[nummer 319]
Goed voor druk
Patrick Auwelaert & Geert Swaenepoel
Drukgrafiek, ook wel ‘prentkunst’ genoemd, bestaat in het Westen al ongeveer zeshonderd jaar. Het is de kunst van het vermenigvuldigen van afbeeldingen op papier: ars multiplicata. Met de uitvinding van de boekdrukkunst, rond 1450, neemt de discipline een hoge vlucht en ontstaat de geschiedenis van de grafische kunst.
Vermenigvuldiging van afbeeldingen bekomt men via drie procedés: hoogdruk, vlakdruk en diepdruk, waarvoor telkens een andere soort pers vereist is. Met elk van die procedés zijn verschillende technieken mogelijk: houtsnede, houtgravure, linoleumsnede, zeefdruk, lithografie, kopergravure, ets, aquatint et cetera. Soms combineert de graficus onderling afwijkende procedés en technieken om tot een vooraf bepaald of verwacht resultaat te komen. De graficus is daarbij tegelijk kunstenaar en ambachtsman.
Vanaf de twintigste eeuw komt de vrije grafiek in een stroomversnelling terecht en kent het medium steeds meer bijval. De populariteit die de zeefdruk kent na de Tweede Wereldoorlog spreekt wat dat betreft boekdelen. Drukgrafiek zorgde voor een democratisering van de moderne en hedendaagse kunst, die zo bereikbaar werd voor een jong en minder kapitaalkrachtig publiek.
De hierboven vernoemde procedés en technieken behoren tot het domein van de ‘klassieke grafische kunst’, die binnen het actuele kunstveld in toenemende mate aan belang inboet alleen al omdat het medium te veel geassocieerd wordt met het louter ambachtelijke. Tegenwoordig zijn er echter steeds meer (vooral jonge) kunstenaars die vrije grafiek maken met behulp van digitale middelen. Die ‘informatisering gaf aanleiding tot het ontstaan van een brede waaier aan nieuwe mogelijkheden. Web-art, computeranimatie, video-stills zijn nieuwe vormen van kunst met een sterke grafische dimensie.’ (Prof. Dr. G. De Brabander, Een decennium grafiek in Vlaanderen: de VIZO verzameling, Toohcsmi Uitgevers, Gent, 2004, p. 6)
Computergrafiek, fotografie en offsetdruk integreerden zich zo mettertijd in het domein van de vrije grafiek en zijn er vandaag niet meer uit weg te denken. Het op de omslag van dit themanummer afgedrukte werk van Nick Ervinck, een ‘C-print’ (computerprint), tot stand gekomen met behulp van 3D-software, is daar een schitterend voorbeeld van. In veel gevallen leidt deze digitalisering van een eeuwenoud medium dan ook tot een nieuwe, interessantere beeldtaal, die tal van perspectieven opent voor de toekomst van de vrije grafiek. Maar ook daar waar grafici gebruikmaken van een combinatie van klassieke grafische technieken met digitale technieken en/of mixed media, ontstaan er vaak verrassende resultaten.
Dankzij de digitale revolutie wint drukgrafiek vandaag opnieuw meer terrein en wordt het niet langer als een achterhaald medium beschouwd. Dat neemt niet weg dat drukgrafiek in Vlaanderen nog steeds met tal van vooroordelen af te rekenen heeft en dat het voor sommige grafici knokken blijft om met hun prenten aan de bak te komen - een probleem dat zich vooral voordoet bij kunstenaars die uitsluitend met deze discipline bezig zijn.
In dit themanummer proberen wij een beeld te schetsen van de hedendaagse drukgrafiek in Vlaanderen. De klemtoon ligt daarbij vooral op de jonge generatie grafici: enerzijds grafici die kortgeleden afstudeerden of hun studies nog voltooien, anderzijds grafici die op het ogenblik van verschijnen van dit themanummer maximum veertig jaar oud zijn en al een langere artistieke weg aflegden.
Omdat wij niet wilden voorbijgaan aan de oudere generatie, die tenslotte vaak de leermeesters waren of zijn van de jongeren, brengen we daarnaast ook een portret van Veerle Rooms, de ‘leading lady’ van de Vlaamse drukgrafiek.
Daarbij aansluitend willen we met dit themanummer enkele aspecten van het ‘grafische leven’ in Vlaanderen in kaart brengen. Zo belichten we bijvoorbeeld de werking van het Frans Masereel Centrum in Kasterlee, waar sinds de opening in 1972 talrijke Vlaamse grafici werkten en ervaring opdeden. In twee aparte bijdragen buigen we ons daarnaast over enkele meester-drukkers die mee het gezicht van de Vlaamse drukgrafiek hielpen bepalen: Roger Vandaele, Roger Van Akelijen en Rudolf Broulim.
Een eerder technische bijdrage behandelt de overal opkomende techniek van het etsen op niet-toxische basis. Een belangrijke ontwikkeling, want minder schadelijk voor mens en milieu.
Een buitenbeentje in dit themanummer, ten slotte, is een bijdrage over ‘drukwerk in de marge en ander hemelsoets: het bibliofiele boek in Vlaanderen na 2000’. Een belangwekkende bijdrage, omdat ze een compleet overzicht geeft van al wie in Vlaanderen bibliofiele boeken drukt en uitgeeft. En zoals elke rechtgeaarde bibliofiel weet, vormen tekst en grafiek in dergelijke uitgaven vaak een harmonieus geheel.
Zonder volledigheid na te streven of te willen beweren dat de in volgende bijdragen voorgestelde kunstenaars de meest talentvolle van hun generatie zijn, hopen we met dit themanummer over hedendaagse drukgrafiek in Vlaanderen een leemte op te vullen en er mee toe bij te dragen dat een lang miskend medium opnieuw de aandacht krijgt die het verdient.