| |
| |
| |
Samenstelling Geert Swaenepoel
Bibliotheek
Filosofie en religie
Christian Gremmels en Heinrich W. Grosse
Dietrich Bonhoeffer, Zijn weg in het verzet, Ten Have, Kampen, 2005, 112 p. € 12,90
Het is de verdienste van uitgeverij Ten Have dat ze de nalatenschap van Dietrich Bonhoeffer momenteel in het Nederlands uitgeeft. Naast het oeuvre van de Duitse predikant zelf verschijnen tevens een aantal studies over Bonhoeffer. Omdat niet iedereen ertoe komt de lijvige biografie van Eberhard Bethge te lezen, is er nu de beknopte biografie van Christian Gremmels en Heinrich W. Grosse. Het boek is zeer geschikt voor een eerste kennismaking met het leven, de werken en de centrale begrippen uit de theologie van Bonhoeffer. Deze biografie overstijgt haar eigen opzet door de vraag: wat kan deze christelijke martelaar vandaag nog betekenen? De lutherse dominee leefde in een tijd waarin niet alleen de wereld, maar ook de kerk in crisis was. Op die momenten rijst de vraag wat het christendom of Christus kan betekenen voor de wereld. In de crisis zullen christenen blijven bidden en het goede doen. Dit is geen angstige vlucht uit de wereld, wel het opnemen van de eigen verantwoordelijkheid. Het is radicaal kiezen voor de navolging van Christus. Bonhoeffers spreken en denken zijn gedekt door zijn eigen leven en handelen. De uiterste consequentie was zijn weg in het verzet. Dit blijft een gevaarlijke herinnering en een uitdaging voor de christelijke levensstijl: ingaan tegen het zelfbehoud ten koste van het eigen leven.
[Emmanuel Van Lierde]
| |
Ignace Peckstadt
Een open venster op de orthodoxe kerk. Altiora, Averbode, 2005, 288 p. € 22,50
Dit moet zowat het eerste Nederlandstalig handboek zijn over de orthodoxe kerk. In dit naslagwerk van Ignace Peckstadt komen alle fundamentele aspecten van de orthodoxie één voor één aan bod: de kerkgeschiedenis, de visie op kerk en samenleving, de spiritualiteit en de moraal, de goddelijke liturgie en de andere sacramenten, de iconen, de mariologie, het onderwijs en actuele problemen, gaande van drugs tot de Europese eenmaking. Terecht kreeg dit boek de titel: Een open venster op de orthodoxe kerk. Niet alleen orthodoxe gelovigen kunnen de kennis van hun traditie verdiepen dankzij dit monumentale werk, maar iedereen die nieuwsgierig is, kan met dit boek als venster binnenkijken in de grote rijkdom van de orthodoxe kerk. Geregeld wijst de auteur op de verschillen met de rooms-katholieke kerk. Hier spreekt een insider die houdt van zijn kerk. Peckstadt zelf is orthodox priester. Daardoor mist hij bij momenten een kritische bril ten aanzien van de eigen kerkgeschiedenis, maar wie heeft geen blinde vlekken tegenover de eigen cultuur of traditie? Terecht wordt deze uitstekende gids aanbevolen door oecumenisch patriarch Bartholomeos. Het boek is vlot geschreven en goed gestructureerd, alleen jammer dat het niet geïllustreerd is.
[Emmanuel Van Lierde]
| |
Bart Mesotten
Van Aalmoes tot Zwitserse garde, Etymologie en betekenis van duizend woorden rond religie, Altiora, Averbode, 2005, 670 p. € 34,50
Enerzijds vervaagt de kennis van de christelijke traditie, anderzijds is er de confrontatie met nieuwe religies. Dat heeft tot gevolg dat oude woorden hun kracht verliezen en nieuwe woorden in de mond genomen worden. Om recht te doen aan oude en nieuwe religiewoorden publiceerde Bart Mesotten zijn boek Van Aalmoes tot Zwitserse garde. Zowel de etymologie als de betekenis van een duizendtal woorden rond religie worden hier in alfabetische volgorde doorgelicht. De etymologie brengt vaak betekenissen van een woord aan het licht die anders verborgen blijven. De auteur heeft een duidelijke voorkeur voor woorden met een Griekse of Latijnse oorsprong. Daarnaast hebben woorden er doorheen de tijd soms allerhande betekenissen bijgekregen. Talrijke woorden uit andere religies zijn ondertussen in het Westen ingeburgerd en kunnen enige uitleg verdragen. Ayatollah, Azteken, boeddha, dharma, jihad, sjinto en zen om maar enkele te noemen. In twee uitgebreide bijlagen volgt als toemaatje de vertaling van een twintigtal Latijnse hymnen en sequenties die behoren tot het kerkelijk erfgoed en een verklarende lijst met afkortingen van de meest bekende religieuze orden en congregaties. Voor de vertalingen werd een beroep gedaan op Andries Welkenhuysen. Dit woordenboek is een onmisbaar naslagwerk in tijden van religieuze onwetendheid.
[Emmanuel Van Lierde]
| |
Martine Prange
Lof der Méditerranée, Nietzsches vrolijke wetenschap tussen noord en zuid, Klement, Kampen, 2005, 144 p. € 14,90
Een van de cruciale en meest persoonlijke werken van Nietzsche is De vrolijke wetenschap. Vanwege de aforismen, parabels en gedichten is het niet altijd even toegankelijk. Een heldere commentaar zoals het boek van Martine Prange biedt dan soelaas. Alhoewel Lof der Méditerranée eerder vakliteratuur voor filosofen is, zal ook de niet-filosoof er vreugde aan beleven en goesting krijgen om de gaya scienza zelf te lezen. Wie heeft geen sympathie voor de centrale idee van De vrolijke wetenschap dat het klimaat onze (geestelijke) gezondheid beïnvloedt? Het koude en vochtige noorden maakt ziek en brengt een pessimistische levensvisie voort die we terugvinden in het christelijke, romantische en nationalistische ideeëngoed. Il faut méditerraniser om terug gezond te worden. De trek naar het zuiden is de remedie. Van een wolkenloze hemel worden onze gedachten helderder. Aan het einde van haar boek brengt Martine Prange een passende actualisering voor de multiculturele samenleving. De Vrolijke wetenschap pleit voor de confrontatie en integratie van meerdere culturen binnen één Europa. We mogen niet toegeven aan onze angsten voor het vreemde. Filosofen hebben daarbij een voortrekkersrol om mensen uit hun blind- en dwaasheid te verlossen en erop te wijzen dat een andere reactie mogelijk is: het vreemde leren liefhebben.
[Emmanuel Van Lierde]
| |
Beeldende kunst
Frans Boenders, Serge Goyens de Heusch, Christian Filips
Pieter-Willy De Muylder. Lannoo, Tielt, 2004, 272 p. € 69,5
Pieter-Willy De Muylder (Koekelberg, 1921) is een schilder van droombeelden. Elk van zijn schilderijen is een picturale dagdroom. Lijkt het merendeel van zijn werk op het eerste gezicht stilistisch aan te sluiten bij de beeldraadsels van Magritte, in werkelijkheid leunt het dichter aan bij de geest van Delvaux, al mist het diens melancholische karakter. Volgens Frans Boenders staat alles in De Muylders werk dan ook ‘haaks op een emotionele gebarentaal’. Andere belangrijke invloeden zijn het metafysische werk van De Chirico en het magisch realisme van de Nederlander Carel Willink. Met De Chirico heeft De Muylder de voorliefde voor de architectuur gemeen - de moeder van alle kunsten. Goyens de Heusch heeft het in dat verband over ‘het naast elkaar stellen van architecturale gehelen en onpeilbare diepten’, het spelen met perspectieven. Ook water speelt een belangrijke thematische rol in De Muylders werk, net als ‘de scheppingen van industrie en techniek’. Deze laatste komen in zijn schilderijen veelal voor in verlaten decors zonder uitbundigheid en dramatiek. De Muylder is dan ook geen verhalend schilder, maar een schilder voor wie de compositie het verhaal is. Het werk van deze kleine Brusselse meester straalt daardoor een tijdloosheid uit, die mooi correspondeert met zijn overwegend classicistische vormentaal.
[Patrick Auwelaert]
| |
Umberto Eco
De geschiedenis van de schoonheid. Prometheus, Amsterdam, 2005, 438 p. € 35
Het nieuwe boek van Umberto Eco is een rijk geïllustreerd overzicht waarin de auteur geschiedenis van de kunst en van de esthetiek combineert, op zoek naar een nieuwe definitie van schoonheid, geldend van de klassieke oudheid tot nu. In dit volledig in kleur geïllustreerde standaardwerk brengt de wereldberoemde semioticus die vooral bekend werd als auteur van De naam van de roos de veranderende normen voor wat mooi is in kaart, van de Venus van Willendorf tot Kate Moss. Het boek begint met thematische tijdbalken: de naakte en aangeklede Venussen, de voorstelling van vorsten of van Maria of Jezus of Adonis doorheen de eeuwen illustreren dat de thema's in de kunst van alle tijden zijn én dat de vorm telkens opnieuw uitdrukking van de eigen tijd. Eco mikt met De geschiedenis van de schoonheid op een breed geïnteresseerd publiek. Zowel schilderkunst en beeldhouwkunst, als architectuur, film, fotografie, literatuur en poëzie komen in dit rijk en intelligent overzicht aan bod. Eco overschouwt in zijn boek de schoonheid vanaf de Oudheid tot vandaag - weliswaar beperkt tot de Westerse kunst - en besteedt niet alleen aandacht aan het werk van Botticelli of Michelangelo, maar ook aan de mode uit de jaren zestig of aan schoonheidsiconen als Madonna of Naomi Campbell. Hij heeft oog voor verwantschappen over de eeuwen heen, besteedt aandacht aan de schoonheid van het monsterlijke, het sublieme in de natuur, de betekenis van kleuren, film en reclamefoto's... Eco verwerkt dat alles tot een standaardwerk over schoonheid in de kunsten. Zijn betoog dat aanvankelijk chronologisch en verderop in het boek ook systematisch vat probeert te krijgen op het schoonheidsbegrip is weelderig geïllustreerd. Een werk dat terecht een plaats verdient in elke bibliotheek én in de boekenkast van de kunstliefhebber.
