gaandeweg het onderspit delven voor rasterclichés die via fotografische weg worden bekomen. Het exlibris zal diezelfde trend meemaken. Gekende namen uit de beeldende kunst ervaren meestal het exlibris als een te beperkte mogelijkheid om hun creativiteit te uiten. Vlaamse schilders van internationaal niveau maken nog wel vrije grafiek maar het exlibris laten ze links liggen. We vernoemen Pierre Alechinsky, Luc Peire en Octaaf Landuyt. Het is ook zo dat verscheidene grafici die in het kunstonderwijs als lesgever terechtkomen hun stijlinzichten enigszins doorgeven aan hun leerlingen. Gerard Gaudaen bijvoorbeeld geeft les aan de academie in Gent en Antwerpen, Theo Humblet doet dit aan de academie te Leuven en Raf Coorevits aan Sint Lucas te Gent.
Vanaf de jaren 60 ontstaat in de beeldende kunsten een internationalisering waarbij hoofdsteden als Parijs en New York het centrum worden waarnaar al wat in de kunstwereld naam heeft of naam wil maken, opkijkt en er gaat werken. Het feit dat men in de Verenigde Staten niet kon bogen op een eeuwenoude grafische traditie bracht met zich mee dat men zich daar van meet af aan toelegde op de nieuwste technieken: met name de veelkeurige zeefdruk, de lithografie en offset op grote en lichte zinken platen in plaats van de lithografie met de zware stenen. Het ontstaan van kunstverenigingen bracht met zich mee dat deze voor hun leden bijzondere acties ondernamen waarbij meestal grafiek als goedkope en toch kleurrijke multiple de aangewezen oplossing bood. Schilders werkten om den brode graag mee aan dergelijke grafiekmappen. Om den brode ook exlibris maken, was voor de meesten wel een stap te ver.
Grafische kunstenaars van vandaag kunnen ingedeeld worden in twee groepen: diegenen die vooral als schilder werkzaam zijn en die via het medium grafiek, en dan vooral lithografie of zeefdruk, hun kunst naar een ruimer publiek willen brengen. De tweede groep zijn de grafische kunstenaars die het metier kennen, die opgeleid zijn als graficus, maar die dikwijls om kopers te lokken, in hun grafisch werk veel met kleur werken en dan ook noodgedwongen gebruik maken van de lithografie en van de zeefdruk.
Zowel bij de schilders-grafici als bij de grafici ontmoeten we de diverse stijlrichtingen en sommigen van hen kunnen bij meer dan een richting worden ondergebracht. In Vlaanderen zijn de geometrisch abstracten een herkenbare groep. Luc Peire behoort er bij, maar evenzeer een Renaat Ramon, Gilbert Decock, Gilbert Swimberghe, Dan Van Severen en Luc Claus. Bij de surrealistische fantasie kunnen we Pol Mara, Laurent Delvaux en Luc Hoenraet situeren. Bij de gestileerde figuratieven, de nieuwe figuratie, rekenen we o.a. Roger Raveel en Raoul De Keyser. Expressionistisch en maatschappijkritisch is het werk van Fred Bervoets en Pjeeroo Roobjee. Het hyperrealisme vinden we in het werk van Roger Wittewrongel. En waar het conceptuele en experimentele werk van Panamarenko of Marcel Broodthaers onder te brengen? En de verstilde marines van Maurice Van Saene? Allemaal namen die men regelmatig onder litho's en zeefdrukken ontmoet.
Diezelfde richtingen vinden we ook bij de hedendaagse zuivere grafici terug: het getormenteerde bruisende bij Emiel Hoorne (afb. 44) en in de meer gedetailleerde prenten van Enk De Kramer, met krachtiger vlakken in het werk van Francky Cane en Nico Lannoo, het uitgepuurde lijnen- en vlakwerk van Willy De Sauter of de veelkleurig warme composities van Veerle Rooms. Moet men de beeldhouwer Johan Tahon en de conceptuele Johan van Geluwe ook tot de grafici rekenen? We vernoemen slechts enkelen maar het scala is enorm groot.
Waar staan we met de exlibriskunst de laatste jaren? Ook daar tekent de trend zich af die men in de internationale grafische kunst aantreft. Kleur is aantrekkelijk en dus gevraagd door een deel van de opdrachtgevers. Anderzijds is het exlibris enigszins een traditionele aangelegenheid waarbij toch een aantal bepalende en daardoor ook beperkende elementen aanwezig zijn zoals tekst, verwantschap met de opdrachtgever of het opgelegde thema. Het aantal kunstenaars dat zich op het exlibris blijft toeleggen is vrij beperkt en de opdrachtgevers doen veelal een beroep op gevestigde namen waardoor men uiteraard beperkt blijft in stijlvariatie.
Wedstrijden, bekroningen en tentoonstellingen zijn het middel om jonge talenten de kans te bieden in contact te komen met de verzamelaars-opdrachtgevers. Eens men aanvaard is binnen dat milieu blijven deze kunstenaars daar dan ook actief en ziet men vrij weinig evolutie in hun vormentaal.
Een mogelijke indeling van de hedendaagse exlibriskunstenaars zou kunnen zijn in een groep traditionelen en een groep experimentelen. Bij de traditionelen zou men diegenen kunnen onderbrengen die zich vooral uiten door middel van de houtsnede of houtgravure en figuratief verhalende exlibris brengen waarbij de relatie tussen opdrachtgever of thema duidelijk herkenbaar is in de prent. Kunstenaars die in die richting werken zijn: Guido Mariman, John Dix, Walter Brems, Frank Ivo Van Damme. De experimentelen zijn diegenen die veelal abstract werken, die nieuwere technieken zoals zeefdruk of offset aanwenden, die de fotografie of computertechnieken gebruiken bij het ontwerpen. Kunstenaars die bij de experimentelen kunnen worden ondergebracht zijn: Veerle Rooms, Willy Braspennincx, Jef Van Grieken, Emiel Hoorne, Hedwig Pauwels, Martin R. Baeyens (afb. 47), Jan Meeus.
Het exlibris in Vlaanderen is zeker niet dood en vormt zeker niet een klein segment uit de geschiedenis van de prentkunst. Het blijft kunstenaars en verzamelaars boeien en ondanks de beperktheden uitgaande van het eigene van het exlibris zijn er toch voldoende mogelijkheden om prachtige eigentijdse grafiek te presenteren.