Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 55
(2006)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 303]
| |
Een overzicht van Nederlandse exlibriskunstenaars in de periode 1890-2000
| |
Periode 1890-1930In het allereerste boek over Nederlandse exlibriskunstenaars van Vorsterman van OyenGa naar eind(1) wordt een alfabetisch overzicht gegeven van die kunstenaars met daarbij een zeer beknopte biografie alsmede een vermelding van door hen gemaakte boekmerken. Vele door Vorsterman van Oyen in 1919 vermelde personen zijn intussen volkomen in de vergetelheid geraakt. Wie kent immers nog Anna Sipkema of Petrus Kooger? Eind 19de eeuw maakten slechts enkele gerenommeerde kunstenaars verschillende exlibris. Ik denk dan aan Willem Brouwer, Antoon Derkinderen en Theo van Hoytema. In 1898 maakte Brouwer een fraai in hout gesneden boekmerk voor Aug. Sassen. Momenteel is Brouwer nog bekend om zijn aardewerkproducten. Het is met name Theo van Hoytema geweest die zich gedurende zijn gehele werkzame leven heeft beziggehouden met verschillende vormen van toegepaste grafiek. Hij werd vooral bekend door zijn gelithografeerde prentboeken en kalenderbladen. Daarbij toonde hij een uitgesproken voorliefde voor de natuur en voor het vogelrijk in het bijzonder. Naast de toegepaste grafiek vervaardigde van Hoytema schilderijen, aquarellen en wandschilderingen. Ook heeft hij decors voor aardewerk ontworpen en meubels met snijwerk versierdGa naar eind(2). Een kenmerkend exlibris van van Hoytema betreft het boekmerk uit 1896 voor zijn echtgenote Tine (afb. 49). Het illustreert tevens de vernieuwing die zich eind 19de eeuw in de toegepaste kunst in Nederland voltrokken had. Deze vernieuwing werd aangeduid met de term ‘Nieuwe Kunst’, de Nederlandse variant van de Art Nouveau. Ook op exlibris van Willem Brouwer en Antoon Derkinderen zijn bepalende kenmerken van deze Nederlandse variant van de Art Nouveau aanwezig, zoals de sierlijk gebogen lijnen, de afbeelding van natuurtaferelen en het streng gestileerde, symmetrische en geometrische
Afbeelding 48
Antoon Derkinderen voor DKB (Derkinderen-Besier), lijncliché, 1894 (IEC) karakter van de voorstelling. Een treffend voorbeeld daarvan is het door Derkinderen getekende exlibris met monogram DKB (Derkinderen-Besier) (afb. 48). Derkinderen werd door de architect H.P. Berlage aangezocht om wandschilderingen te maken voor de Koopmanbeurs te Amsterdam. Ook in het stadhuis van 's-Hertogenbosch bracht hij wandschilderingen aan. Van 1907 tot 1925 vervulde hij de functie van directeur aan de Rijksacademie voor Beeldende Kunsten te Amsterdam. Verwant aan zijn boekmerken waren de boekdecoraties die hij verzorgde voor o.a. Vondels ‘Gijsbrecht van Amstel’. Na deze aanvangsperiode neemt het aantal kunstenaars dat exlibris vervaardigt gestaag toe, waardoor het ook moeilijker wordt om tot een afgewogen selectie te komen. Het volgende kan dan ook niet anders dan een zeer persoonlijke selectie zijn. Om verschillende redenen vang ik aan met het werk van Richard Roland Holst en Chris Lebeau. Bij beiden is op een enkel boekmerk nog de invloed merkbaar van de ‘Nieuwe Kunst’. Beiden hebben een voor die | |
[pagina 304]
| |
tijd respectabel aantal exlibris gemaakt en beiden zijn enorm veelzijdig, niet enkel op het gebied van de toegepaste grafiek maar ook daarbuiten. Roland Holst maakte, evenals Derkinderen, muurschilderingen voor de Amsterdamse Koopmanbeurs. Ook vervaardigde hij affiches, toneeldecors en glas-in-loodramen voor het Amsterdamse stadhuis. Van 1918 tot 1934 was hij verbonden aan de Rijksacademie voor Beeldende Kunsten te Amsterdam, eerst als leraar, door Derkinderen aangesteld, en de laatste acht jaar als directeur. Roland Holst, een welgestelde zoon van een fabrikant, was zoals verscheidene bekende kunstenaars uit die periode sociaal bewogen. Hij wilde de kunst als het ware democratiseren en toegankelijk maken voor alle lagen van de bevolking. Deze opvatting over kunst als gemeenschapskunst maakte furore in progressieve, artistieke kringen. Ook van Hoytema sympathiseerde met deze beweging. Het bekendste exlibris van de hand van Roland
