in Kortrijk. Barcelona begreep ook dat een stad nood heeft aan nieuwe iconen om zich te profileren. De zendmast van Norman Foster of de ‘Torre Agbar’ van Jean Nouvel zijn er de recente sterk beeldbepalende gebouwen.
Niet alles wat de mens schrijft is literatuur, niet alles wat de mens optrekt behoort tot de wereld van de bouwkunst. De grootste moot van de productie kunnen wij onderbrengen onder bouwkundige constructies, investeringen in onroerend goed om mensen te huisvesten of te laten werken. Het gaat om het produceren van kubieke meters ruimte die moeten beantwoorden aan de gestelde eisen van de opdrachtgever. Wat maakt een creatie tot het niveau van de bouwkunst? Het kan een tijdsgeest kristalliseren of de plaats zo innemen dat het een bijdrage betekent aan de omgeving. Een interessante ruimteontwikkeling kan op een bijzondere wijze het licht zichtbaar maken. Vergeet niet, de oorspronkelijke functies van een gebouw kunnen verdwijnen. Licht daarentegen is en blijft de partner van de architectuur. Interessante gebouwen komen niet enkel tot stand door talentvolle architecten en vakbekwame aannemers, maar stralen ook de ambitie uit van de bouwheer. Is er een verschil tussen een ‘bouwheer’ (of -vrouw) of ‘opdrachtgever’? De eerste betekenis bij Van Dale van ‘bouwheer’ is stichter, pas daarna opdrachtgever. De bouwheer geeft meer dan een opdracht, hij handelt vanuit een ambitie en beseft dat hij een grotere verantwoordelijkheid heeft dan het louter construeren. Er zijn politici en beleidsverantwoordelijken die deze ambitie hebben, die kansen creëren om tot een nieuw waardevol patrimonium te komen, ons toekomstig bouwkundig erfgoed.
In de loop der jaren heeft Kunsttijdschrift Vlaanderen regelmatig in diverse themanummers het accent gelegd op architectuur. Het hergebruik van industriële en religieuze gebouwen kwam aan bod en er verscheen zelfs een nummer met als onderwerp het ‘Nooit gebouwd Vlaanderen’. Projecten met ambitie ontwikkeld maar die omwille van verschillende factoren op papier bleven en verdwenen in archieven. Dit nummer sluit eerder aan bij een themanummer dat in 1975 verscheen. Het was meer dan een historisch nummer over Brugge, het gaf een beeld van de ambitie die deze stad toen toonde in Vlaanderen. Stadsvernieuwing, monumentenbeleid werd gezien als een hefboom voor een betere toekomst. Brugge nam toen een pionierspositie in, met een uitgesproken kijk op de toekomst. Dit nummer visualiseerde in de eerste plaats de ambitie van het beleid, van de politici en de ambtenaren. Paul Geerts legt in zijn bijdrage een accent op het openbaar groen. De zorg voor onze historische stadsparken, zoals in Oostende, maar ook de aanleg van nieuwe stadsparken is belangrijk. ‘Park Spoor Noord’ in Antwerpen was eens een groot spooremplacement en is omgeturnd tot groene stedelijke long op het niveau van de buurt en de stad. Ook Gent legde een nieuw stadspark aan in de nabijheid van het nieuw justitiegebouw. Tot slot belicht Geerts het eerste stadstuinenfestival ‘Secret Gardens’ dat in de zomer van 2009 plaatsvond op tien locaties in de binnenstad van Kortrijk.
Het realiseren van infrastructuurwerken werd tot vrij recent gezien als een loutere ingenieursopdracht. Bruggen, tunnels, sluizen werden berekend en gebouwd zonder rekening te houden met de impact op de omgeving. Veronique Boone geeft een aantal voorbeelden van de andere aanpak waarbij de inbreng van de Vlaamse Bouwmeester van cruciaal belang is geweest.
Het inplanten van grote publieke bouwwerken zoals stations, musea, hospitalen of justitiegebouwen werd in de 19de en de 20ste eeuw de katalysator van een stedelijke ontwikkeling. In haar tekst ‘Gerechtsgebouwen als stedelijke motor’ stelt Sarah Theerlynck vragen bij de bouw van het nieuwe justitiegebouw in Antwerpen en Gent.
Sommige uitzonderlijke bouwprojecten overstijgen de stedelijke ambitie. Gelukkig werd in Vlaanderen het crematoriumbeheer niet geprivatiseerd maar in handen gegeven van intercommunales. Een ambitieus beleid van de intercommunale gecombineerd met de inbreng van de Vlaamse Bouwmeester gaf een nieuwe richting aan dit type gebouw. Emmanuel Van Lierde schetst hoe de nieuwe crematoria in Sint-Niklaas, Leuven, Aalst en Kortrijk een mijlpaal betekenen in de ontwikkeling van dit niet-alledaagse gebouwentype.
Een toekomstgerichte architectuur zal veel meer ecologisch en duurzaam zijn. Het gaat om meer dan rationeel energiegebruik, ecologie gaat meer en meer het totale concept van het gebouw bepalen. Erik Rombaut belicht enkele voorbeelden die aantonen dat er in Vlaanderen door zowel privé-initiatieven als door de overheid inspanningen worden gedaan om de grote achterstand in te halen ten opzichte van bijvoorbeeld Duitsland of de Scandinavische landen. Toch blijft de vraag hoelang wij in Vlaanderen nog op een onverantwoorde wijze landbouwgrond blijven consumeren om vrijstaande villa's op te trekken. Compacter wonen is op zich reeds veel meer energiebesparend dan isolatienormen en andere maatregelen.
Nieuwe museumgebouwen worden vaak ingezet om een stad te profileren op de nationale en de internationale toeristische scène. Ongetwijfeld heeft het Bilbaoeffect een impact gehad om de culturele infrastructuur in te zetten als uitdrukking van een dynamisch beleid. Zelfs automerken, zoals BMW, Porsche en Mercedes bouwden de laatste jaren musea om te duiden dat er aan een economische activiteit ook een aspect van cultuur en vormgeving is verbonden. In 2010 gaan in Vlaanderen twee musea open, het MAS in Antwerpen en het STAM in Gent. Dit jaar kan het publiek kennis maken met twee musea sites die aanzienlijk zijn uitgebreid met een nieuwbouw: het Gallo-Romeins museum in Tongeren en het museum Vander Kelen-Mertens in Leuven (vanaf nu M-Leuven). Marc Dubois geeft een aantal bedenkingen bij de twee renovaties en uitbreidingen gelegen midden een oud stedelijk weefsel.
De meeste steden in Vlaanderen doen