[Geert Swaenepoel]
| |
Hugo Maertens, Jan Walgrave, Marnix Neerman
José Vermeersch: the bronzes, Lannoo, Tielt, 2005, 176 p., € 49,95
José Vermeersch (1922-1997), een van de belangrijkste naoorlogse Vlaamse beeldhouwers, was de 45 al voorbij toen hij in 1968 zijn eerste beelden in brons begon te maken. Later zouden daar ook nog beelden in porselein en glas en juwelen bijkomen. Voordien was hij - een leerling van Permeke - vooral bekend als schilder en als maker van beelden in keramiek. Zijn steeds terugkerende thema's waren de mens en het dier, meer bepaald de hond. De mens stelde hij altijd naakt voor, omdat hij hem wilde tonen zoals hij is, ont- | |
| |
daan van alle anekdotiek. Mooi in de klassieke betekenis van het woord waren Vermeersch's figuren niet. Soms leken het eerder gedrochten, overlevenden van een oeroude beschaving, met een sfinxachtig voorkomen. Archetypische gestalten die de kunstenaar op een universele wijze uitbeeldde, nu eens zittend, dan weer liggend, staand of geknield. Soms alleen, soms in een paar, soms in groep. Veel van die figuren drukten een momentopname uit, verstard als ze waren in een gebaar of beweging. Van en over Vermeersch's werk verschenen in de loop der jaren talrijke catalogi en monografieën. The bronzes is echter het eerste boek dat uitsluitend aan zijn bronzen beelden is gewijd. Door de internationale belangstelling voor het werk van Vermeersch is de tekst in het Engels. Veel meer dan een monografie is het een fotoboek op groot formaat, waarin het werk van fotograaf Hugo Maertens een prominente rol vervult. Maertens fotografeerde elk geselecteerd beeld vanuit verschillende gezichtshoeken, nu eens globaal, dan weer in detail, telkens tegen een zwarte achtergrond. Op die manier wordt de aandacht van de kijker vastgepind op de essentie van het werk - een kracht die van binnenuit de beelden lijkt te komen en ze zo een geladen spanning meegeeft - en komt ook het patina van elk beeld uitstekend tot zijn recht. Naast een
eerbetoon aan een groot kunstenaar is dit boek daarmee een passende ode aan het brons, samen met marmer het meest tijdloze van alle beeldhouwersmaterialen.
[Patrick Auwelaert]
| |
Jef Blancke en André Sollie
Jef. Schilderijen van Jef Blancke met woorden van André Sollie. Uitgeverij P, Leuven, 2005, 70 p. € 20
André Sollie voorstellen aan de lezer hoeft allicht niet meer. Hij tekent en ontwerpt al ruim dertig jaar boekomslagen en ïllustraties. Sedert de jaren tachtig is hij ook actief als auteur. Zijn eerste dichtbundel verscheen in 1986. Zijn tekenwerk werd bekroond met de Boekenpauw. En voor zijn jeugdboeken ontving hij twee Boekenwelpen en de Gouden Griffel. Jef Blancke (1945) is dan weer een artistieke laatbloeier. Hij debuteerde als auteur pas in 1993. In de daaropvolgende jaren begon hij zijn artistieke mogelijkheden op plastisch vlak te verkennen. Hij ontdekte de verlokkingen van pastel en verf, waardoor de schilder in Jef Blancke meer en meer een evenwaardige plaats naast de schrijver begon op te eisen. Terecht! André Sollie heeft bij de ‘fantomen’ van Jef Blancke geprobeerd een verwoording te formuleren, hen een stem te geven. En achterin de bundel vindt de lezer Joseph B of het verhaal van een late roeping, een verhaal van Blancke. Maar wie Jef doorbladert zal vooral bekoord worden door de kracht van het plastisch werk van Blancke. Zijn figuren intrigeren door koloriet en lijnenspel en roepen reminiscenties op aan de naïeve kunst, aan Cobra of aan het werk van Jan Cobbaert. Hun poëtische kracht wordt passend ondersteund door de fraaie vomgeving die we van Uitgeverij P intussen gewoon zijn.
[Geert Swaenepoel]
| |
Philippe Robert-Jones en Raphael De Smedt
Jan De Smedt, Olieverfschilderijen & beeldhouwwerk. Lannoo, Tielt, 2005. 198 p. € 59,95
Jan de Smedt (1905-1954) - van Mechelen - zo signeerde hij veel van zijn werken, was kunstschilder en beeldhouwer. In de sculpturen ging zijn voorkeur duidelijk naar het portret. Als kunstschilder liet hij een bonte variatie van thema's achter: land- en zeeschappen, stilllevens, bloemstukken en ook enkele merkwaardige portretten en zelfportretten.. Het kunstboek, samengesteld door zijn zoon Raphaël De Smedt (*) geeft een aantrekkelijk overzicht van dit kunstleven, met uitvoerige levensloop, lijst van exposties, opgave van literatuur en vooral ook de oeuvrecatalogus (272 olieverfschilderijen, 231 sculpturen). Vroeger werd in een reeks kleine publicaties reeds gewezen op thematische lijnen die in dit werk te onderkennnen zijn. Dit totaalboek brengt nu een gaaf beeld van deze artiest en onderzoekt ook zijn plaats in de geschiedenis o.m. met een boeiende lijst van tijd- en geestesgenoten. De publicatie werd zeer verzorgd uitgegeven met een groot aantal reproducties, waarbij de landschappen en zeegezichten kwalitatief bijzonder opvallen.
[Fernand Bonneure]
| |
Willy Van den Bussche, Hans Sizoo
Etienne Elias, Lannoo, Tielt, 2005, 159 p., € 39,95 In 2005 genoot de Oostendse kunstenaar Etienne Elias (o1936) de eer van een retrospectieve tentoonstelling in het PMMK in zijn thuisstad. Daar was goed te zien hoe verscheiden zijn oeuvre wel is, zowel thematisch als qua vorm en uitdrukking. Hans Sizoo: ‘Langs de weg die werd afgelegd kunnen ten minste zes wendingen worden geteld, met voorbij elke wending een andere vorm en een nieuw inhoudelijk accent.’ Op die manier kwam Elias terecht in het vaarwater van stijlen en stromingen als het expressionisme, de informele abstractie, de pop art, de Nieuwe Visie, het hyperrealisme en de Nieuwe Wilden. Zij die niet beter weten, zouden hierin een meewaaien met de artistieke wind van het moment kunnen vermoeden. Toch is dat niet zo. Als een rode draad doorheen Elias' verschillende stijlperiodes is er immers altijd weer de nadruk op de kleur, de aard van de inspiratie (in hoofdzaak de mensen en dingen uit zijn eigen omgeving), het gevoel en de fantasie. Diverse stijlvormen komen daarnaast ook wel eens verenigd in zijn werk voor. Zo vertonen nogal wat van zijn vroegere werken uit de jaren zestig een collage-achtige opbouw en een afwisseling van figuratieve en abstracte elementen. Een aantal van zijn grote voorbeelden zijn de surrealist René Magritte, de Engelse pop-artkunstenaars David Hockney en R.B. Kitaj en Roger Raveel. Vooral de laatste is van grote invloed op Elias' werk geweest. Elias werd samen met Raoul De Keyser en de Nederlander Reinier Lucassen trouwens bekend als één van de schilders die onder leiding van Raveel in 1966 de muren van de keldergangen van het kasteel van Beervelde picturaal onder handen namen. Toch bestaan er wezenlijke verschillen tussen Elias en Raveel. Daar waar de picturale wereld van Raveel er een is van de
waarneming, is deze van Elias er een van het geestesoog. Het boek bij de tentoonstelling in het PMMK bevat een representatieve keuze uit Elias' schilderijen en tekeningen, aangevuld met documentaire foto's en een bio- en bibliografie. Een minpunt zijn de teksten van Van den Bussche en Sizoo, die gesteld zijn in een erbarmelijk Nederlands. Van een groter contrast met de onberispelijke vormgeving van Antoon De Vylder kan dan ook geen sprake zijn. Het zoveelste voorbeeld van een kunstboek waarin tekst en beeld niet met elkaar in evenwicht zijn en het aantal spelfouten de fatsoensnormen overschrijdt. Wordt dit soort haastwerk de nieuwe rage in uitgeversland?
[Patrick Auwelaert]
| |
Hans Vlieghe, Cyriel Stroo en Hilde van Gelder
Vlaamse meesters. Zes eeuwen schilderkunst. Davidsfonds/Waanders, Leuven-Zwolle, 2004, 304 p. € 62,50
Eind 2004 verscheen bij het Davidsfonds en Waanders een nieuw referentiewerk over de Vlaamse schilderkunst door de eeuwen heen. Het gaat om een overzicht van de schilderkunst in Vlaanderen op paneel en doek vanaf de zgn. Vlaamse Primitieven tot omstreeks het jaar 2000. De toch voor Vlaanderen niet onbelangrijke miniatuurkunst komt niet ter sprake. De auteurs beginnen hun overzicht eigenlijk pas vanaf de late veertiende eeuw. Het volumineuze boek werd samengesteld en geschreven door drie erudiete wetenschappers ter zake: Cyriel Stroo, verbonden aan het Kon. Instituut voor het Kunstpatrimonium in Brussel, Hans Vlieghe, hoogleraar aan de Leuvense Universiteit, en Hilde van Gelder, docent aan dezelfde instelling. Zij behandelen elk een uitgebreid hoofdstuk, respectievelijk de Vlaamse Primitieven, Van renaissance tot neoclassicisme en de schilderkunst vanaf 1830 tot het begin van de eenentwintigste eeuw. Dit overzicht is in feite een aaneenschakeling van artistieke hoogtepunten die in deze uitgave rijkelijk worden getoond met een uitzonderlijke waaier aan vierkleurenillustraties. Teksten en afbeeldingen bewijzen nogmaals hoe divers, karakteristiek en groots de Vlaamse schilderkunst wel is. Vooral het bekende gamma aan werken komt er aan bod met hier en daar ook minder bekende schilderijen die toonaangevend zijn voor een periode of illustratief voor een bepaalde kunstenaar. De vlot leesbare teksten geven ons een verbluffende synthese van zeven eeuwen Vlaamse schilderkunst en het boek dient zeker een vaste stek te krijgen in elke bibliotheek waarin kunst het centrale thema vormt. Toch betreuren we dat in zo'n kunstvolle uitgave een index ontbreekt.
[Jean Luc Meulemeester]
| |
Jan Vanriet, Luc Devisscher en Marc Ruyters
DeTestamenten. Verhalen uit de bijbel met schilderijen van Jan Vanriet. Davidsfonds, Leuven, 2005, 168 p. € 35.