Afbeelding 49
Theo van Hoytema voor Tine v.H. (echtgenote), lithografie, 1896 (verz. H. van Buul)
Afbeelding 50
Chris Lebeau voor hemzelf, houtgravure, 1927 (verz. H. van Buul) Holst is het gelithografeerde boekmerk voor zijn neef, de dichter Adriaan Roland Holst. Evenzeer sociaal geëngageerd was Chris Lebeau. Hij kwam echter uit een heel ander milieu dan Roland Holst en hij typeerde zichzelf als ‘kind van het proletariaat’Ga naar eind(3). Op het gebied van de batikkunst was hij in Nederland de belangrijkste vertegenwoordiger. Er zijn van hem meer dan 100 batikwerken bekend. Voor de linnenfabriek van Van Dissel te Eindhoven ontwierp hij tal van dessins voor damasten tafelgoed. De grootste bekendheid verwierf Lebeau echter als ontwerper en vormgever van glas, onder meer voor de glasfabriek Leerdam. Ook in zijn grafiek, zijn olieverfschilderijen, zijn glas-in-loodramen en zijn muurschilderingen bereikte hij een hoge graad van technische perfectie. Lebeau was een eigenzinnige duivelskunstenaar, een anarchist met ascetische principes. Zijn exlibrisoeuvre laat zich moeilijk vangen in één bepaalde stijl. De kenmerken van de ‘Nieuwe Kunst’ zijn nog volop aanwezig in het boekmerk voor J. van Kerkhoven. Later maakte hij prachtige, gestileerde exlibris voor o.a. A.F. Mirande en Dr. Joh. Tuyt. Het afgebeelde exlibris uit 1927 (afb. 50) toont de kunstenaar zelf die blootsvoets in sandalen erop uittrekt met onder meer teken- en schildergerei. Twee vrouwelijk kunstenaressen uit deze vroege exlibrisperiode mogen hier evenmin onvermeld blijven. Het zijn Roline Wichers Wierdsma en Debora Duyvis. De uitgever A.A.M. Stols bracht in 1927 de eerste map uit in de reeks ‘Het Nederlandsche Ex-Libris’. Deze map bevatte 30 boekmerken uitgevoerd naar tekeningen van de kunstenares Wichers Wierdsma. In zijn voorwoord schreef Johan Schwencke: ‘Verschillende van hare ontwerpen dragen voor een goed deel een typografisch karakter. Voornamelijk in die van heraldischen aard gaf ze aan den naam een eereplaats in een meestal zuiveren lettervorm en ook in de overige bieden de woorden een rustig decorum’Ga naar eind(4). Het werk van Debora Duyvis is van geheel andere aard. Haar eerste exlibris uit 1916 was al meteen een prachtig in koper gegraveerd boekmerk voor Mr. H.J. Boelen waarop een Javaan, leunend tegen een boomstam, zicht heeft op de vulkaan Smeroe. Meest bekend zijn wellicht de twee exlibris die zij met de burijn in 1923 graveerde voor de schrijfster Marie van Zeggelen. Zowel Debora Duyvis als de eerder genoemde Chris Lebeau zijn ook nog na 1930 noemenswaardig productief geweest. Zo graveerde Lebeau zijn twee laatste, onvoltooide, boekmerken waarschijnlijk kort voordat hij door de Duitsers in 1943 gevangen genomen werd wegens hulp aan Joodse landgenoten. | |
Periode 1930-1970Mede door de talloze publicaties van Johan Schwencke en de oprichting door Schwencke en Strens van een exlibrisvereniging die vooral bekend werd als de Nederlandse Exlibris Kring, kon het maken en verzamelen van boekmerken in korte tijd ongemeen populair worden. Tal van kunstenaars kregen opdrachten voor het vervaardigen van een passend eigendomsmerk. Onder hen zijn veel kunstenaars die ook nu nog door velen gekend zijn. Wie kent immers de namen niet van o.a. Fokko Mees, Johan van Hell, Engelien Reitsma Valença, Anton Pieck, Charles Eyck, Jeanne Bieruma Oosting, Mauk Escher, Nico Bulder, Willem Rozendaal, Fré Cohen, Hub Levigne, Pam Rueter, Dirk van Gelder, Jan Batterman en Thijs Mauve? Enkele hier niet vermelde grafici die ook na 1970 talrijke exlibris maakten, worden in het volgende hoofdstukje besproken. Er zijn uiteraard ook grafici die zowel vóór als ná 1930 actief zijn geweest. Ik noemde eerder al Lebeau en Duyvis en | |
