Belga
Herinneren jullie je Moussa nog? Die halve schooier?
Het maakte hem niks uit hoe hij eruit zag, als hij maar zijn sigaretje kon scoren, eender op welke manier, vaak schooide hij die bij de gasten die zich na het werk verzamelden in het winkeltje van Bou'Amr. En toen verdween hij van de ene dag op de andere. Niet dat hij gemist werd.
Tot er op een dag een kerel het winkeltje van Bou'Amr binnenwandelde, op het moment dat iedereen er zich weer na een zware werkdag had verzameld. Hij had een leren vestje aan en aan zijn voeten had hij een paar glimmende schoenen. Zijn haar golfde tot aan zijn schouders en zijn gezicht, je zou zweren dat het een volmaakt schilderij was. Maar wat ons het meest biologeerde was de manier waarop hij dat winkeltje binnenwandelde. Het leek alsof hij danste. Zonder te aarzelen stapte hij op ons af, met een grijns op zijn gezicht van oor tot oor en toen zagen we dat hij het was. Moussa de schooier was teruggekeerd uit Europa en ik zweer het, hij leek op een filmster.
Daarvoor had ik niet veel op met Europa. In mijn verbeelding was Europa Frankrijk. En als er één land was waar ik niet naartoe wilde gaan was het wel Frankrijk. In Oran had ik gezien hoe ze omgingen met Magrebijnen.
Eén jaar heb ik het daar uitgehouden. Zelfs diegenen die helemaal niets hadden om naar terug te keren hielden het op die grote boerderijen ginds na een tijd voor bekeken. De Fransen die waren niet te vertrouwen. Wij gingen naar Algerije en we dachten dat we zo het beste uit twee werelden hadden. We zouden naar Europa kunnen zonder ons continent of onze taal te moeten verlaten. En reken maar dat we er het beste hebben gezien, maar het slechtste had je daar ook en niet een klein beetje. Wat ik niet kon begrijpen was dat de echte Algerijnen, diegenen die niet blank van huid waren, dat die vaak nog veel erger waren dan de Fransen zelf. Het was alsof ze het gedrag van hun meesters niet alleen wilden nabootsen maar ook nog eens wilden overtreffen.
Op de laatste boerderij waar ik heb gewerkt hebben we eerst een week lang de boel platgelegd en het domein bezet alvorens we ons loon kregen. Dat was toen de druppel voor me, ik had mijn les wel geleerd en ik ben toen teruggekeerd om mijn eigen land te bewerken, als een vrij man.
En toen ik teruggekeerd was, hoorde ik verhalen van Fransen die in Marokko op zoek waren naar mankracht, ditmaal niet voor hun plantages in hun kolonie, maar nu wilden ze arbeiders helemaal naar Frankrijk overbrengen. De Algerijnen, die vertrouwden ze niet meer, die werden alsmaar opstandiger en daarom kwamen ze bij ons ronselen.
Naar het schijnt hadden die Fransen in Marokko een eigenaardige werkwijze om arbeiders te ronselen. Ik heb het zelf nooit gezien, alleen maar horen vertellen. Zo zouden ze telkens de jonge en sterke mannen van een paar dorpen verzamelen op een grote open veld. De mannen moesten hun bovenlichaam ontbloten en uren in de ziedende zon gaan staan, een man die het heeft gezien met zijn eigen ogen zei dat het leek alsof de dag des oordeels voor die mannen was aangebroken. Diegenen die niet bezweken kregen een groene stempel op hun borstkas, de toelating tot het paradijs dachten die sukkels.
Sommigen zouden als een klein kind gehuild hebben toen ze hun paspoort voor Frankrijk kregen. Later hoor je dan de verhalen waar die gasten uiteindelijk terechtkwamen. Een paradijs waar geen zonlicht scheen. Sommigen werden diep onder de grond gestopt, als beesten. Uitverkoren voor de hel.
Dan bleef ik nog liever op de olijfgaard, desnoods eet ik van de zon, maar ik zou me niet levend laten begraven door de Fransen.
Maar toen Moussa terugkeerde in de gedaante van een Egyptische fimster begon ik toch te twijfelen, ik dacht dat zijn stijl mij ook wel zou staan.
Uit ‘Belga’
Van Rachida Lamrabet
Toneeltekst in opdracht van 't Arsenaal.
Speellijst op www.tarsenaal.be