Kortrijk tijdens de vierde eeuw
Philippe Despriet
In de Notitia Dignitatum treffen we de vermelding aan van een eenheid van het leger te velde, de Cortoriacenses. Tot 1990 bleef grootschalige archeologische bevestiging uit. Op een totaal van 147 geïnventariseerde vondstmeldingen hadden er maar 22 op de laat-Romeinse tijd betrekking; samen verwijzen ze naar 22 vindplaatsen, w.o. sommige met vondsten in verplaatste toestand. Na kritisch onderzoek blijken ze zich te beperken tot een zone - omschreven door Raimond Brulet in zijn studie over Noord-Gallië in de laat-Romeinse tijd: een naar de Leie afhellend zandlemig terrein, palend aan de Leie en een beekmonding in die rivier. Een studie van het vondstenmateriaal door Marc Rogge wees uit dat ook na het einde van de Romeinse aanwezigheid de bewoning nog enige tijd verder ging. Van 1990 tot 2008 werd in Kortrijk door de Archeologische Stichting voor Zuid-West-Vlaanderen de Franse dwangburcht van 1297-1302 opgegraven. De vijftig zorgvuldig bestudeerde sleuven met fijnzeven van de uitgegraven aarde leverde een schat aan vierde-eeuwse vondsten op, die duidelijk maken dat de antieke nederzetting van de eerste-derde eeuw grotendeels verlaten werd en naar het westen verplaatste waar Brulet ze had aangetoond.
Het is duidelijk dat er inzake de kennis van het vierde-eeuwse Cortoriacum grote vooruitgang geboekt werd.
Kennen we al de naam van een militaire eenheid, genoemd naar of gelicht in die nederzetting, dan kunnen we die thans ook topografisch situeren met een muur (1970-1971) en een gracht, resten in situ bij de O.-L.-Vrouwekerk (2002), het puin van een badgebouw (1990-2008) en dateerbare munt- en aardewerkvondsten tot in het begin van de vijfde eeuw na Chr.
Twee structuren met ingegraven bodem, gedeeltelijk verstoord door de bouw van de O.-L.-Vrouwekerk (ca. 1250) wezen in 2002 op een hoge frequentie van varkensbeenderen, wellicht te situeren in een militaire context. Veertig meter verder werd een tweede
■ Detail uit de Notitia dignitatum (Oxford, Bodleian Library). Links Quartensis, rechts Portus Aepatiacvs
■ Kortrijk, onderzoek Begijnhof 2000. Vierde-eeuwse terra sigillatascherf uit het Argonnengebied.
vierde-eeuwse structuur verstoord door het grafveld van 1203-1784.
De bestudeerde zone ligt bedekt met het puin van een badgebouw, uitgerust met hypocaustum en voorzien van wandfresco's. De bijgevonden verzameling munten omvat een 80-tal stukken, te beginnen met Valerianus II (253-260) en Noord-Gallische stralenkroonimitaties van ca. 275-300, mogelijk nog tot ca. 320-330 na Chr. Het hoofdbestanddeel bestaat uit munten van Constantinus I (307-313) tot en met een viertal Aes-4 types uit de periode 388-402 (Victoria auggg, en Salus reipublica). Ook het ceramische vondstenmateriaal biedt aanknopingspunten.
■ Kortrijk, opgraving Franse voorburcht 2001. Doorsnede van een vierde-eewse kuil, oversneden door het kerkgebouw omstreeks 1250.
De radgestempelde terra sigillatavorm Chenet 320 uit het Argonnengebied is vertegenwoordigd door de groepen Hübener 2 (330/365) tot en met 6 (380/420). De door Wim Dijkman verbeterde datum geeft als datering resp. 320/400 en 320/450 na Chr.