[pagina 305]
| |
Afbeelding 51
Pam Rueter voor Henk van Buul, houtgravure, 1976 (IEC) hetzelfde geldt ook voor Johan van Hell en Jeanne Bieruma Oosting. Voor zover bekend maakte van Hell ca. 18 exlibris vóór 1930 en ongeveer 9 ná 1930 terwijl van een viertal boekmerken het jaar van ontstaan onbekend is. In de reeds genoemde reeks Het Nederlandsche Ex-Libris werden in de tweede, door Stols in 1928 uitgegeven map, 12 houtsneden van van Hell opgenomen. Deze was een waar dubbeltalent. Behalve beeldend kunstenaar was van Hell ook musicus en als zodanig verbonden aan het Concertgebouworkest dat in die tijd onder leiding stond van de befaamde dirigent Willem Mengelberg. In zijn schilderijen en vrije grafiek bereikte hij een zeer hoog niveau, hetgeen niet in die mate gold voor zijn boekmerken. De exlibrisproductie van Jeanne Bieruma Oosting begon ook reeds vóór 1930, maar het zwaartepunt van haar oeuvre ligt toch in de jaren daarna. In de reeks Het Nederlandsche Ex-Libris werden drie mappen gewijd aan de exlibris van haar, resp. de map IV uit 1929 met 30 exlibris, map VII uit 1934 met eveneens 30 exlibris en map IX uit 1950 met 50 boekmerken. Haar werk en dat van de eerder besproken Roline Wichers Wierdsma toonde aan dat ook een geclicheerde pentekening als een exlibris zeer geslaagd kon zijn. Momenteel is Bieruma Oosting onder een breed publiek vooral bekend als schilderes. De primus inter pares onder de exlibriskunstenaars in de periode 1930-1970 en ook nog daarna is zonder enige twijfel Pam Rueter. Zijn opus 1 stamt uit 1928 en zijn laatste boekmerk, opus 1064, graveerde hij in 1998. Pam Rueter was afkomstig uit een artistiek milieu. Zijn vader, Georg Rueter, was een begaafd schilder en graficus die zelf ook meer dan 60 exlibris gemaakt heeft. Ter illustratie van de kunde van Pam moge het exlibris dienen dat hij voor mij in 1976 graveerde (afb. 51). Vanuit de opdracht om een boekmerk te maken dat zou verwijzen naar mijn geboorteplaats Valkenswaard graveerde hij een valk omgeven door dennentakken. Het is daarbij wonderlijk dat de uiterst fijn gegraveerde lijntjes een zó krachtig beeld kunnen oproepen op een zó klein oppervlak. Rueter was dienend aan de opdrachtgever zonder dat dit ten koste ging van zijn fantasie, creativiteit en stijl. Het is daarom niet verwonderlijk dat Rueter ook zeer actief is geweest op andere gebieden van de toegepaste grafische kunst. In de inleiding van het boek ‘Werk van Pam Rueter’Ga naar eind(5), typeerde Jeanne Bieruma Oosting de veelzijdigheid van Pam Rueter als volgt: ‘Pam zie ik als een drie-eenheid: zijn priesterschap, zijn talent als acteur en zijn grafisch werk, dus wijsheid, humor en ernst’. De meest bekende kunstenaars uit de periode 1930-1970 hebben met elkaar gemeen dat zij zwart-wit gravures maakten. Daarbij waren beeld en vormgeving traditioneel van aard. De vernieuwingen die zich op andere terreinen van de kunst manifesteerden, gingen grotendeels aan hen voorbij. Het sociaal-democratisch idealisme uit de periode 1890-1930 speelde geen rol van betekenis meer. Ook waren er nog maar weinig grafici die op nagenoeg alle gebieden van de toegepaste kunst hun stempel drukten. De kunstenaars ná 1930 zijn over het algemeen wel op diverse terreinen van de grafische kunst actief geweest, hetzij scheppend, hetzij docerend. Zo is Mauk Escher vooral door zijn vrije grafiek wereldberoemd geworden. Zijn exlibris zijn minder dan zijn gelegenheidsgrafiek voor Asselbergs en Strens kenmerkend voor zijn stijl. Willem Rozendaal was in zekere mate nog wel een veelzijdig kunstenaar die onder meer bekendheid kreeg door zijn glas en aardewerk dat hij met name voor de Kristalunie en de Sfynx in Maastricht ontwierp. En ook bij Rozendaal komt zijn grafisch kunnen meer
