaar,
volg de lijn maar van de zon op een hemelglobe naar
een klein crucifix deels verscholen achter een gordijn,
concludeer dat het anderhalf millennium na 33 zal zijn,
exact, op Goede Vrijdag, om drie uur! Vergeet alleen
de maker niet die, zoals voor makers hoort, verdween
achter zijn paneel. Tien jaar later erfde kroost in Londen
terwijl in Bazel zijn vrouw en kinderen in de kou stonden.
Winterlandschap met bijenkorven
Ik kwam alleen elke dag thuis bij een jongen in onze straat
vanwege hun adventskalender, een of andere Anton Pieckplaat
ongetwijfeld, niet eens Avercamp, van een besneeuwd gehucht,
een krakeling als uithangbord voor de bakkerszaak, de lucht
van vrieskou en speculaas, er werd gesleed en op een vijver
werd geschaatst, bonte kraaien zochten naar dat of dit, ijver
klonk op uit de timmerwerkplaats, de schoenlapper ontstak
zijn olielamp, het karrenpaard at dampend uit zijn haverzak.
Van kitsch of Nietzsche wist ik nog niets, maar van de verdwijnziekte
was ik al gewis. In gindse bossen had voor een everzwijn
de hoorn geklonken, de imker drukte zijn oor tegen de korven
en hoorde niks, de herberg met het rode licht heette verdorven,
in de vijver was de slagerszoon 's zomers verdronken, eenmaal
open mochten de datumluikjes niet meer dicht. Een schandaal
was het dat de lente weer beginnen moest, maar met in me
mijn ijs van inzicht zou ik de bloeiendste olijfberg beklimmen.
Toen al moet ik hebben vermoed of zelfs geweten
dat biedermeier en dat er met verf wordt gesmeten
door een en hetzelfde angstzweet worden gedreven.
Tot de kerst ben ik de jongen zijn vriendje gebleven.