Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 55
(2006)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 223]
| |
Spaanse en Nederlandse prozaromans uit de late middeleeuwen
| |
[pagina 224]
| |
De houtsnede geeft het huwelijk van Turias en Floreta weer.
Uitgave van 1554, op fol. D4vo de spaensche tale in onse ghemeene nederlantsche tale’ (NK 2217; op fol. A4vo)
Het succes van dit soort verhalen aan het begin van de 16de eeuw ligt voor de hand, zoals bij voorbeeld te zien is in de reactie van de humanist Vives, een grote tegenstander van, o.a., de prozaroman Turias ende Floreta. Het werd geciteerd door Vives in het vijfde kapitel ‘Qui non legendi scriptores, qui legendi’ van zijn De institutione foeminae christianae van 1523. Verschillende werken, zoals de Amadís in Spanje, Lancelot du Lac in Frankrijk en Turias ende Floreta in Vlaanderen werden als verderfelijk bestempeld. Vives beschouwde deze prozaromans als literaire werken van laag niveau, als erg onbetrouwbaar (dus leugenachtig) en als gevaarlijk voor de invloed die ze uitoefenden op voornamelijk jonge vrouwen.
De drukker Willem Vorsterman, die van 1504 tot 1543 in Antwerpen werkte, had het voordeel gezien in het publiceren van een andere prozaroman De Historie van de koningin Sibilla. Deze werd bewerkt naar een Spaans voorbeeld: La Hystoria de la reina Sevilla. In tegenstelling tot de hierboven behandelde tekst bestonden er wel andere Europese versies van de prozaroman. Het verhaal was namelijk als handschrift al vroeger bekend in het Spaanstalig gebied, en het was, vóór de publicatie van de Nederlandse prozaroman, al minstens drie keer in het Spaans gedrukt.
De drukker Vorsterman was, zoals vele andere uit zijn tijd, naast drukker ook zakenman, die uit de teksten zoveel mogelijk winst probeerde te halen. De productie was aangepast aan de verwachtingen en wensen van het publiek. De drukkers moesten hem daarom tevreden stellen. Aan Vorsterman werd toegeschreven dat hij uit commerciële redenen de tekst van Sibilla verkortte, dat hij de strijdtaferelen vereenvoudigde, en dat hij de houtsneden reduceerde tijdens het verloop van het verhaal. Ook zijn kennis van de Spaanse taal is niet onopgemerkt voorbijgegaan. Zo drukte Vosterman de eerste drietalige woordenlijst in 1520. De woordenlijst bestaat uit drie kolommen: eerst het Frans, dan het Nederlands en tenslotte het Spaans. Het is onmiskenbaar dat de drukker niet alleen een kenner was van zijn publiek maar ook van het tijdperk waarin de prozaromans op de markt kwamen. We mogen niet vergeten dat deze teksten een beeld toonden van de ridderwereld van de vroegere eeuwen (13de, 14de en 15de eeuw), en dat ze zich probeerden aan te passen aan de maatschappij van de late middeleeuwen. De drukker was vaak de bewerker van deze teksten en gebruikte strategieën en criteria om de teksten dichter bij het publiek te brengen.
Uit de Nederlandse prozaroman Partinoples, die ook bewerkt is naar een Spaans voorbeeld, blijkt dat de bewerker of drukker zich er van bewust was dat de ridderwereld niet langer meer het symbool was van het publiek. De maatschappij identificeerde zich niet langer met de ridderwereld die in de teksten werd beschreven. In vergelijking met het Spaanse voorbeeld, werden de strijdtaferelen en magische elementen vereenvoudigd. Zo werd Partinoples, in de Spaanse versie, herhaaldelijk geïntimideerd door allerlei dames, terwijl het hoofdpersonage in de Nederlandse versie trouw blijft aan zijn geliefde.