In opdracht van de uitgeverijen Davidsfonds en Katholieke Bijbelstichting (KBS) creëerde Jan Vanriet een schilderijencyclus voor een nieuw bijbelboek. De kunstenaar liet zich inspireren door een representatieve keuze van fragmenten uit het Oude en Nieuwe Testament en zette die om in ruim tachtig schilderijen. Het resultaat kan de lezer bekijken in het kunstboek De Testamenten. Het is een boek dat uitnodigt om in te bladeren, om te zwerven van schilderij naar schilderij, te kijken en de bijhorende bijbeltekst in je te laten bezinken. De schilderijen van Jan Vanriet verrassen en beklijven. Als ongelovige ging Vanriet al eerder de confrontatie aan met wat hij ‘een van de basisteksten van onze cultuur’ noemt: getuige daarvan de publicatie in 1995 van Volgens Johannes in samenwerking met Benno Barnard en Maurits Sabbe. De kunstenaar transponeert veelal de bijbelse verhalen naar 2005: het hoertje Oholiba is bij Vanriet een callgirl die zich geeft aan een zakenman, de Toren van Babel wordt een troosteloos flatgebouw, de ark van Noach een losgeslagen schip. Het sterkste werk is wellicht het gevecht van Kaïn en Abel waar de kunstenaar de kijker onderdompelt in een poel van hevig rood, een poel van bloed. Bijbelteksten en schilderijen vullen elkaar aan maar schuwen ook de confrontatie niet: waar Jacob in het bijbelverhaal worstelt met God, worstelt hij bij Jan Vanriet met zichzelf. DeTestamenten is dan ook een boek dat de grens tussen geloof en ongeloof overschrijdt en de lezer door woord en beeld kan raken.
[Geert Swaenepoel]
| |
Patrick De Rynck
De Onze-Lieve-Vrouwekathedraal van Antwerpen. Ludion, Gent, 2005, 88 p. €
Deze nieuwe uitgave over de Antwerpse O.-L.-Vrouwekerk heeft niet de pretentie een hoog wetenschappelijke publicatie te zijn, wel vooral een rijk en aangenaam ogend fotoboek met uitgebreide onderschriften. Vooral de detailopnames van enkele kunstwerken wisten ons te boeien. De inleidende teksten volgen een logische en traditionele orde, gaande van de geschiedenis van de bidplaats, over de architectuur om te eindigen met de bespreking van (een deel van) het rijke kunstpatrimonium, waarbij zowel sculpturen als schilderijen, glasramen als meubilair aan bod komen. Het geheel wordt afgesloten met wat cijfermateriaal en een beknopte bibliografie. Het boek zorgt in elk geval voor een goede eerste kennismaking met deze gotische parel van Brabant en met de unieke verzameling kunstwerken die daar in de loop der eeuwen werd samengebracht en met zorg werd geconserveerd.
[Jean Luc Meulemeester]
| |
| |
| |
Fotografie
Erwin Mortier
Uit één vinger valt men niet, Gedichten bij foto's van Lieve Blancquaert, De Bezige Bij, Amsterdam, 2005, 104 p. € 24,90
Op 25 april 2004 verlieten de laatste paters franciscanen hun Gentse klooster. Hiermee kwam een eind aan bijna achthonderd jaar aanwezigheid van de Minderbroederorde in Gent. Het kloosterpand is nu eigendom van het Centrum voor Algemeen Welzijnswerk Artevelde. De leegstand tussen twee eigenaars in gaf aan fotografe Lieve Blancquaert de kans om een dag door het ontruimde kloosterpand te zwerven en beelden te schieten van achtergebleven voorwerpen. De Gents stadsdichter Erwin Mortier schreef gedichten bij de achtentwintig foto's. ‘Bezie de feestelijke vrijpartij van rest en overschot’ (Dies Irae). Niet de grootse architectuur, maar kleine prullaria werden in beeld gebracht. Welke sporen hebben de paters nagelaten? Wat hebben ze laten rondslingeren? ‘Het brood is op. De vis tot op de graat gegeten. De bekers leeg’ (Jan van Ruusbroec aanbidt het kruis), maar wat is gebleven? Knopen en sleutels, resten van het leven dat er niet meer is. De taal en de beelden stellen ons in staat om het vergankelijke nog even vast te houden, herinneringen te koesteren aan wat voorbij is. Dat wordt sterk duidelijk in de foto van een muur waar het kruis is afgehaald. Alleen de afdruk ervan is nog zichtbaar. God en paters zijn uit de stad verdwenen, maar hun sporen zijn gebleven. Een boek om zoekend in te blijven kijken en lezen.
[Emmanuel Van Lierde]
| |
Johan De Vos, Sylvie Dhaene en Greet Vanderhaegen (samenstellers)
Arnold Vander Haeghen 1869-1942. Foto's uit de collectie van het Huis van Alijn. Snoeck, Gent, 2005, 143 p. € 25
Arnold Vander Haeghen, vanaf 1905 actief als drukker en uitgever, behoort tot de eerste generatie amateurfotografen. Als kind van zijn tijd was hij geboeid door de techniek en de uitvindingen die langzaam maar zeker ook in Gent ingang vonden. Als hij twintig is wordt Arnold Van der Haeghen lid van de Association BeIge de Photographie. Hij bezoekt de maandelijkse bijeenkomsten en neemt deel aan de excursies en fototentoonstellingen die de vereniging organiseert. De foto's die hij maakt tonen de mensen op straat in hun dagelijkse doen en laten: een bloemenverkoopster, marktkramers, spelende kinderen, de foor, een processie, flanerende dames aan zee, een staking.... In het Huis van Alijn, het voormalige Gentse folkloremuseum, worden een achthonderdtal glasplaten van Arnold Vander Haeghen bewaard. Dit fotoboek brengt de lezer een selectie uit deze fascinerende en unieke collectie. Johan De Vos koos uit deze selectie negen beelden, waarbij hij zijn gedachten de vrije loop laat. Zijn beschouwingen analyseren het getoonde beeld en verduidelijken de lezer hoe de fotograaf in zijn werk gaat. Dit fraai vormgegeven fotoboek is dan ook om meerdere redenen een aanrader: omwille van de kwaliteit van het werk van Arnold Vander Haeghen, omwille van de intelligente commentaar van Johan De Vos en uiteindelijk ook omwille van de boeiende beelden van een vervlogen verleden.
[Peter Janssens]
| |
Literair proza
Frank Adam, Klaas Verplancke
Confidenties aan een ezelsoor. Davidsfonds, Leuven, 2005, 71 p. € 24,95
In 2003 publiceerden Adam en Verplancke samen Wat de ezel zag, of de zeven eerste woorden van Jezus. In dit kinderboek plaatsten ze de ezel uit de kerststal centraal. Op vraag van De Standaard Magazine creëerden zij rond de figuur van de ezel als commentator een serie voor volwassenen. Een jaar lang schreef Frank Adam maandelijks een aflevering van ‘Confidenties aan een ezelsoor’, een reeks absurde fabels voor volwassenen; Klaas Verplancke nam de illustraties voor zijn rekening. In het najaar van 2005 verschenen deze Confidenties, samen met 5 nooit eerder gepubliceerde afleveringen, gebundeld in een fraai boek bij uitgeverij Davidsfonds/Literair. De ezel in de bundel heeft maar een oor meer; het andere is hij kwijt geraakt in de loop van zijn turbulente leven. Maar als therapeut krijgt hij in dat ene oor alle ellende van de wereld ingefluisterd. Hij fungeert als biechtvader voor mensen van allerlei slag: een therapeute, een grootindustrieel, een begrafenisondernemer, een minister, een homoseksueel, een zelfmoordterroriste... De verhalen die de ezel te horen krijgt doen dikwijls (glim)lachen. Maar achter de humor gaat ook veel tragiek schuil. Adam en Verplancke houden de lezer een spiegel voor die een dikwijls niet zo fraaie werkelijkheid laat zien. ‘Doet u graag wat u doet?’ vraagt de ezel aan de gezinstherapeute. Waarop als onthutsend antwoord komt: ‘Die vraag stel ik me al lang niet meer’, (...) ‘Ik zit al in het stadium dat ik bén wat ik doe, snap je? Als je je daarbij neerlegt, gaat alle als vanzelf.’ Als illustratie van de verdwazing van onze tijd pijnlijk herkenbaar... En na een urendurende babbel met een verbitterde, eenzame homoseksueel vraagt de ezel zich zuchtend af hoe de wereld zou zijn als kinderen zélf hun ouders zouden mogen kiezen. Harde verhalen over een
harde werkelijkheid, maar met weemoedig mededogen verteld. De tekeningen van Klaas Verplancke roepen herinneringen op aan het werk van Jeroen Bosch, George Grosz en Dubout. ‘Hier eindig het eerste boek van de Confidenties aan een ezelsoor’, luidt de laatste zin van het boek. Hopelijk breien Frank Adam en Klaas Verplancke hier een kwalitatief even hoogstaand vervolg aan.
