Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 55
(2006)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 226]
| ||||||
El profundo Gombert, de Vlaamse ‘maistre des enfans’ van de capilla flamenca van Karel V
| ||||||
Nicolaas GombertHet is voor de periode van Karel V niet altijd duidelijk wanneer en door wie de functie van kapelmeester werd ingevuld. Wie bijvoorbeeld kapelmeester was de eerste jaren van Karels regering over Spanje blijft een raadsel. Er is sprake van een zekere Adrien Thibault of Pickart (fl. 1530) maar hij is van alle maestros de minst gedocumenteerde. Een figuur van dezelfde periode die de muziekgeschiedenis wel met glans overleefde, was de Zuid-Nederlandse componist Nicolaas Gombert (ca. 1495-ca. 1560). Hij neemt in de reeks ‘Bekende Vlamingen’ een bijzondere plaats in, aangezien hij in de lijsten wordt aangeduid als maistre des enfans (of in het Castiliaans maestro de los mochachos), en niet als maistre de chappelle. Gombert moet ergens tussen 1525 en 1526 gearriveerd zijn in de kapel. Zijn naam duikt voor het eerst op in de beneficielijsten van 1526, opgesteld te Granada. Een jaar tevoren is er nog geen sprake van de Zuid-Vlaming. Gombert begon zijn carrière aan het hof als zanger om dan in 1529 aangesteld te worden als maistre des enfans. Deze functie bekleedde hij tot ongeveer 1538. | ||||||
[pagina 227]
| ||||||
Deze bladzijde uit het Antiphonarium van Karel V (ca. 1538) laat de Vlaams-Spaanse wisselwerking zien in de andere richting: tekst en muzieknotatie zijn in dit geval van Spaanse hand. Onderaan is het wapen van de keizer te zien omringd door de halsketting van het gulden vlies.
Madrid, Biblioteca Nacional, Vitr. 16-1. De maistre des enfans stond in voor de vorming van de jongste leden van de capilla flamenca: de koorknapen. Dit hield niet enkel het muzikale onderricht in maar ook de opvoeding van de jongens in bredere zin. De maistre kreeg een vast bedrag ter zijner beschikking om de jongens te kunnen kleden, eten te geven, kortom te voorzien in hun onderhoud. Daarnaast leerde hij hen dikwijls ook Latijn. Op het moment van hun stemwissel gingen koorknapen vaak studeren in hun thuisland met een beurs van de koning. Een verleden als jonge zanger vergemakkelijkte de weg terug naar de capilla. Niet zelden verloren jongens na hun stemwissel echter de goede kwaliteit van hun stemgeluid, zodat de terugkeer als volwassen zanger uitbleef. Het was vooral de armere bevolking die hun zoons aanspoorde om een post in een muziekkapel te veroveren. De financiële zekerheid van zo'n machtige muzikaal-religieuze instelling konden ze hun kinderen onmogelijk bieden.
Gomberts officiële titel, maistre des enfans, is niet altijd even strikt te interpreteren. Wanneer de kapelmeester, in dit geval mogelijk Adrien Thibault, naar het Noorden werd gestuurd om nieuwe zangers te rekruteren stond Gombert in voor diens taken. Hij moet ook een tijdje gewerkt hebben als hofcomponist, te zien aan composities van zijn hand die verbonden zijn aan specifieke gebeurtenissen aan het hof. Zo componeerde hij bijvoorbeeld Dicite in magni ter gelegenheid van de geboorte van prins Filip in 1527. Verder toonzet een arrangement voor twee luiten van het chanson Plus Oultre het keizerlijke motto Plus Ultra.
Het is lange tijd een raadsel gebleven waarom Gomberts naam na 1538 zonder verdere uitleg verdween van de betalingslijsten van de capilla flamenca. De ontdekking van de geschriften van de humanistische schrijver Jerome Cardan (1501-1576) bracht uiteindelijk aan het licht dat Gombert werd veroordeeld tot de galleien (‘damnatus ad triremes’) voor het aanranden van een koorjongen (‘stupro pueri principalis’).Ga naar eind1 De Zuid-Nederlander is daarmee de enige maistre die ontslagen werd uit de capilla. | ||||||
[pagina 228]
| ||||||
Gelukkig voor de Spaanse maestro de los mochachos was Gombert voor zijn generatie één van de meest toonaangevende componisten. De Duitse theoreticus Herman Finck (1527-1558) beschrijft hem in zijn Practica musica (Wittenberg, 1556) als één van de vernieuwers van zijn tijd, de componist die alle muzikanten van zijn tijd de weg wijst (‘qui omnibus Musicus ostendit viam’). In Spanje zelf omschrijft Juan Bermudo (ca. 1510-na 1559) Gombert als ‘el profundo’ (de diepzinnige). In zijn Declaración de instrumentos musicales (Osuna, 1555) raadt hij componisten aan alvorens zelf te componeren muziek van ‘Morales, Gomberth, y de algunos otros semejantes’ (Morales, Gombert, en van enkele andere gelijkaardige) letterlijk te transcriberen voor instrumenten. Hij acht Gombert daarbij het moeilijkst omwille van zijn zeer compacte muzikale structuren. Ook latere critici als de Italiaan Pietro Cerone (1566-1625) schatten de componist naar waarde. Hij vernoemt hem in zijn Spaanse muziektraktaat El melopeo y maestro (Napels, 1606) in de lijst van componisten die de leerlingen mogen ‘imitar seguramente y sin peligro’ (imiteren met zekerheid en zonder gevaar).
