Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 59
(2010)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 370]
| |
Lamsgewijs
| |
[pagina 371]
| |
zonden der wereld’, beeld van Christus, die door zijn kruisdood de zonden van de mensheid op zich heeft genomen. Er bestaat onder exegeten enige onenigheid met betrekking tot de vraag of dat beeld zonder meer gelijk te schakelen is met het apocalyptische lam uit de Openbaring van Johannes. Maar in de context van dit gedicht lijkt de verwijzingen ernaar alleszins relevant. Op zeker moment is daar zelfs sprake van het lied van het lam: ‘Op de glazen zee stonden zij die het beest, zijn beeld en het getal van zijn naam hadden overwonnen. Ze hadden lieren om daarop te spelen voor God. Ze zongen het lied van Gods dienaar Mozes en het lied van het lam: “Groot en wonderbaarlijk zijn uw werken, Heer, onze God, Almachtige, [...]”’ (Openbaring 15:2). De overeenkomsten met het gedicht vallen op. De grote dingen, waarmee de ik op zijn wandelingen geconfronteerd werd, krijgen een transcendente, religieuze dimensie, uitdrukkelijker nog dan door de verwijzing naar de wolf van Gubbio, in het teken van de verlossing, de overwinning van het goede op het kwade. Het lied van het lam overwint de wolf, het beest. Dat tafereel van het zingende lam speelde zich af op een heel concrete, aardse plaats, de Chaussée Brunehaut. Die loopt iets ten westen van Edingen en wordt doorsneden door de taalgrens. Ten noorden daarvan heet hij Romeinsebaan en vormt daar zelfs de taalgrens. De verzen Een boogscheut achter Edingen
waar een geheim begint
van taal en tijd
krijgen, voor wie dat weet een heel nieuwe betekenis. De herkomst van de naam van de weg voegt daar nog een dimensie aan toe. Chaussée Brunehaut is de naam van de oude Romeinse heerbaan van Bavay naar Asse en verwijst naar de Visigotische prinses Brunhilde van Austrasië (534-613). Volgens een van de legenden rond haar was ze de vrouw van Caesar en wilde ze het werk van haar man afmaken door heerbanen aan te leggen. Verder zou haar rivaal Clotherius II haar gevangen hebben laten nemen. Hij liet haar zonder kleren drie dagen op een kameel binden en - omdat dat onvoldoende effect had - liet hij haar vervolgens met haar haren, een hand en een voet aan een wilde hengst binden. Een ‘geheim van taal en tijd’, het andere, het verborgene, waar wij geen vat op hebben, krijgt in het licht van deze lotgevallen van Brunhilde ook de dimensie van het gruwelijke. Vastgebonden aan de hengst werd zij uiteengerukt. De link naar het daarop volgende vers, ‘van vliezen nat en jong’, dat vooruitwijst naar de geboorte van het lam, vier verzen later, maakt de intertekstuele verwijzing nog betekenisvoller. Leven en dood delen hetzelfde geheim. Dàt die verwijzing relevant is wordt des te aannemelijker gemaakt door de archaïsche situering ‘een boogscheut achter Edingen’. Maar we waren bij het lam gebleven, meer bepaald een zwart lam. Mede op grond van de eerdere Bijbelse verwijzingen, niet enkel in dit gedicht maar in de hele bundel Korf en trogGa naar eind2, valt hier een allusie te lezen op het zwarte schaap (Gen. 30) en verder allicht ook de zondebok (Lev. 16). Hoe dan ook krijgt het beeld van het lam, dat al beladen was met de betekenissen van onschuld, verlossing en overwinning van het kwaad, hier nog de betekenissen bij van miskenning, verbanning en verstoting. Februari mag dan al wel een courante maand zijn voor de geboorte van lammeren, de beklemtoning van de kou en de winterse neerslag versterken nog het gevoel dat het lam in een onherbergzame, vijandige wereld terecht is gekomen. Vanaf het 14e vers komt dan de reactie van de ik ter sprake. Hij kijkt als het ware naar zichzelf, zoals hij daar staat, enerzijds versteend, anderzijds intens bewogen. In de lijn van de Bijbelse verwijzingen is het niet onmogelijk om in ‘gebeeldhouwd’ een verwijzing te lezen naar de vrouw van Lot, die veranderde in een zuil van zout (Gen. 19) omdat ze had omgekeken en zo getuige was geweest van de straf voor het kwaad, de vernieling van Sodom. In het licht van dat alles worden ook het ‘wenen’ en de ‘te vroege vrolijkheid’ duidelijker: het besef dat de onschuld te vroeg en met teveel illusies in de wereld geworpen is. In de slotverzen wordt dat nog versterkt door de lichte allusie op de geboorte van Christus in de stal van Bethlehem, zoals verhaald in het evangelie volgens Lucas en geromantiseerd in de legenden rond Sint-Franciscus. Op de wandelingen van ons klein leven valt er veel te beleven, tenminste voor wie zijn ogen openhoudt, voor wie gewapend met parate eruditie en vooral ook met verwondering in het leven staat. Een klein voorval, zoals de geboorte van een zwart lam, kan dan een van de grote dingen worden, waarin herinnering, geschiedenis, legende en geloof samenwerken om een ervaring op te roepen waarin kwaad en verlossing, leven en dood, verbijstering, droefheid en verrukking samenklonteren. In het gedicht is dat op de wijze van het lied. Het laatste woord is aan het lam dat zingt, ‘lamsgewijs’, met de wijsheid ervan, maar vooral gewoon, zoals lammeren dat doen. |
|