[Geert Swaenepoel]
| |
Herman Leenders
De echtbreukeling. De Arbeiderspers, Amsterdam, 2005, 142 p. € 14,95
Met de titel van zijn korte roman ‘De echtbreukeling’ verwijst Herman Leenders op een relatief directe en onmiddellijk herkenbare manier aan een schipbreukeling en meteen ook aan het cliché waarmee het stranden van een huwelijk wordt omschreven. Het schip dat op de klippen loopt en onherstelbare averij oploopt... Leenders heeft het aangedurfd en aangekund dit regelrechte cliché, waar de lezer trouwens tot over oren in ondergedompeld wordt, uit te spitten. Hoofdfiguur K. (met een wel heel doorzichtige verwijzing naar Kafka) blijft niets bespaard van de perikelen die met een (v)echtscheiding gepaard gaan: de wederzijdse beschuldigingen die hij van zijn vrouw Frida moet incasseren, het getouwtrek voor de rechtbank, het niet steeds even goed gemeende commentaar van vrienden en kennissen, de vereenzaming die de kop opsteekt.... K., die als schrijver met een kanjer van een writer's block kampt, slaagt er slechts met heel veel moeite in zich weer met het leven te verzoenen. Dat besef van het weer aankunnen komt er wanneer hij zich op een dag realiseert dat hij een boek graag heeft gelezen, dat hij zijn gedachten bij de woorden kon houden, dat hij weer de minuten kan laten voorbijrazen zonde iets te doen. Als hij dan, louter toeval uiteraard, een jeugdvriendin tegen het lijf loopt die net ook zelf gescheiden is, lijkt alles weer in de goede plooi te vallen.... Tot hij moet vaststellen dat ook zij iemand anders op het oog heeft. De nederlaag lijkt totaal, maar dan betrapt hij Frida en neemt hij op een weinig subtiele wraak op haar met de foto's die hij als bewijsmateriaal heeft verzameld. ‘De echtbreukeling’ brengt, zonder echt hoge toppen te scheren, een herkenbaar relaas van een echtscheiding. Herman Leenders zoekt geen sensatie, maar klaart de klus alles bij elkaar wel op een iets te voorspelbare manier. Liever had ik meer mooie
beelden gezien als dit ene dat ik direct heb aangestreept: ‘K. ziet een vader met zijn twee kinderen op de fiets. De jongen zit vooraan, het meisje achteraan. Aan zijn stuur hangen hun boekentasjes. Zijn banden worden plat tegen de kasseien gedrukt. Zijn fiets is haast te klein voor het gewicht van hun geluk.’ (p.69)
[Jooris van Hulle]
| |
Chika Unigwe
De feniks. Meulenhoff/Manteau Antwerpen, 2005, 212 p. € 17,95
De feniks, het romandebuut van de Afro-Belgische Chika Unigwe, werd met veel tromgeroffel door de uitgever aangekondigd. De auteur ontving in 2003 de BBC Short Story Award en won in 2004 de Commonwealth Short Story Award en was ze genomineerd voor de Caine Prize (ook wel de Afrikaanse Booker Prize genoemd). Bovendien is zij als auteur van allochtone afkomst, als ‘nieuwe literaire Belg’ in Vlaanderen -zacht uitgedrukt- lid van een eerder zeldzame soort. Zoals het hoort in grote literatuur zijn liefde, verlies en dood alomtegenwoordig. Er is de liefde van het hoofdpersonage Oge voor haar blanke Belgische ingenieur Gunter, een liefde die zo sterk is dat Oge hem volgt naar het verre Turnhout. En er is de liefde voor hun zoontje Jordi, maar ook het niet te boven te komen verdriet om zijn tragische en zinloze dood. De dood duikt ook op wanneer Oge's vriendin aan aids overlijdt. En zelf moet Oge vechten tegen borstkanker en tegen haar onmacht om er met haar man Gunter over te praten. Helaas slaagt Chika Unigwe er ondanks de grote thema's niet echt in de hooggespannen verwachtingen waar te maken. Zo komt de uit naar België geëmigreerde Oge niet veel verder in haar kijk op ons land dan wat cliché's: Vlamingen zijn stug en gesloten, ze stellen ridicule vragen aan vreemdelingen, wie op bezoek wil komen moet altijd een afspraak maken... En dat gaat zo maar door. Erger vind ik de behoorlijk hoge graad van voorspelbaarheid: hoe Ogé reageert op verlies en verdriet doet sterk denken aan de vele egodocumenten die rond dat onderwerp op de markt zijn. Zij doet daar te weinig mee. Wat Unigwe wel kan is een verhaal vertellen. Hopelijk nemen auteur én uitgever de nodige tijd eer een tweede roman op de lezer losgelaten wordt.
[Geert Swaenepoel]
| |
Louis Paul Boon
Eenzaam spelen met Pompon. Amsterdam, Meulenhoff Manteau, 2005, 143 p. € 19,95
Aan de uitgave van deze Boon-tekst gaat een lange voorgeschiedenis vooraf. De ervaringen van het jonge meisje Pompon hebben Louis Paul Boon jarenlang beziggehouden. In 1988 verscheen bij de Heerlense uitgeverij Pan een eerste editie van Zondagsleven van Pomponneke. Studie van in een doos teruggevonden materiaal bij de erven Boon toonde dat Louis Paul Boon jarenlang in stilte gewerkt had aan een omvattender versie van zijn Pomponneke-project, en zelfs reeds de typografische instructies had uitgewerkt om de verschillende verhaallijnen ineen te vervlechten. De basistekst die voor deze uitgave gebruikt wordt is een onuitgegeven typoscript, waaraan Boon zelf de titel Eenzaam spelen met Pompon had gegeven. Het boek bestaat uit drie delen. Er is vooreerst ‘Zondagsleven van Pomponneke’, waarin Pompons filmcarrière wordt geschetst. Dit verhaal wordt in het zwart afgedrukt. Daarnaast zijn er de in het blauw afgedrukte ‘Memoires van een schoolmeester’, het verhaal van de verliefde gevoelens van een schoolmeester voor een jong meisje dat hij op de bus ontmoet. Het meisje in kwestie heet hier Petite-Fleurke. In het rood afgedrukt is tenslotte ‘Het verborgen sprookjesleven van Petite-Fleurke/Pomponneke’, een aantal bedenkingen van het meisje op wie de schoolmeester verliefd wordt. De tekstbezorging gebeurde begin jaren negentig door Martine Cuyt en Jeroen Olyslaegers, in opdracht van het Louis Paul Boon-documentatiecentrum. Dat de editie er nu komt heeft wellicht te maken met het succes van De Fenomenale Feminateek. Bijzonder aan deze uitgave zijn dan ook en vooral de illustraties. Zij sluiten met hun dromerige erotiek naadloos aan bij de sfeer van de tekst. Eenzaam spelen met Pompon hoort allicht niet tot het sterkste werk van Boon. Toch zal de Boonliefhebber deze fraaie editie niet willen missen.
[Geert Swaenepoel]
| |
| |
| |
Karin Giphart
Maak me blij. Nijgh & Van Ditmar, Amsterdam, 2005, 208 p. € 14,90
Ziggy is een 29-jarige lesbische vrouw. Met veel humor en liefde verzorgt ze haar zieke moeder. Ondertussen loopt haar relatie met Adisa stuk. Toch vertrekt ze wat later met haar ex op vakantie naar Griekenland. Haar moeder begrijpt het niet. Hubris? Of gewoon een praktische regeling, want de reis was geboekt vóór de breuk? En had Adisa niet de helft betaald? In Griekenland wordt Ziggy heen en weer geslingerd tussen Adisa en Helen, een jonge vrouw tot wie ze zich aangetrokken voelt. Ondertussen belt ze regelmatig met haar zieke moeder, die op haar beurt haar best doet om haar dochter te laten geloven dat alles in orde is. Maar dat is het uiteraard niet. De stijl in deze roman is niet gewoon. Op een heel eigen manier vertelt Griphart hoe Ziggy zich staande houdt in het kleine lesbische wereldje. ‘Lesbienne zijn in Amsterdam is leven in een dorp’ (p.15). Alhoewel, staande. Ze lijkt veeleer rond te zwalpen. We krijgen we een beeld van de vrouwenliefde, van woede en angst om ontrouw tot en met cokeseks. Maar ook het beeld van een jonge vrouw die liefdesverdriet heeft. Gelukkig ontbreekt de humor niet. Vooral de dialogen tussen moeder en dochter bieden een tegengewicht voor de ‘rauwere’ kant van Ziggy's leven. Hoe haar moeder Ziggy bijvoorbeeld de raad geeft om meteen in Griekenland met iemand in bed te duiken, zolang het maar Adisa niet is. Of Ziggy de raad geeft zich desnoods via een ongeluk van haar ex te ‘ontdoen’. De auteur hanteert verschillende talen. Naast haar eigengereide taaltje heeft Ziggy de neiging om er nogalduchtig op los te fantaseren, bij voorkeur in termen a la Star Trek. Gelukkig heeft het boek achteraan een korte woordenlijst (met o.m Klingon). Een niet-alledaags debuut. Als nagedachtenis aan haar moeder is het boek geslaagd. Ondanks alles komt er bij die beelden warmte en genegenheid bovendrijven. De rest is net verteerbaar omdat het een tegengewicht vormt?
[Joke Depuydt]
| |
Christophe Vekeman
Een borrel met Barry. De Arbeiderspers, Amsterdam, 2005, 221 p. € 16,95
Een borrel met Barry. Het had de titel kunnen zijn van een zoveelste praatprogramma op TV of een even zoveelste uitgave in de eindeloze reeks culinaire publicaties die de markt tegenwoordig overspoelen. Dit keer is het echter gewoon een roman geworden. De jongste roman van een opmerkelijke nieuwkomer in onze Vlaamse letteren, Christophe Vekeman. Afgaande op dit boek is deze auteur meer dan het volgen waard. Centraal staat het verhaal van de dertiger Seb, een schrijver met een writersblock, een echtgenoot met een huwelijkscrisis, een man met een drankprobleem. Met deze robotfoto van Seb gaat Vekeman heel aantrekkelijk aan de slag. Hij schuift de drie invalshoeken over elkaar zonder daarbij op één moment de overzichtelijkheid te verliezen. Een zeer gevarieerde en imaginatieve plot zorgen daarvoor. Daarin spelen Seb en zijn vrouw Martha een hoofdrol. Om uit de verveling van hun huwelijksleven te breken zoeken ze soelaas in buitenechtelijke avontuurtjes waarbij ze Barry, de nieuwe vriend van Martha's zus Myriam gebruiken: Seb als alibi om weg te geraken thuis, Martha als amant de circonstance. De steeds aanwezige angst dat hun plannen ontdekt worden of dat Barry zijn mond voorbij praat loopt als een rode draad door het verhaal en is een van de steunpunten van Vekemans vertelstrategie. Het verhaal ontplooit zich echter zonder horten op een zeer natuurlijke wijze. Uit elke situatie, elke gebeurtenis, elke scène die beschreven wordt, is elke krampachtigheid geweerd. Meer zelfs de auteur bezigt een humoristische ondertoon waardoor de vaak droevige en pijnlijke situaties verteerbaar blijven. Ook daardoor wordt de aandacht van de lezer stevig vast gehouden. Vanuit stilistisch oogpunt zorgt het boek zeker voor smaakvolle leesmomenten. Vekeman combineert in Een borrel met Barry een zakelijk ontbeende stijl met zeer
lange in lagen opgebouwde periodes die ons tijdens het lezen deden denken aan Proustiaanse constructies. Die combinatie is helemaal niet storend. Of het een bewuste techniek is, dan wel uitdrukking van een vormelijk zoeken, valt moeilijk uit te maken. Wel vergt het een zeker flexibiliteit van de lezer. De schrijver gebruikt vaak mooie beelden, eenvoudig van woorden, rijk aan suggestie. Dat is beslist een pluspunt. Een borrel met Barry. Een boek dat naar nog smaakt!
