Aanwinsten 1977-2005
De Finse industrieel Paavo Helkama (1916-1977), mede-oprichter van de Finse exlibrisvereniging, heeft zijn verzameling exlibris vlak voor zijn dood in 1977 aan het museum geschonken. Deze 4900 twintigste-eeuwse Finse exlibris, met voorbeelden uit andere regio's, zoals Amerika, zijn vergezeld van een volledige documentatie. De collectie is grotendeels gebaseerd op die van Laura Karjalainen (2500 bladen, aangekocht door Helkama in 1969).
De 8790 bladen die werden bijeengebracht door architect Ir. H.G.J. Schelling (1888-1978) zijn voornamelijk twintigste-eeuwse Tsjechische en Slowaakse exlibris (circa tweederde van de collectie) en verder Nederlandse exlibris en gelegenheidsgrafiek, zoals nieuwjaarswensen. Deze aanwinst was de eerste collectie exlibris die niet als geschenk binnenkwam, maar in 1978 als doelgerichte aankoop werd verworven voor een substantieel bedrag.
Enkele jaren later, in 1981, kreeg het museum de verzameling exlibris met documentatie en naslagwerken van Johan J. Schwencke (1887-1981) als legaat ten geschenke, voornamelijk Nederlandse twintigste-eeuwse en West-Europese exlibris. Deze collectie bracht de exlibrisverzameling van Meermanno op een hoger plan en bestond uit circa 18.000 bladen, waarvan 2000 varianten, 1200 proefdrukken en 370 schetsen. De collectie was voor de verzamelaar de basis voor een lange reeks publicaties over exlibris geweest en weerspiegelt de Nederlandse verzamelgeschiedenis van de twintigste eeuw aangezien Schwencke in 1932 met Eugène Strens mede-oprichter was van de eerste Nederlandse exlibrisvereniging.
In 1981 legateerde kunstenares Jeanne Bieruma Oosting (1898-1995) haar collectie aan het museum, in 1984 werden de 2000 bladen in het museum ondergebracht en sinds 1995 zijn ze bezit van het museum. De verzameling bevat vooral exlibris uit Nederland, met voorbeelden uit andere Europese landen, zoals Duitsland, Zweden, België, Italië en Rusland.
De verzameling exlibris van Jan Batterman (1909-1999) werd door hem in 1989 geschonken: 1500 bladen van Battermans eigen exlibris, waarvan 85 proefdrukken, 265 gelegenheidsgrafiek en 100 bladen vrije grafiek, met schetsen en proefdrukken.
Een spectaculaire aankoop in 1995 betrof de collectie van Ir. Eugène L.C.M. Strens (1899-1980), die met meer dan 130.000 bladen niet alleen buitengewoon omvangrijk, maar ook van hoge kwaliteit is. Het was destijds de belangrijkste particuliere verzameling in Nederland. De sterkte van de collectie ligt vooral in de oude bladen (3200, voornamelijk Engels), koninklijke exlibris (151 bladen, uniek voor Europa), Nederlandse exlibris (bijvoorbeeld het complete werk van Maurits Escher en Willem J. Rozendaal), Belgische bladen (Tytgat, Rops), Franse bladen (Cocteau, Laboureur) en bladen uit Tsjechië, Slowakije en de Verenigde Staten. Uniek in de wereld is het Duitse materiaal, vooral uit de periode 1890-1937, met het nagenoeg volledige oeuvre van kunstenaars als Emil Orlik, Max Klinger, Franz Marc, ets- en koperplaten, originele tekeningen, schetsen en ontwerpen en houtblokken. Bij de collectie bevindt zich uitgebreide documentatie waaronder correspondentie tussen diverse kunstenaars en een grote bibliotheek.
Die collectie is op zich al een verzameling van verzamelingen en incorporeert de collectie buitenlandse bladen van antiquaar J.B.J. Kerling (gekocht in 1930) en de collectie van P.J. Burgersdijk (5000 bladen) (aankoop 1929). Ook de collecties van Barend van den Kieboom (1929), Sassen (ca. 1930), Hanns Heeren (30.000 bladen, 1931) werden door hem gekocht, waarmee hij destijds al
Afbeelding 58
Publicatie over de collectie Jansen Ebing (IEC)
50.000 bladen bijeenbracht. In 1932 volgde een tweede collectie Heeren (2650 bladen) en andere internationale collecties: Fritz Fricke, Paul Voigt (6555 bladen, 1932), D. Lacroix (Franse bladen, waaronder 1000 oude bladen). Strens kende vele invloedrijke kunstenaars persoonlijk en wist hierdoor heel bijzondere bladen, voorstudies, proefdrukken en dergelijke te verwerven. In 1932 was Strens met Schwencke oprichter van de eerste Nederlandse exlibrisvereniging. Na de Tweede Wereldoorlog verzamelde Strens minder systematisch. De collectie werd in 1992 aangeboden aan Meermanno, in 1993 werd voor de fondsenwerving de Stichting Exlibriscentrum opgericht, de officiële overdracht vond plaats in 1995.
Leken de particuliere collecties daarmee uitgeput, in 1995 werd dit ontkracht door een nieuwe schenking. De collectie exlibris van uitgever Johan H.A. Jansen (1913-1992) en zijn vrouw vertaalster Hillegonde Jansen-Ebing werd als legaat toegezegd in 1970, de uiteindelijke overdracht werd in 2001 geregeld. Hiermee kwamen opnieuw 80.000 bladen en 800 naslagwerken in Meermanno, vooral Europese exlibris met de nadruk op het oude exlibris. Speciaal verzamelde thema's zijn koninklijke exlibris, Don Quichot en Tijl Uilenspiegel. Goed vertegenwoordigd zijn vroege Duitse exlibris uit de periode 1490-1600, oude Engelse exlibris uit de periode 1600-1880, Europese exlibris uit de nieuwe kunsttijd (1895-1925) en exlibris uit Tsjechië