Afbeelding 52
Dirk van Gelder voor Johan Schwencke, houtgravure, 1941 (IEC) nog in de gelegenheidsgrafiek dan in zijn exlibris tot uiting. Vooral de nieuwjaarswensen voor Strens zijn juweeltjes. Als docent aan de Academie voor Beeldende Kunsten te Den Haag was hij een markante en bevlogen inspirator van aankomende grafici. Aan diezelfde academie was de tekenaar-graficus Dirk van Gelder als docent verbonden. Van Gelder heeft ragfijne exlibris gemaakt waaruit veelal zijn liefde voor de natuur spreekt. De Belgische xylograaf Gerard Gaudaen schreef over van Gelder: ‘Twee dingen zijn mij in het werk van Van Gelder steeds blijven boeien. Ten eerste: zijn ongelooflijke opmerkingsgeest, de studie van de natuur en zijn zin voor het detail... Ten tweede:... de integratie van de tekst in de gravure’Ga naar eind(6). Het afgebeelde exlibris voor Johan Schwencke (afb. 52) is een houtgravure terwijl van Gelder ook geëtste en gelithografeerde boekmerken heeft gemaakt. De exlibris van van Gelder worden gekenmerkt door beheerste intensiteit en ingetogenheid. Deze kenmerken zijn ook terug te vinden in het exlibrisoeuvre van Nico Bulder, die evenals van Gelder veel motieven uit de natuur verwerkte in zijn composities. Bulder nam exlibrisopdrachten zeer serieus. Hij werkte met volledige inzet en overgave aan de puzzel om de soms onmogelijke eisen van de opdrachtgevers te combineren met de eisen die hij zichzelf stelde qua vormgeving, beeld en typografie. Zoals Rozendaal en van Gelder | |
[pagina 306]
| |
was ook Bulder als docent verbonden aan een kunstacademie. Achttien jaar lang doceerde hij aan de Minerva Academie te Groningen. In schril contrast met de zwart-wit gravures van prominente exlibriskunstenaars zoals Rueter, van Gelder en Bulder, staat de expressieve en onbevangen dynamiek die spreekt uit een aantal boekmerken van Jan Batterman. De drie kleuren linoleumsnede uit 1958 voor Willy Batterman (afb. 53) is daar een voorbeeld van. Ook heeft Batterman, die
Afbeelding 53
Jan Batterman voor Willy Batterman, linosnede, 1958 (verz. H. van Buul)
Afbeelding 54
Lou Strik voor Wilhelm Wiszkocsil, kopergravure, 1993 (verz. H. van Buul) voor alles schilder was, enkele kleurrijke abstracte boekmerken gemaakt. Batterman brak met het traditionele, figuratieve zwart-wit exlibris uit deze periode. Dat is nog wel terug te zien in de kopergravures van Engelien Reitsma Valença. Evenals Debora Duyvis werd de techniek van het graveren in koper haar bijgebracht door Prof. P. Dupond en Prof. J.J. Aarts. De meeste exlibris van Reitsma Valença komen tot stand tussen 1940 en 1970. Haar laatste boekmerk, ook een kopergravure, werd in 1976 gemaakt voor de toenmalige verzamelaarster Agatha Heeren. Naast het graveren van exlibris schilderde Reitsma Valença o.a. portretten. Tevens ontwierp en graveerde zij postzegels. Eind jaren '60 verflauwde de belangstelling voor de exlibriskunst. Met ingang van 1 januari 1966 moest de Nederlandse Exlibris Kring alle activiteiten staken wegens teruglopend ledental. Grafici die ook vóór 1970 actief waren, moesten nu het exlibrisvuur brandend houden. | |
Periode 1970-2000Niet alleen Pam Rueter maar ook gerespecteerde grafici zoals Lou Strik, Wim Zwiers en Cees Andriessen hebben een brug geslagen tussen verleden en heden. Het eerste exlibris van Strik dateert uit 1956 terwijl zijn laatste opusnummer 263 in 2000 tot stand kwam. In het rijk geïllustreerde boek ‘Lou Strik Prentenmaker’Ga naar eind(7) schrijft Wim Crouwel in zijn voorwoord het volgende over Strik: ‘Zijn oeuvre heeft zich geleidelijk ontwikkeld van een, bij een sociale traditie aansluitende, geëngageerde expressionistische wijze van uitdrukken naar een surreëlere kijk op de wereld’. Een aantal van zijn boekmerken | |