[Frank Tubex]
| |
Ed Franck en Carll Cneut (ill.)
Hou van mij, de mooiste verhalen over liefde. Davidsfonds, Leuven, 2005, 261 p. € 29,95
Van 1995 tot 2002 hertaalde Ed Franck negen klassieke liefdesverhalen die gepubliceerd werden in de Valentijnreeks voor adolescenten van uitgeverij Averbode. Zes van die tragische liefdesgeschiedenissen werden opgenomen in deze prachtig uitgegeven bundel. In Beatrijs, Carmen, Tristan & Isolde, Romeo & Julia, Abélard & Héloïse en Medea bewerkte de auteur de oorspronkelijke verhalen in vlot, eigentijds proza. Het zijn intrigerende verhalen over liefde en haat, trouw en ontrouw, hoop en wanhoop, verraad en dood. Heel verschillende facetten van liefde komen erin aan bod: de getormenteerde liefde van Beatrijs, de passionele en vernietigende liefde van Carmen, de alles verterende, onmogelijke liefde van Tristan en Isolde, de romantische liefde van Romeo en Julia, de tragische en pijnlijke liefde van Abélard en Héloïse en ten slotte de dodelijke liefde van de afgewezen Medea. Ed Franck weet van de mannen en vrouwen in deze verhalen mensen van vlees en bloed te maken. Vooral Abélard & Héloïse, het enige verhaal in de ikvorm, waarin Héloïse vertelt over haar innerlijke strijd en haar verlangen naar liefde, is een ontroerend, verstild en toch krachtig verhaal. De auteur kreeg er in 2003 de Boekenleeuw voor. Deze liefdesgeschiedenissen zijn in een toegankelijke taal geschreven, met levendige dialogen en soms poëtische beschrijvingen en mooie beeldspraak. Door deze uitgave bereiken de verhalen terecht niet alleen een publiek van adolescenten maar ook van volwassenen. Veel aandacht ging naar de vormgeving waardoor dit boek een echt hebbeding is. De vaak gelauwerde Carll Cneut gaf elk verhaal zijn eigen sfeer en kleur via gekleurde randen en een aantal grote en kleine illustraties. Ze sluiten met hun stilering en ingehouden emoties perfect aan bij dit boek met tijdloze verhalen over het meedogenloze leven.
[Ria De Schepper]
| |
Poezïe
Lut de Block (samenst.)
Nooit te vangen met haar eigen pen. De vrouwelijke stem in de Nederlandstalige poëzie in 200 gedichten, Poëziecentrum, Gent, 2005, 184 p. € 17,50
Bloemlezingen zijn een must voor wie begaan is met het bedrijf der poëzie: ze confronteren de lezer met een of verscheidene dichters die later tot zijn of haar hoogst persoonlijke voorkeur kunnen behoren. Lut de Block publiceerde enkele dichtbundels en wil nu met haar bloemlezing recht doen aan de vrouwelijke stem in onze poëzie. Zij is daarin niet de eerste: ik verwijs maar naar de bloemlezingen Eigen wegen (1992), samengesteld door Annemarie Sauer en uitgegeven door de intussen ter ziele gegane Leuvense Schrijversaktie, en Volmaakte aanwezigheid, Volmaakt gemis (2000), waarin Hannie Rouweler en Lucienne Stassaert in opdracht van de uitgeverijen P (Leuven) en Passage (Groningen) de beste gedichten van veertig Vlaamse en Nederlandse dichteressen hebben geplukt.
Natuurlijk zijn er in al die bloemlezingen een aantal namen die steeds terugkeren: voor de hand liggende, min of meer gecanoniseerde dichteressen als Christine D'Haen, Miriam van hee, Jo Govaerts, Jo Gisekin of (inderdaad) Lut de Block, naast Eva Gerlach, Anna Enquist, Elma van Haren, maar ook verrassingen als Maris Bayar, de vergeten Gerda Berckmoes of de verdienstelijke Marleen de Crée. Waarmee ik maar wil zeggen dat het vaak om tegelijk eigenzinnige én voor de hand liggende keuzen gaat.
Wat is verrassend aan de bloemlezing van Lut de Block, buiten het feit dat zij voor haar eigen gedichten behoorlijk wat plaats heeft vrijgehouden? Goed, dat hebben Sauer, Stassaert en Rouweler eerder ook gedaan, en daarin zijn mannelijke bloemlezers de dames uiteraard voorgegaan. De Block heeft bovendien in dat soort opwerpingen het onmiskenbare voordeel dat haar laatste bundels, respectievelijk Entre deux mers (1997) en De luwte van het late middaguur (2004) bij een toonaangevende uitgeverij als De Arbeiderspers verschenen, een niet te miskennen factor in de canonisering van een auteur en - bij uitbreiding - bloemlezer.
Die bloemlezer geeft twee fundamentele drijfveren voor haar boek: vrouwelijke dichters komen steeds minder aan de bak, laat staan op het literaire podium en, ten tweede, blijken schrijfsters in recensies en interviews op een andere manier benaderd te worden. Volgens recent onderzoek is dat te wijten aan het door vrouwen zelf bevestigde rollenpatroon. Nochtans kan van de jongere generatie dichteressen gezegd worden dat ze er een zelfde, mannelijke eerzucht op nahouden. En ja, de vrouwelijke stem bestaat, maar dient meteen genuanceerd, want valt niet noodzakelijk samen met het geslacht van de dichter. Kijk maar naar de gedichten van de als Marieke Jonkman vermomde Anton Ent.
De verdienste van deze bloemlezing is alvast dat Lut de Block zich niet heeft beperkt tot het selecteren van monumenten (Ida Gerhardt en M. Vasalis) of gevestigde namen als Esther Jansma, Anneke Brassinga, Hester Knibbe, Maria van Daalen, Judith Herzberg, Anna Enquist, of jonge godinnen als Maria Barnas en Hagar Peeters, maar daarnaast ook duidelijk de min of meer vergeten of schromelijk verwaarloosde dichteres voor ogen heeft gehad, terecht of onterecht, die keuze laat ik voor rekening van de samensteller: Gerda Berckmoes, Maris Bayar, Frieda Groffy, Emma Crebolder of Lieve Desmet. Precies dat is de sterkte van dit boek, in tegenstelling tot de hierboven geciteerde bloemlezingen van Stassaert en Rouweler, die teveel de grote namen gebloemleesd hebben en zichzelf daartussen gepositioneerd hebben (voor de een meer terecht dan voor de ander), en die van Sauer, die te nadrukkelijk de marge van de vrouwelijke literatuur heeft opgezocht. Ik wil, als poëzielezer, een betrouwbaar overzicht, waarin het aantal gedichten de effectieve literaire waarde van een dichter op een eerlijke wijze benadert. En daar is Lut de Block met overtuiging in geslaagd, in de eerste plaats omdat zij een kenner is. En dat is, tot nader bericht, nog altijd een basisvoorwaarde voor een goede bloemlezing.
[Stefan van den Bossche]
| |
Bart Plouvier
Weerslag. Een jaarcyclus. Manteau/Standaard Uitgeverij, Antwerpen, 2005. 80 p. € 16,50
Bart Plouvier heeft zijn nieuwste dichtbundel Weerslag getiteld en gestructureerd volgens de maanden van het jaar. Onder elke maand figureren drie gedichten. De ‘weerslag’ uit de titel mag hier best letterlijk begrepen worden, want de gedichten zijn telkens reacties, uitgelokt door het seizoen of het weer en soms ook door een persoonlijke gebeurtenis. Duidelijk is in elk geval dat de mens die uit deze gedichten naar voren treedt een zelfde soort evolutie, een zelfde soort cyclus doormaakt als het weer.
De gedichten van Plouvier zijn zeer traditioneel en dat willen ze ook expliciet zijn volgens de achterflap waar gesteld wordt dat ze het niet moeten hebben ‘van onverwachte vormexperimenten’. Rijm is in Plouviers gedichten nadrukkelijk aanwezig, er staan sonnetten en kwatrijnen, allemaal vakkundig in elkaar gezet. Maar jammer is dat
| |
| |
ook de inhoud weinig onverwachts brengt en weinig verontrustend is. Zeer vaak geeft de dichter natuurbeschrijvingen (hij heeft een grote voorkeur voor vogels met vreemde namen) of melancholische herinneringen. Dat maakt van dit alles vaak een klankrijke, maar weinig opvallende bundel. Enkele gedichten overtreffen het beschrijvende, zoals het gedicht ‘De schreeuw’ uit de afdeling ‘Mei’ waarin een (her)geboorte wordt geëvoceerd met beklemmende beelden en rake woorden. Over het algemeen blijft het in Weerslag echter toch vaak bij sfeervolle, minutieuze observaties die de lezer weinig nieuwe inzichten brengen. Allemaal erg mooi, allemaal redelijk gaaf, maar allemaal vooral heel erg braaf.
[Carl De Strycker]
| |
Hanna Kirsten
Korst en kruim, P, Leuven, 2005, 40 p. € 13
Een van de mooist vormgegeven bundels in 2005 is ongetwijfeld het door Uitgeverij P verzorgde Korst en kruim van de dichteres Hanna Kirsten (1947). Wie de naam Hanna Kirsten uitspreekt en, laat ons zeggen, veertiger is, weet haar steevast te linken aan de hoogdagen van het Averbode-leerlingentijdschrift Top waarin vaak werk van haar - gedichten en belijdenislyriek in het bijzonder - te lezen viel.
Kirsten was lerares en debuteerde in 1973 met de bundel Adem voor vogels. Nadien volgde nog een viertal bundels, waaronder in 2003 en ook bij uitgeverij P Elders wonen, waarmee de dichteres was teruggekeerd naar het ‘land der levenden’. En nu is er dus Korst en kruim, een bundel waarin Hanna Kirsten haar eerder beproefde recept meer dan behoorlijk praktiseert: doorheen eenvoudig klinkende verzen wordt sentimentaliteit en emotionele ontlading op de achtergrond gehouden. En toch primeert een en al vrouwelijkheid: de moeder als schild voor haar zoon, de gedichten die haar melk te drinken krijgen, een ‘moedersleutel van huis naar huis’, ‘een waaghalsmeisje’ enzovoort. Haar taalidioom is er ook een van neologismen. En toch gaat het niet alleen over de relatie moederkind, vrouw-man, maar benadert de dichteres ook de taal, de woorden waarmee ze haar specifieke werkelijkheid inkleedt. Diezelfde taal is het medium dat in staat is om plaats te maken voor een luchtgat dat de storm in de duisternis laat zingen. Op die manier wordt de hele bundel tegelijk een exploratietocht naar en met taal, op basis van de ‘taalgevoelige verzen’ die haar vroegere poëzie zo sterk typeerden en de basisgedachte vormden in de receptie ervan. Hoe dan ook: ik ben behoorlijk onder de indruk van Korst en kruim, en niet enkel van de vormgeving ervan, maar ook van de intrinsieke kracht, de subtiele gevoeligheid en de onmiskenbaar beheerste zegging die in deze gedichten samengaan.