Ofschoon de personages en de motieven uit deze verhalen terug te vinden waren in vroegere romans, hadden deze teksten voor de contemporaine lezers meer vermaak en ontspanning moeten brengen en tevens meer inspelen op de verwachtingen van een jong publiek. Sint Teresa de Avila en Ignacio de Loyola gaven toe dat ze zich heel erg aangetrokken voelden door deze verhalen toen ze jonger waren. De bovengenoemde kritiek van Vives bewijst dat de prozaromans al bekend waren in deze landen aan het begin van de 16de eeuw. Ook het verhaal van Partinoples in het bijzonder werd als gevaarlijk beoordeeld. Niet alleen gevaarlijk voor de vrouw maar ook voor de jonge mensen en de scholieren. Zo verschenen deze in de lijst van de verboden boeken, in de index van de inquisitie, en later ook in de lijsten van schoolboeken.
Uit 1610 dateert de oudste druk van de Partinoples uitgegeven in Rotterdam door Jan (II) van Waesberghe, hoewel de tekst heel waarschijnlijk al eerder was gepubliceerd. Het is een feit dat hij een oorspronkelijke Spaanse versie had gekozen die een groot succes was | |
[pagina 225]
| |
gedurende de 16de eeuw, wat blijkt uit de vele Spaanse edities die we tot nu toe kennen. Bovendien mag men niet vergeten dat deze drukker de eerste IV Boeken van de Spaanstalige ridderroman Amadís als eerste in de Noordelijke Nederlanden heeft bekend gemaakt en dit in het Nederlands. Op de titelpagina van Boek I uit 1619 staat namelijk dat het werk ‘Wt Fransoysche in onse Nederduytsche Tale overgezet’ is. Als men enkele alinea's van de vertaalde versie vergelijkt met de eerste uit het Spaans vertaalde versie, leert men echter dat, buiten enkele uitzonderingen, de vertalingen overeenstemmen. M. Nuyts publiceerde de eerste uitgave in het Nederlands in 1546 en die is heel waarschijnlijk ook door hem vertaald. Alvorens Nuyts zich als boekhandelaar, drukker en uitgever te Antwerpen vestigde, woonde deze jarenlang in Spanje. Omdat hij de Spaanse taal zeer goed beheerste, is het dan ook niet verwonderlijk dat deze drukker tussen 1539 en 1558 meer dan 150 Spaanstalige boeken uitgaf.
Andere drukkers zoals Steelsius en Plantijn, die in de 16de eeuw in de Nederlanden werkzaam waren, hielden zich ook bezig met het verspreiden van Spaanstalige boeken. Toen de Spaanse werken hun intrede deden in de mentaliteit en de maatschappij van de Lage Landen, deden zij ook hun intrede op de Nederlandstalige boekenmarkt. Dit bracht een toename van de publicatie van Spaanse boeken met zich vanaf de tweede helft van de 16de eeuw, met een opvallend hoogtepunt gedurende de Gouden Eeuw. Voortaan kwamen er ook Nederlandse vertalingen, bewerkingen en imitaties van Spaanse werken op de markt. Hieruit blijkt dat de commerciële betrekkingen, en later ook de politieke en economische contacten, tussen Spanje en Vlaanderen gedurende de middeleeuwen heel vruchtbaar waren. Dit alles zal enorm bijdragen tot het bevorderen en het verspreiden van de Spaanse taal en literatuur in de Lage Landen tijdens de 16de en de 17de eeuw. We kunnen hierbij als voorbeeld een citaat van Geysbeek aanhalen. Die uitspraak verscheen in zijn Biografisch Antologisch en Critisch woordenboek van 1822: ‘In de zestiende en zeventiende eeuw was de Spaansche taal in ons vaderland bijna zoo gemeenzaam als tegenwordig de Fransche’. Zelfs keizer Karel V was een beschermer van de Spaanstalige letterkunde. Gedurende het verblijf van Philips II in de Nederlanden (1555-1559), werd de Spaanse taal de hoftaal in Brussel. Vervolgens, onder het bewind van de landvoogdes Margareta van Parma zette de verspreiding van de Spaanse taal zich voort en toen Alva met zijn Spaanse legermacht de Nederlanden
Titelblad van de uitgave van Partinoples uit 1644 met approbatie van 1551, op fol. Alro
bezette, drong het Spaans overal door, en werd het gemakkelijk zich met de Spaanse letterkunde vertrouwd te maken.
