Hooglied
Gwy Mandelinck
Hubert van Herreweghen wordt al een paar decennia postklassiek genoemd. Dat pepert men ons handig in. Geen bezwaar. Hij is de dynamische hekkensluiter van het klassieke kwartet waartoe ook Jos de Haes, Anton van Wilderode en Christine d'Haen behoorden. Maar het lukt hem als negentiger nog een creatieve voet tegen dat hek te plaatsen.
Je ontdekt een superieure beheersing in zijn verzen. Toch neemt hij graag even gas terug. Geen andere Vlaamse dichter schikt, herschikt, ontwricht zijn verzen, zijn strofen zo speels tot vormen van typografie. Hij laat die verzen inkrimpen en weer
Een glas Bordeaux
dat kwelmt de droesem der gebeden,
de schimmen die ons ondervragen.
Al wat verkeerd liep rond de Middellandse Zee,
in Thule, voor wie verder reisden,
de stigma's, niet te wissen,
de dorsten die niet zijn te lessen,
de edelsmid die de vrouw verzon
nog voor mijn droom haar lende raakte
en haar van kostbare ertsen maakte
en bakte met bijbelse klei,
- de droom is weer zijn web aan 't weven,
uw oog, geliefde, hoogt de dronk -
de glasblazer, die met kristal
water en lucht vernederde,
de vogels en hun dunne taal,
en 't licht, het veelgevederde,
laat toveren in de bokaal,
de boer, die de wijnstok verpleegt
met die kornoeljehouten handen,
de voeten, die de trossen treden,
heffend en stampend in de maat,
dansen in 't glas een sarabande,
beheersen 't kwaad en er heerst vrede.
graag een robijnen roemer veegt,
twee brosse schedelschelpen,
gegroefd, geladen met verleden,
een avond op de diepe gloed,
het bloed van de geperste bessen,
dat de kristallen angsten draagt
en het verlangen varen laat,
uit: Korf en Trog. Een jaargang (1993)
uitwaaieren. Elke pagina is een grafisch uitgewerkte partituur.
‘Een glas Bordeaux’ heeft de magische glans van een postklassiek gedicht.
Doorheen de eerste verzen spookt een angstaanjagende demon. Er is leegte, er is gemis, er is ouderdom ‘Zware dagen’, dat zijn de sleutelwoorden. Er is een soort eindtijd op komst.
Is er dan verweer? Men kan vergeten, ‘al wat verkeerd liep’, waar ook ter wereld. Rond de Middellandse Zee. Daar golfde in vormen van ebbe en vloed de antieke cultuur. Men bezocht Perzië, die goudmijn van beschaving. En dan Pervijze, dat verloren dorp in de Westhoek. Wat zocht men daar?
Van Herreweghen haalt de wereld in huis, hij schrijft die naar zich toe; met enkele luttele verzen maakt hij een dwarsdoorsnede van de Westerse geschiedenis. De dichter kon nog verder reizen maar hij is reeds getekend door zijn dwaalwegen, door zijn vrees voor vluchtroutes en wat sporen achterliet noemt hij ‘stigma's, niet te wissen’.
Van vergeten schakelt de poëet over naar bezweren. Het glas wijn in de hand: het is een rite die kan helen. ‘We zien elkander aan’ dwars door de tranen heen. Je ver-