[Stefan van den Bossche]
| |
Hubert van Herreweghen
Een lamentatie van de melaatse koning. Met tekeningen van Anne van Herreweghen. Uitgeverij P, Leuven, 2005, 84 p. € 17
Hubert van Herreweghen is een van de éminences grises van de Vlaamse poëzie en tegelijk een boegbeeld van wat de ‘traditionele’ dichtkunst wordt genoemd. Met de vijfenveertig kwatrijnen die samen Een lamentatie van de melaatse koning vormen, voegt hij een in alle opzichten typische Van Herreweghen-bundel toe aan zijn gerespecteerde oeuvre. Zoals vaker neemt de dichter een oudtestamentisch verhaal als uitgangspunt. Hij laat Uzzia, in de 8e eeuw voor Christus koning van Juda, aan het woord. Deze koning die na een zeer gunstige regeerperiode overmoedig werd en de rechten van de tempelpriesters afnam, werd omwille van een vlekje in zijn gezicht door de priesters zo danig in diskrediet gebracht, dat hij als melaatse werd verbannen. Van Herreweghen identificeert zich met dit personage en schrijft in de ik-vorm een klaagzang neer, maar al snel wordt duidelijk dat deze particuliere geschiedenis slechts het oppervlakteverhaal vormt voor een meer algemene problematiek. Het gaat Van Herreweghen om de ijdelheid van de vergankelijke mens. Die streeft naar heroïek en aardse schoonheid, maar bereikt die veel te vaak door moord, leugen of bedrog. Die leugenachtigheid wil de ik-figuur aankaarten. ‘Ik zeg de dingen die ik zag. / Waarheid alleen is mijn bejag’ zijn de openingsregels van de bundel, maar ze komen zo vaak terug dat ze meteen ook de themazinnen zijn waarop gevarieerd wordt. Alles waarnaar de mens streeft, is echter tijdelijk. De eens zo mooie vrouw wordt oud en lelijk, de naam van de held verdwijnt uiteindelijk toch tussen de plooien van de tijd; het is kortom hoogmoedig te denken dat de mens iets betekent. Deze al te menselijke aandriften worden tegenover de natuur geplaatst die wel blijvend is en bovendien mooier en eerlijker dan welk menselijk streven dat onder cultuur begrepen wordt ook. Pas als hij dat inzicht heeft meegedeeld, kan de koning/dichter rust vinden.
Dat dit geen vrolijke boodschap is, maar een waarschuwing van iemand die de nefaste gevolgen van kleinmenselijke streven aan den lijve heeft moeten ondervinden, onderstreep Van Herreweghen technisch. Het lamento-karakter van dit poëtische verhaal wordt klankmatig versterkt doordat de meeste kwatrijnen ‘-ach’ als enige rijmklank hebben. Dit zeer mooi uitgegeven bundeltje, met tekeningen van dochter Anne van Herreweghen, is een krachtige en tegelijk bijzonder poëtische oproep tot deemoed.
[Carl De Strycker]
| |
Peter Holvoet-Hanssen
Spinalonga. 44 gedichten. Prometheus, Amsterdam, 2005, 78 p. € 15
Peter Holvoet-Hanssen is van de postmoderne dichters waarschijnlijk de meest postmoderne, zozeer zelfs dat Jos Joosten een speciale strategie voorstelde om zijn gedichten te lezen. Je moet niet meer zoeken naar coherentie in deze poëzie, maar naar betekenislijnen die elkaar soms kruisen en soms niet. Zijn nieuwe bundel Spinalonga is in die zin een voortzetting van zijn oeuvre dat ook hier een aantal motieven oplichten en met elkaar verbonden worden, maar het is meteen ook een nieuw begin. In zijn trilogie (Stormbolicchio, Dwangbuis van Houdini en Santander) konden we kennis konden maken met de vrijbuiter (de zeerover, het motief van de vos) Holvoet-Hanssen die vooral de taal kaapte, haar met veel plezier schaakte en de vrijheid proclameerde. Dat project wordt in Spinalonga verder gezet, maar tegelijk ook kritisch in vraag gesteld. Nog steeds associeert Holvoet-Hanssen er duchtig op los. Zowel de klank als de semantiek van de woorden kunnen aanleiding geven tot de vreemdste bokkensprongen van taal. Nog steeds worden kinderlijke uitingen aan diep filosofische inzichten gekoppeld (het telrijmpje ‘1-2-3’ is tegelijk de maat van de wals als het symbool voor de hegeliaanse dialectiek), maar Holvoet-Hanssen benadrukt nu dat dit spel niet vrijblijvend is. Zijn poëzie is geen escapisme en geen steriel spel, deze poëzie heeft wel degelijk iets met de werkelijkheid te maken. De dood sluipt opvallend vaak in deze gedichten binnen, er is een ondergangsvisioen in de cyclus én de gedichten met de titel ‘Alles gaat naar de vaantjes’, er zijn strijdbare gedichten over mucoviscidose en tegen de verwoesting van een bos en ook de actualiteit is vaak nadrukkelijk aanwezig. Holvoet-Hanssen probeert nieuwe visies te bieden door te hameren op motieven die
blijkbaar als een soort metafysische entiteiten achter de werkelijkheid aanwezig zijn: het reeds genoemde 1-2-3 of de V (die voor vrijheid, verbinding en nog zoveel meer staat). Het mooist komt dat tot uiting in Holvoet-Hanssens spel met Spinalonga. Dat was tot 1957 een leprozenkolonie op Kreta, maar in de poëzie van deze dichter wordt dit geladener. Hij verbindt het met het Engelse spine (doorn) en zo met Christus' lijden. Maar spine betekent ook ‘de rug van een boek’ en zo belanden we dan bij een meer poëticale interpretatie.
Holvoet-Hanssen schrijft gedichten die barsten van het taalplezier, die als je ze hardop leest heerlijk zijn, maar hun kern niet zo gemakkelijk prijs geven. Dat maakt van deze poëzie ook een ontdekkingsreis vol leesplezier.
[Carl de Strycker]
| |
Jeugdliteratuur
Klaas Verplancke
Woorden wekken. Lannoo, Tielt, 2005, 38 p. € 14,95 Voor dit boek schilderde Klaas Verplancke twaalf lezende figuren met een bril. In één beeld vat hij telkens de fascinatie voor het boek, geeft hij weer hoe boeken in het hoofd van de lezer binnendringen en zijn kijk op de wereld bepalen. In de volgorde zit een ritme van blauw-groen-rood, waarin hij speelt met nuances, licht en schaduw. Hij schildert telkens dezelfde figuur en focust daarbij op het grote hoofd, met een lange, scherpe neus en een ernstige mond. De compositie van de bril, het boek en de lange armen bepalen de betekenis van het beeld. Vaak zijn de illustraties op het eerste gezicht vooral grappig: een lezer met dubbele bril leest twee boeken tegelijk, het boek is als een gieter waarmee je letters in je ogen giet, het boek is een sleutel die past in de sleutelgaten van de bril. Bij nader toezien zet het beeld je telkens aan het denken over de diepere betekenis ervan.
Stichting Lezen vroeg achttien schrijvers een korte tekst of een gedicht te schrijven over lezen. Het zijn uiteenlopende teksten over wat lezen of voorlezen met je doet: hoe je je in lezen kunt verdiepen, hoe wat je leest in je huid en je gedachten kan kruipen, je wereld kan veranderen of je zoete herinneringen kan bieden. De woorden en de beelden in dit boek wekken bij de lezer allicht een gevoel van herkenning, mooi verwoord zoals je het zelf had willen bedenken. Een kunstzinnig boek voor al wie graag leest.
[Ria de Schepper]
| |
Peter Sis
De boom van het leven. Lannoo, Tielt, 2005, 64 p. € 14,95
Charles Darwin vond het jammer dat hij niet kon tekenen. De vele levendige beschrijvingen in zijn dagboeken en brieven inspireerden Peter Sis om tekeningen te maken over zijn leven en werk. In talloze grote en kleine tekeningen, met bijschriften, dagboekfragmenten en observaties van Darwin zelf, schetst Sis het leven van Darwin van zijn geboorte tot zijn dood. De lezer volgt hem doorheen zijn kinder- en studietijd waarin hij al vlug een ongewone interesse voor de natuur aan de dag legde. De reis met de Beagle die vijf jaar duurde, wordt gevisualiseerd in tientallen kleine tekeningen, die samen met korte teksten over locaties, vondsten, gebeurtenissen en observaties, een ongewoon reisverslag bieden. Zijn verdere leven als vooraanstaand natuurkenner en de ‘gewaagde’ publicatie van zijn evolutietheorie wordt in prachtige grote tekeningen gepresenteerd. Zo geeft de lay-out ook weer dat de vele kleine observaties en ontdekkingen, samenvallen in een grote omvattende theorie. Dit boeiend prentenboek op groot formaat stelt het leven en de theorie van Darwin op een bevattelijke manier voor. Het is een boek dat bij jongeren vanaf twaalf jaar interesse kan wekken voor Charles Darwin en geïnteresseerde lezers op weg kan zetten naar moeilijker vakliteratuur. In deze tijd, waarin sommigen Darwins evolutieleer meer dan ooit afwijzen, biedt dit boek een interessante, heel menselijke toegang tot de wetenschapper en zijn werk.