[pagina 307]
| |
Afbeelding 55
Wim Zwiers voor Pim Zwiers, CGD, 1999 (verz. H. van Buul) zijn zó fantasierijk en zó druk bewoond en gedetailleerd dat de volle rijkdom ervan zich enkel laat ontsluiten met een vergrootglas (afb. 54). Eerder dan Strik legde Zwiers zich toe op het graveren van exlibris. Reeds in 1943 komen de eerste in koper gegraveerde exlibris tot stand en ook anno 2006 kan het grafisch miniatuur hem nog bekoren. Zwiers heeft zoals ik eerder schreef ‘een natuurlijke experimenteerdrang’Ga naar eind(8). Technische mogelijkheden dagen deze avonturier uit en zo is het begrijpelijk dat Zwiers in 1992 ook met de computer gegenereerde exlibris ging maken. Bij het vervaardigen van zijn opus 400, met een prachtig in koper gegraveerd portret van Martin Baeyens, combineert hij de technieken C2 en CGD. Nadien maakte hij nog vele boekmerken in CGD-techniek. Zwiers sloot de 20ste eeuw af met een door hem zelf zeer geliefd CGD exlibris voor zijn zoon Pim. De collageprenten van de Poolse graficus
Afbeelding 56
Cees Andriessen voor Altena, linosnede, 1989 (verz. H. van Buul) H. Fajlhauer inspireerden hem bij het maken van dit boekmerk (afb. 55). Ofschoon bijna 20 jaar jonger dan Strik en Zwiers heeft Cees Andriessen ook al vóór 1970 een groot aantal exlibris in linoleum gesneden en in hout gegraveerd. Zijn werk valt helaas niet altijd in de smaak van de nogal traditioneel ingestelde verzamelaarspopulatie. Daarmee doet men deze integere kunstenaar beslist tekort. Andriessen gaat bij het maken van een boekmerk a.h.w. uit van de leegte. Met enige schroom maar weloverwogen doorbreekt hij met spaarzame lijnen, tekens en vormen de leegte zonder deze geweld aan te doen. Hij is als een musicus die behoedzaam met klank en spatiëring de stilte eerder nog eens accentueert dan verjaagt. In de abstracte en vernieuwende exlibris van Andriessen dragen kleur en typografie bij tot de evocatie van verstilde harmonie (afb. 56). Ook de graficus Ru van Rossem heeft vernieuwende exlibris gemaakt, ook al is hier en daar de invloed van de Engelse graveur John Buckland Wright duidelijk aanwezig. Vooral van Rossems boekmerken met naakten uit de jaren '50 voor o.a. de verzamelaars Baas en Rhebergen, tonen zijn meesterhand die met de burijn in spontaan en vloeiend schrift alleen de essentie van de menselijke gestalte weergeeft. Bij de grafici die uitsluitend na 1970 exlibris produceren zet de vernieuwing echter niet door. Het zwart-wit in hout of koper gegraveerde boekmerk verdwijnt nagenoeg. Kunstenaars zoals Har Siekman, Ank Spronk, Ab Steenvoorden, Lies van Vlijmen, Henk Blokhuis, Michael Jepkes, Anneke Kuyper en Elly de Koster maken veelal kleurrijke exlibris in diepdruktechniek en in beperkte oplage. De opdrachtgevers van nu prefereren een exclusief en opvallend grafisch blad met de naam van de eigenaar. Het exlibris is niet langer ondergeschikt aan en passend bij een boek, maar is een kunstuiting die op zichzelf staat. In vergelijking met de eerdere periodes worden opdrachten meer en meer door buitenlandse, m.n. Oost-Europese, kunstenaars uitgevoerd. Daarbij wisselt de voorkeur voor een kunstenaar ook sneller dan voorheen. Het is merkwaardig genoeg een in Nederland wonende graficus van Oost-Europese origine, Peter Lazarov, wiens werk nog het meest doet denken aan de zwart-wit miniaturen uit de gouden decennia van de Nederlandse exlibriskunst. Luiden de houtgravures die hij maakt een revival in van deze voor het vervaardigen van een boekmerk zo geëigende techniek? Of blijft het exlibris van nu autonome in plaats van toegepaste kunst, waarbij het persoonlijk boekmerk verworden is tot begerenswaardig ruilobject? |
|