Brabantse retabels in Spanje
Burgos, San Lesmes, Capilla de Salamanca. Antwerpen, ca. 1510
Brabantse gebeeldhouwde retabels waren in de 15de en 16de eeuw een belangrijk export-product voor de internationale handel. Zij vonden dan ook hun weg naar alle Europese landen, waar men ze vaak nog in grotere aantallen kan vinden dan in Vlaanderen zelf. Voor de geschiedenis van onze retabels zijn de monumenten in het buitenland daarom dikwijls interessanter dan het patrimonium van eigen bodem. Spanje neemt daarbij een zeer bijzondere plaats in. Het kent immers een belangrijke inheemse productie van retabels, en wel van een totaal ander, monumentaal karakter. Daarin hebben lange tijd ook talrijke, uit het noorden ingeweken beeldsnijders, een even grote rol gespeeld als de modellen die aan de Vlaamse kunstwerken zelf werden ontleend. In de ‘Hispano-flamenco’-stijl die men in Spanje aantreft, is het onderscheid tussen Vlaams en Spaans beeldhouwwerk niet altijd duidelijk uit te maken. De import van Brabantse retabels in Spanje onderscheidt zich dan ook door twee belangrijke kenmerken. Vooreerst strekt de import zich over een heel lange periode uit, een tijd die nagenoeg samenvalt met de hele bestaansperiode van het Brabantse retabel zelf. Vervolgens nemen de retabels op bestelling een belangrijker plaats in vergeleken met de marktproductie die vooral standaardvormen hanteerde.
De import van retabels in Spanje zet al in wanneer er van marktproductie nog geen sprake is, en in een periode waaruit in Vlaanderen of andere landen slechts uiterst weinig voorbeelden bewaard zijn gebleven. Retabels uit de eerste helft van de 15de eeuw zijn zeldzaam en daardoor steeds belangrijke schakels voor de geschiedenis. Spanje bewaart er verschillende, al is niet van alle retabels de Nederlandse oorsprong erkend. Dat is het geval met het Passie-retabel in het St.-Anna-klooster van Tordesillas, waarvan het beeldsnijwerk onmiddellijk aansluit bij de beeldhouwkunst van Doornik uit de periode 1400-1410 (vgl. de Graflegging in het museum van Ath), terwijl de beschilderde luiken een uniek ensemble vormen van zgn. ‘pre-eyckiaanse’ schilderkunst. Het werk moet omstreeks 1420-1425 ontstaan zijn in Doornik of Brussel. Hetzelfde geldt voor het Apostelenretabel te Pamplona van 1430-1440, een werk waarin opnieuw het sterk aanleunen van de vroege Brusselse beeldhouwkunst bij de Doornikse stijl zichtbaar is. Uit dezelfde tijd dateren drie fragmenten van een Brussels passie-retabel uit de St.-Mariakerk te Laredo. Een groep met een Geboorte van omstreeks 1450 in Sotopalacios moet uit een retabel komen dat aan Maria was gewijd. Het retabel van Fuentes, nu in Springfield (V.S.), dateert reeds uit het begin van de tweede helft van de 15de eeuw en behoort tot de ontwikkelde, typisch Brusselse stijl.
Antwerpse retabels ontbreken natuurlijk niet. Reeds vroeg, in 1504, werd het belangrijke altaarstuk geplaatst in de kerk van
Vitoria, Catedral Vieja, Capilla de Sta. Ana Antwerpen, ca. 1550
S. Salvador te Valladolid, besteld door Gonzalo Gonzales de Illescas. De beschilderde luiken zijn van de hand van de Morisson-meester, uit de omgeving van Quinten Metsys. Uit dezelfde tijd dateren Antwerpse retabels te Orduña, en te Burgos. Andere treffen we aan in o.m. Medina del Campo en Palencia. De retabels te Logroño en Vitoria, in de zogenaamde Florisstijl, dateren uit de laatste periode van de Antwerpse retabelproductie, omstreeks 1550. De uit Vlaanderen geïmporteerde retabels treft men meest aan langs de grote handelswegen en in belangrijke kerken en kloosters. In eenvoudiger parochiekerken is ongetwijfeld veel import verloren gegaan, zoals diverse belangrijke fragmenten in de omgeving van de noordelijke havens en van Bilbao nog getuigen.
Hans Nieuwdorp