[Ria de Schepper]
| |
Karlijn Stoffels
Koningsdochter, zeemanslief. Querido, Amsterdam, 2005, 122 p. € 12,50
Na de dood van zijn moeder is Bennik ontroostbaar. Hij trekt rond als smartzanger en met zijn prachtige stem troost hij rouwenden. Hij verwerft faam omdat hij zo wonderlijk het levensverhaal
| |
| |
van een overledene kan zingen. De toeschouwers zijn ontroerd als hij zingt over gewone mensen die vreugde en verdriet, liefde en eenzaamheid hebben gekend. Hijzelf blijft de nuchtere buitenstaander die zijn eigen verdriet verdringt en rusteloos rondtrekt. Hij heeft geen oog voor de feestspeler Mitoe die met haar vrolijkheid en open blik op de wereld zijn tegenpool is. Dan wordt hij bij prinses Esperanza geroepen, de koningsdochter die liefdeloos opgroeide en op haar kamer alleen nog in de spiegel naar zichzelf kijkt. Hij brengt haar uit haar lethargie maar zijn liefde beantwoordt ze niet. Toch helpt dit om zijn verdriet te relativeren en met een open geest op zoek te gaan naar de liefde. In de tijdloze verhalen die Bennik bezingt en in zijn eigen leven komen relaties met ouders, vooral de moeder, en met geliefden prominent op het voorplan. Wat is te verkiezen in het leven: jezelf wegcijferen in een relatie, je zo goed en zo kwaad als het kan aanpassen, je eigen passies voorop stellen of je helemaal geven in een relatie waar je er ook de schaduwkanten moet bijnemen? De auteur werkt vaak met tegenstellingen in de typering van de personages en hun gevoelsleven. De verhalen die Bennik vertelt en zijn eigen verhaal zijn in een sterk zintuiglijke en rijke taal geschreven. De herhalingen, de soms wat plechtstatige taal en een aantal beschouwende en beschrijvende passages doen denken aan de orale verteltraditie. De verhaallijn lijkt aanvankelijk eerder willekeurig maar stilaan blijkt dat de opbouw heel doordacht is. Doorheen de wonderlijke verhalen van gewone mensen slaagt de auteur erin de lezer als een luisteraar te boeien en te ontroeren. Deze jongerenroman is bestemd voor twaalfplussers maar zal wellicht- door de keuze van personages en thematiek - vooral een wat ouder publiek aanspreken.
[Ria De Schepper]
| |
Ted van Lieshout
Mama! Waar heb jij het geluk gelaten? Leopold, Amsterdam, 2005, 32 p. € 16,95
Dit poëzieprentenboek is een totaalproject met illustraties en gedichten. Vaak staan tekst en illustratie los van elkaar maar soms vormen ze samen één beeld, zoals bij het gedicht dat een schaduw op een muur lijkt of het gedicht dat vanachter een gordijn komt piepen. De dichter verloor als kind zijn vader en het thema van de verdwenen vader, van het zich verlaten voelen duikt ook hier weer op. Daarnaast is er eveneens de angst van het kind dat vreest om ook zijn moeder te verliezen. Toch krijgen de gelukkige momenten met vader en vooral met moeder veel aandacht. Het geluk is eveneens het onderwerp van gedichten die te maken hebben met de natuur, de zee en de zon. In de toegankelijke gedichten voor jongeren vanaf twaalf jaar, gebruikt Van Lieshout vaak de ikvorm of spreekt hij zijn vader of moeder direct aan. Hij beschrijft situaties en handelingen en weeft er zijn eigen gedachten en beschouwingen tussenin. De gedichten op de openliggende bladzijden zijn inhoudelijk met elkaar verbonden. De illustraties zijn gevarieerd: bewerkte foto's, computertekeningen en tekeningen met pen en Oost-Indische inkt. Achterin het boek legt Van lieshout in het kort uit welke technieken hij gebruikte om de illustraties te maken.
[Ria de Schepper]
| |
Hilde Hagerup
Zomerzeer. Querido, Amsterdam, 2005, 205 p. € 13,50
Gerd woont met haar zus Siv en haar moeder in een eenvoudig strandhuisje aan de Noorse kust. Hun vader is enkele jaren geleden om het leven gekomen op zee. Siv was erbij maar overleefde het drama. Sindsdien zingt ze te pas en te onpas. Haar jongere zus Gerd is de hoofdfiguur van het boek. Ze is een uitbundige tiener die graag confrontaties aangaat. Als vóór de zomervakantie Maja in de buurt komt wonen, gaan de poppen aan het dansen. Maja palmt Kasja, de beste vriendin van Gerd in. Als die te saai blijkt, probeert Maja Gerd te strikken. De auteur beschrijft knap de omgeving, de stemmingen van de personages, de wisselende relaties en rivaliteiten onder de meisjes. Toch zit er meer achter het steekspel van aantrekken en afstoten van de meisjes. Gerd denkt vaak terug aan haar vader en de twee zussen worstelen elk op hun manier met schuldgevoelens over de dood van hun vader. De zomerperikelen brengen hen dichter bij elkaar en stilaan wordt de verwerking van het verdriet het echte hoofdthema van het verhaal. De auteur weet sfeer te creëren door scherpe observaties en rake dialogen. Een innemende psychologische roman voor jongeren van twaalf a veertien jaar.
[Ria de Schepper]
| |
Jan de Leeuw
Het Nachtland. Davidsfonds/Infodok, Leuven, 2005, 230 p. € 15,95
Niel loopt na een hoogoplopende ruzie met zijn moeder thuis weg. Hij waagt zich 's nachts over een uitgestrekt bevroren meer omdat hij zo zijn lang geleden verdwenen vader hoopt te vinden. Als Niel gevonden wordt, is hij onderkoeld en in een diepe coma. De hoofdmoot van het boek wordt ingenomen door dromen en hallucinaties van Niel die ronddwaalt in Catatonië, een duister en vijandig land geregeerd door een koningin. Tal van opstandige landgraven hebben hun eigen plannetjes met Niel en dus komt hij geregeld in hachelijke situaties terecht. Hij doorkruist het land en moet ten slotte de confrontatie aangaan met de Wolf die niemand spaart. Tussendoor krijgen we korte flitsen van de situatie aan Niels ziekbed en van de relatie tussen moeder en Niels jongere zus Emma. Stilaan komt Emma te weten wat er precies met hun vader gebeurd is. Er is geen indeling in hoofdstukken maar de twee verhaallijnen hebben een aparte witte of grijze kleur van bladzijden en een eigen lettertype. In de beschrijving van de bijzondere steden en onherbergzame gebieden in Catatonië getuigt de auteur van een rijke verbeelding en een overtuigende zeggingskracht. Het boek biedt een wonderlijk verhaal vol symboliek dat de lezer meevoert naar bizarre plaatsen en dat bij nader toezien een knappe overkoepelende structuur heeft. De zoektocht naar de vader lijkt lang een alibi voor een avontuurlijk fantasyverhaal maar stilaan worden de parallen tussen de twee verhaallijnen duidelijk. In de belevenissen van Niel zitten verwijzingen naar sprookjes, figuren uit volksverhalen en tal van elementen uit avontuurlijke verhalen die de auteur in een originele mix samenbrengt. De hoofdfiguren krijgen een sterke psychologische typering. Nevenfiguren zijn eenzijdiger geprofileerd maar zij dienen vooral om universele gevoelens en karaktertrekken - zoals machtswellust, haat en egoïsme of liefde en
trouw - gestalte te geven. De leeftijd van de twaalfjarige Niel klopt wel niet helemaal met de eerder volwassen typering die hij krijgt. Voor veertienplussers is dit een boeiende adolescentenroman.
[Ria de Schepper]
| |
Karel Verleyen (vert.)
De wereld rond. Grote kijkatlas voor jongeren. Davidsfonds/Infodok, Leuven, 2005, 176 p. € 24,95
Deze kijkatlas biedt jongeren een schat aan informatie over geografie, natuur, bodemgebruik in de wereld en over de tradities, cultuur en geschiedenis van mensen die er wonen. Eerst worden een aantal overkoepelende aspecten besproken, zoals het ontstaan van de aarde, de wereldbevolking en de oceanen. Het boek is daarna opgebouwd per continent met per gebied of per land twee tegenoverliggende pagina's. De eerste is een kaartpagina met een kaart, geografische gegevens en blikvangers in kaders, zoals de Nederlandse waterkeringswerken in De Lage Landen of de zijderoute in Centraal-Azië. De tweede pagina is thematisch met meer economische, socio-culturele en beknopte geschiedkundige informatie. De informatie is heel overzichtelijk geordend in rubrieken, kaders en kleine tekstblokken. Tal van kleine tekeningen en foto's illustreren de teksten. Zo geeft het boek een ruim beeld van allerlei aspecten van een land of een gebied. Het biedt voor elk wat wils: het is een aangenaam kijkboek dat je al zappend kunt lezen maar het is door zijn uitgebreide index op aardrijkskundige namen ook een handig naslagwerk. Kinderen vanaf 11 jaar en jongeren kunnen erin grasduinen maar ook voor volwassenen is het een boek met veel interessante weetjes.
[Ria de Schepper]
| |
Muziek
Coen de Jonge
De buik van Elvis. Bespiegelingen over swingende muziek. Uitgeverij Passage, Groningen, 2005, 156 blz. € 15
Na De koffer van Benedetti en andere stukken over jazz (2001) brengt Coen de Jonge - onder andere redacteur van het Nederlandse vakblad JAZZ - met De buik van Elvis opnieuw een bundeling uit van overwegend korte stukken over jazz en aanverwante genres waarin het swinggevoel overheerst. Het boek bestaat uit drie delen: ‘Hoofdzonden in swingende muziek’, ‘Portretten’ en ‘Improvisaties’. In de eerste komen anekdotische bespiegelingen aan bod over onder andere erotiek en vraatzucht in de jazz, in de tweede schetst de auteur portretten van uiteenlopende musici als Dizzy Gillespie, Ray Charles en Howlin' Wolf, de derde bundelt alweer hoofdzakelijk des petites histoires over gemankeerde trendsetters, grappenmakers in de jazz en het gekwelde leven van miskende genieën. Inhoudelijk is dit stilistisch zwakke boek op zijn hoogst onderhoudend te noemen. Eens je het uit hebt, is het merendeel van het gelezene alweer vervluchtigd. Nee, dan is de vorm ons langer bijgebleven. Om kort te gaan: zelden hebben wij een boek gelezen dat zoveel fouten bevat. Geen tientallen, maar honderden. Sommige pagina's wemelen ervan. Zetfouten, splitsingsfouten, kromtaal, typografische en opmaaktechnische mankementen, enzovoort. Eén ding is zeker: aan dit vod is geen eindredacteur en corrector te pas gekomen. Een blamage voor de uitgeverij.