Bij het bestuderen van het ontstaan van vertaalde Nederlandse prozaromans en hun Spaanse originelen, gaat het om twee belangrijke kwesties. Enerzijds werd de productie van de werken bepaald door de contacten tussen beide taalgebieden, en anderzijds, werd die productie in grote mate beïnvloed door de drukkers, de uitgevers en de boekhandelaars. Deze speelden namelijk een beslissende rol in de keuze van de titels uit andere talen om ze daarna in het Nederlands bekend te maken. We kunnen deze bijdrage niet beter besluiten dan met een uitspraak van een toenmalige uitgever die voor een groot deel dit argument toelicht. De drukker Nuyts wijst in de opdracht van zijn vertaling op de populariteit die de Spaanstalige ridderroman Amadís had voor de Spaanjaarden en hij heeft het voornemen ‘om meer ander dinghen in onse sprake te brenghene tot profijte van den ghenen die gheen latijn, Francoys, noch Spaens en kunnen’. (fol. A2ro) Op die manier kreeg dit werk een zeer persoonlijke tint. | |
Beknopte bibliografieBaranda, N. (1995), Historias caballerescas del siglo XVI. 2 dln., Madrid; Calvo González, M.J. (2004), ‘Spaanse invloed op Nederlandse Laatmiddeleeuwse Prozaromans’, in Nederlandse Taal-, Vertaal- en Letterkunde 6. Handelingen van de Vle Bijeenkomst docenten neerlandistiek uit Zuid-Europa, Turkije en Israël, 107-116, Lissabo; Debaene, L. (1968), ‘Nederlandse prozaromans en Spaanse ‘Libros de Caballerías’, in Liber alumnorum Prof. dr. E. Rombauts, Leuven, 129-144; Kronenberg, M.E. (1960), Oude drukken uit de Nederlanden. Boeken uit de collectie Arenberg, thans in de verzameling Lessing J. Rosenwald, Tentoonstelling, Den Haag; Nijhoff, W. en Kronenberg, M.E. (1923/71), Nederlandsche bibliographie van 1500 tot 1540. 3 dln., Den Haag; Pleij H., (1982), De wereld volgens Thomas van der Noot, Coutinho, Muiderberg; Resoort, R., (1984), ‘Over de achtergrond van de kritiek en censuur op prozaromans en volksboeken in de zestiende en het begin van de zeventiende eeuw’, in Ic ga daer ic hebbe te doene. Opstellen aan prof. dr. F. Lulofs. Groningen, 205-222; Sabbe, M. (1933): ‘De belangrijkheid van de Spaansche Typographie in de Zuidelijke Nederlanden’, in Dietsche Warande en Belfort, 33, 343-56; Selm, B. van (2001) De ‘Amadis van Gaule’- romans: productie, verspreiding en receptie van een bestseller in de vroegmoderne tijd in de Nederlanden, Leiden; Vermeulen, Y., (1986), ‘De drukkers van Nederlandstalige teksten’, in Tot profijt en genoegen. Motiveringen voor de produktie van Nederlandstalige gedrukte teksten, 1477-1540, 66-153; Vives, J.L. (1614) De officio mariti liber unus; De institutione foeminae christiana liber tres; De ingenuorum adolescentum ac puellarum institutione libri duo; Voet, L. (1975) ‘De typografische bedrijvigheid te Antwerpen in de 16e eeuw’, in Antwerpen in de 16e eeuw, 233-55; Vosters, S.A. (1985): ‘Spaanse en Nederlandse literatuur: de wederzijdse invloeden’, in Duvosquel, J.M. / Vandevivere, I., Luister van Spanje en de Belgische steden 1500-1700, Brussel: Paleis van Schone Kunsten, I, 205-224 en Winkel, J. Te, (1881), ‘De invloed der Spaansche Letterkunde op de Nederlandsche in de zeventiende eeuw’, in Tijdschrift voor Nederlandsche Taal- en Letterkunde, Eerste jaargang, 59-114 |
|