Het is mogelijk aan zijn eigen faam en kunde te danken dat Gombert vroegtijdig van zee naar zijn geboorteland terug kon. In 1539 rolt het Musica quatuor vocum van de Venetiaanse drukpersen van Girolamo Scotto. Het boek bevat uitsluitend motetten van Gombert. Opvallend is dat de teksten van het merendeel van de composities nauw aansluiten bij Gomberts persoonlijke situatie: het boek opent bijvoorbeeld met een ‘Domine, pater’, een bede voor verlossing van de vleselijke zonden, en eindigt met ‘Domine, si tu es’ een gebed voor redding van een dood op zee. Een fragment uit de eerste motettekst illustreert Gomberts persoonlijke situatie:
Aufer a me veneris concupiscentias et concupiscentiae ne apprehendant me et animae irreverenti et effrunito ne tradas me. (Ontneem mij het verlangen van de liefde en laat verlangens van copulatie mij niet bezitten, en lever me niet uit aan een oneerbiedige en teugelloze geest.)
De verleiding is groot aan te nemen dat Karels maistre des enfans een aantal composities schreef om terug in de gunst te komen van zijn koning. De chronologie spreekt die veronderstelling echter tegen. Wel mogelijk is dat de motettenbundel van 1539 bedoeld was als een verzoenend gebaar van Gomberts eerste drukker Girolamo Scotto naar Karel V toe. Wat er ook van zij, de componist brengt zijn laatste dagen niet door op zee maar als kanunnik van de Notre-Dame in Doornik. Hij genoot al van de financiële voordelen van die positie sinds 1534, wanneer zijn naam er voor het eerst voorkomt.
Wat is er nu van Gomberts muziek achtergebleven in de contemporaine manuscripten en drukken? Is hij door zijn tijdgenoten nagevolgd zoals Finck beweerde en is dat dan ook zonder ‘gevaar’ geweest? De bronnen liegen er niet om. Het oeuvre van Gombert kende in zijn tijd een zeer hoge beschikbaarheid. Zijn muziek werd opgenomen in gedrukte en geschreven anthologieën, gebruikt als basis voor instrumentale composities en in Italië weidden Antonio Gardano en de reeds vernoemde Girolamo Scotto hele bundels uitsluitend aan de muziek van Karels bekendste maistre des enfans. In Spaanse bronnen uit de regeerperiode van Karel V is Gombert de best vertegenwoordigde maistre. Gezien over de hele zestiende eeuw doet hij het met 18 composities in Spaanse manuscripten en 26 indrukken ongeveer evengoed als Thomas Crecquillon (c. 1505-1557), kapelmeester vlak na Gomberts vertrek. De overige kapelmeesters onder KarelGa naar eind2 moeten het met heel wat minder stellen of komen helemaal niet voor in bronnen van hun zuiderse gastland. | ||||||
L'Espagne a reçu sans rendre...De wederzijdse positieve belangstelling die zowel Spaanse als Vlaamse musicologen vandaag hebben in elkaars zestiende-eeuwse muzikale erfgoed is lange tijd alles behalve vanzelfsprekend geweest. In de negentiende eeuw stonden beide musicologische gemeenschappen lijnrecht tegenover elkaar wat wederzijdse beïnvloeding betreft. Volgens de Spanjaarden had hun land ‘niets te danken aan de komst van de Vlamingen naar Spanje, enkel de complete ruïnering van hun oude scholen.’ (Nada hemos debido a los flamencos venidos a España, sino la completa ruina de nuestras antiguas escuelas.)Ga naar eind3 De Vlamingen antwoordden met uitspraken als ‘L'Italie a reçu et a donné. L'Espagne a reçu sans rendre.’Ga naar eind4 De straffe uitspraken van de negentiende-eeuwse musicologie lijken sinds de vorige eeuw echter getemperd. In de meeste gevallen zijn ze omgeslagen in een objectievere en verfrissende omgang met het eigen en buitenlandse muzikale erfgoed. Zowel Spaanse, Vlaamse als andere onderzoekers erkennen binnen de zestiende-eeuwse muziekgeschiedenis de rol van Vlamingen én Spanjaarden. | ||||||
Beknopte bibliografie
|
|