Afbeelding 9
Daniël de Bruin voor W.D. Harvey, CGD, 2002 (verz. kunstenaar)
naars ook materiële zaken aan de compositie toe.
Dat dit niet altijd tot een kunstzinniger resultaat leidt, bewijzen de Engelse zogenaamde ‘bookpile bookplates’ waar het wapen omgeven is door opeengestapelde boeken. Alle exlibris in die stijl zien er vrijwel hetzelfde uit, alsof het bandwerk betreft. Enkel het wapenschild verschilt.
Toen het exlibris ontstond was de heraldiek helaas al ver over zijn bloeiperiode, waarin toernooien en veldslagen centraal stonden, en leefde hoofdzakelijk verder in de kunst en op papier. De heraldiek die we op de eerste exlibris te zien krijgen, is dus al ver verwijderd van zijn pure essentie. Hoewel de exlibris uit de renaissance en de barok nog te smaken zijn op grafisch vlak, gaat de papieren heraldiek samen met de decadente rococokunst en de daarop volgende stijlen mee bergaf. België en Nederland, die voornamelijk onder Franse invloed stonden op heraldisch en artistiek gebied, ontsnapten dus niet aan deze neerwaartse spiraal. Zelfs Engeland dat zich als eiland ietwat geïsoleerder opstelde, kende eveneens een aantal decadente kunststromingen waaraan ook het Engelse heraldisch exlibris niet ontsnapte.
Afbeelding 10
Marco Foppoli voor Sunil Saigal, CGD, 1999 (verz. kunstenaar)
Behalve in Frankrijk, waar de Franse Revolutie de doodsteek betekende voor de heraldiek, kwam in West-Europa rond het midden van de 19de eeuw de heraldische vormentaal terug onder de aandacht. Dat in die tijd de romantiek haar hoogtepunt beleefde, was daar niet vreemd aan. Die kunstuiting, geïnspireerd door nostalgie naar een magisch en geromantiseerd verleden, stimuleerde tot historisch besef en waardering. Vooral de belangstelling voor de middeleeuwen gaf een impuls aan de heraldiek. In Duitsland maakten de heraldische kunstenaars Hildebrandt, Doepler, Otto en vooral Otto Hupp prachtige exlibris. In Nederland kennen we J.E. van Leeuwen en, wat later, vader en zoon Van der Laars. In de 20ste eeuw is de tijd van de stijlen wat achter de rug en zijn er heel wat kunstenaars die heraldische exlibris afleveren die niet in een vakje te stoppen zijn. Zo bijvoorbeeld André Vlaanderen, geboren in Amsterdam, maar voornamelijk in België zeer populair. In Groot-Brittannië en in de landen die tot de Angelsaksische invloedsfeer behoren, staat een nieuwe generatie kunstenaars op die een volledig nieuwe traditie inluidt, ver weg van de decadentie van vroeger maar wel geënt op het traditionele. Ook bij ons krijgen we stilaan meer vernieuwing. In Nederland is het vooral Karel van den
Afbeelding 11
Pieter Wetselaar voor Daniël de Bruin, kopergravure, 1982 (IEC)
Sigtenhorst die steeds meer naar de grafische essentie toewerkt en tot een klare lijn komt, net als Roger Harmignies in België. Op échte grafische vernieuwing is het nog iets langer wachten. Het is vooral de Nederlander Daniël De Bruin die letterlijk de grenzen van het heraldisch exlibris doorbreekt met soms zeer gewaagde composities of zelfs door het incorporeren van hedendaagse trends zoals manga. (afb. 9) In Italië vinden we een andere jonge kunstenaar, Marco Foppoli, die voornamelijk op grafisch vlak een vernieuwer is en minder op het vlak van het concept van het heraldisch exlibris. (afb. 10)
Het is in ieder geval een feit dat heden ten dage nog zeer veel heraldische exlibris worden vervaardigd en dat er nog heel wat kunstenaars actief zijn op dit vlak. Een spijtige vaststelling is dat, met uitzondering van de voornoemde Daniël De Bruin, die belangstelling minder uitgebreid is in België en Nederland (afb. 11) dan bijvoorbeeld in de Angelsaksische landen.