[Patrick Auwelaert]
| |
Discotheek
Hendrik Braeckman Group, feat. Bert Joris & Kurt Van Herck
'til now. Audio-cd; 64 min.; opname Walter De Niel voor radio Klara; mix Walter De Niel, Hendrik Braeckman & Piet Verbist; W.E.R.F. 048; distributie AMG en De Werf, Brugge; 2005
Na twintig jaar als begeleider van muzikanten in diverse genres achtte gitarist Hendrik Braeckman de tijd rijp voor een eerste, eigen cd. 'til now bevat elf door hemzelf geschreven en vindingrijk gearrangeerde composities. De muzikanten waarmee hij zich omringt, vormen een droomteam: Bert Joris op trompet en bugel, Kurt Van Herck op tenor- en sopraansax, Piet Verbist op bas en Jan de Haas op drums. Zelf bespeelt Braeckman een akoestische gitaar, speciaal voor hem gebouwd door de befaamde Vlaamse instrumentenbouwer Jacky Walraet. Braeckman is een gitarist die het niet moet hebben van vingervlugheid en nadrukkelijke statements. Zijn spel kenmerkt zich door een serene subtiliteit à la Jim Hall, die treffend contrasteert met de lyrische ontboezemingen van Joris en de beheerst krachtige toon van Van Herck. De ritmesectie speelt daarbij niet uitsluitend een ondersteunende rol, maar legt steevast spannende accenten die de muziek levendig en in beweging houden. Een typisch voorbeeld is het langste nummer van de cd, het tien minuten durende ‘Karl’, dat intimistische passages afwisselt met up-tempo werk en daardoor de aandacht van de luisteraar voortdurend opeist. Kenmerkend voor de cd is dat het warme groepsgeluid primeert. Nergens eist Braeckmans gitaar een prominente rol op, de man speelt integendeel volledig en bedachtzaam in functie van de composities, en dat geldt ook voor de andere
| |
| |
muzikanten. Gerijpt vakmanschap zonder een spoor van routine is hier dan ook de leuze. 'til now: een volwassen werkstuk én een voortreffelijke debuutcd van een oude rot in het vak.
[Patrick Auwelaert]
| |
L'âme des poètes
Prénoms d'amour. Dubbele audio-cd; 66 min. + 62 min.; opname en mix Daniel Léon; IGLOO IGL 177; 2005
L'ame des poètes is een trio bestaande uit Pierre Vaiana (sopraansax), Fabien Degryse (gitaar) en Jean-Louis Rassinfosse (contrabas). De heren zijn gespecialiseerd in het brengen van instrumentale versies van liedjes uit alle tijdperken van het Franse chanson, van traditionals tot werk van Jacques Brel, Georges Brassens, Edith Piaf, Barbara en vele anderen. Tussen 1992 en 2005 brachten zij vijf cd's uit - eigenlijk zes, want Prénoms d'amour is een dubbele. Ook hier weer werk van uiteenlopende chansonniers als Pierre Perret, Charles Aznavour, Gilbert Bécaud, en zowaar zelfs versies van ‘Marina’ van Rocco Granata en ‘Dominique’ van Soeur Sourire! Voor de gelegenheid liet het trio zich op Prénoms bijstaan door gastmusici: Sylvain Luc (gitaar), Stéphane Belmondo (bugel), Mike & Ivan Smeulders (accordeon, vibrandoneon) en Claude Flagel (draailier). Hun bijdragen vormen een verrijking van het groepsgeluid, waarin transparantie en een gevoel van ademruimte centraal staan. Bijzonder aan de aanpak van de groep is dat de chansons dienst doen als springplank voor improvisatie. Het trio gebruikt anders gezegd elk chanson als model om er de verworvenheden van de jazz op toe te passen. Geen verraad dus aan het origineel, maar een creatief eerbetoon, in de geest van. Op Prénoms wordt zo loepzuiver, gevoelvol en met zoveel empathie gemusiceerd dat de luisteraar er stil van wordt - nog altijd het mooiste compliment voor een muzikant.
[Patrick Auwelaert]
| |
Cel Overberghe
Transparent Selfportrait. Audio-cd, 42 min., opname Cel Overberghe, productie vzw A.A.A., 2005 (uitgave in eigen beheer: Cel Overberghe, Kleine Markt 4 bus 2, 2000 Antwerpen, tel. 03 213 01 30)
Ooit al gehoord van een eenmanskwartet dat ook nog schildert? We hebben het over Cel Overberghe (o1937). Eind jaren 50 al trad hij geregeld op als jazzmuzikant in de buurt van de Antwerpse Stadswaag. In dezelfde periode vond hij als abstract beeldend kunstenaar in de Sinjorenstad ook aansluiting bij de groep G-58. Overberghe beweegt zich als muzikant tussen mainstream jazz, free jazz en vrije, geïmproviseerde muziek. Enkele jaren geleden schafte hij zich een 4-track opname-apparaat aan en begon hij in zijn atelier eigen composities op te nemen. Daarbij nam hij alle instrumenten (altsax, piano, bas, drums) zelf voor zijn rekening. Dat leidde recent tot de zeven titels tellende cd Transparant Selfportrait. Wat er meteen aan opvalt, is de ruimtelijke klank: deze muziek ademt en maakt gebruik van stiltes waar ze kan. Stilistisch sluit ze aan bij de free jazz, maar dan zonder het vaak hermetische aspect daarvan. Overberghes sax klinkt op de meeste titels omfloerst en fluweelzacht, alsof hij hem 's nachts bespeelde met slapende kinderen in de buurt. Toch legt hij hier en daar dramatische accenten die een innerlijke tweestrijd verraden, want geen leven met jazz zonder conflicten. Bedachtzaam, intimistisch, beschouwend, homogeen, atmosferisch, lyrisch en natuurlijk zijn de sleutelwoorden op dit op muzikaal vlak overtuigend geborstelde zelfportret.
[Patrick Auwelaert]
| |
Vocaal ensemble Hodie
Sophisticated Ladies
Duke Ellington's song ‘Sophisticated Ladies’ werd de titel voor een nieuwe cd van het vocaal ensemble Hodie. Hodie is een groep dames met getrainde stemmen die vanuit alle hoeken van België samenkomen om kwaliteit op hoog niveau te brengen. Na vier cd's met religieuze werken van Rheinberger, Cornelius, met misdelen van onder meer Gounod, Delibes en Fauré, met een kaleidoscoop van typische koorwerken en een cd met Marialiederen, koos Jean-Claude Wilkens, dirigent van Hodie, bewust om het klassieke koorrepertoire te doorbreken. Geen originele bezetting voor vrouwenkoor, geen Javier Busto, geen Vitautas Miskinis, geen Jaakko Mäntyjärvi maar een programma in het voetspoor van Duke Ellington, Louis Armstrong, Billie Holiday, Count Basie en anderen. Hij koos voor bewerkingen van Steve Zegree, Conrado Monier, John Bahler, ook eigen bewerkingen, en transcribeerde ze voor vrouwenkoor. Een instrumentaal ensemble bestaande uit contrabas, basgitaar, piano, keyboards en saxofoon begeleidt de dames. Een niet alledaags koorproduct dat er mag zijn en wie zijn koororen eens wil verrassen kan de cd bestellen via mpletawe@ifcm.net
[Simonne Claeys]
| |
Pascal Schumacher Quartet
Change of the Moon. cd audio; 54 min.; opname en mix Daniel Léon; 2004; Igloo IGL 173
Pascal Schumacher is een jonge Luxemburgse muzikant die voor een niet alledaags instrument heeft gekozen: de vibrafoon. Wie tot de ontdekking wil komen welke spannende muziek het nochtans kan opleveren, moet maar eens naar Dialogue (1965) van Bobby Hutcherson luisteren, een klassieke lp uit de Blue Note-stal. Op Change of the Moon laat Schumacher zich bijstaan door drie al even jonge Vlamingen, die net als hij heel wat in hun mars hebben: Jef Neve (p), Christophe Devisscher (b) en Teun Verbruggen (dr). Schumacher neemt de helft van de tien composities voor zijn rekening, Devisscher en Neve leveren er elk twee, Gershwin tekent voor de standard. Colours, de openingstrack, begint bezadigd, maar werkt gaandeweg naar een lyrische climax toe. Chucho's Groove is een nummer waarin tegendraadse ritmes, tempowisselingen en atonale klanken voor veel spanning en avontuur zorgen. Dolphy's Out to Lunch is hier nooit veraf. Ancil is een dynamisch stuk waarin piano en vibrafoon nu eens gemoedelijk, dan weer heftiger van gedachten wisselen, daarbij soms door elkaar heen praten, maar elkaar nooit in de haren vliegen. De conversatie blijft beschaafd. Neve's Pink Coffee komt ook al voor op diens eigen debuutalbum Blue Saga (2003). De ritmesectie vormt een solide basis voor de snelle statements van Schumacher en de pianist. Wie zich nog aan het kapotgespeelde Summertime wil wagen, moet ofwel naïef zijn, ofwel vastbesloten er een extra dimensie aan toe te voegen. Hier ondergaat het niet minder dan een grote onderhoudsbeurt, zodat het er na afloop uitziet als groen na een regenbui: groener dan ooit. Change of the Moon is een welluidend voorbeeld van de thesis dat de hedendaagse Belgisch-Luxemburgse jazz
haar ‘Gouden Eeuw’ beleeft. Dit debuutalbum is meer dan een belofte, het is een ingeloste belofte.
[Patrick Auwelaert]
| |
Geschiedenis
Edward Boys (vertaling: Luc Vanhaecke)
Mijn lotgevallen in Frankrijk en Vlaanderen (1803-1809), Uitgeverij L. Vanhaecke, Brugge, 2005, 184 p. € 20
In 1827 publiceerde Edward Boys (1785-1866) in Groot-Brittannië een verslag van zijn lotgevallen als gevangene in Frankrijk, zijn spectaculaire ontsnapping samen met twee anderen en hun vlucht via West-Vlaanderen naar Engeland. Het vlot leesbare verhaal is niet alleen een boeiend relaas van deze gebeurtenissen, maar bezorgt ons ook een beeld van de toestand in een deel van westelijk Europa tijdens het Napoleontische bewind. Engeland kon namelijk onmogelijk worden bereikt zonder de hulp van de plaatselijke bevolking die ze voortdurend op hun vlucht ontmoetten en nodig hadden. Zo maken we kennis met de levensgewoonten van de lokale bevolking wat op zich interessant is. Vooral hun verblijf in Brugge en het zoeken in Blankenberge naar een ‘schuit’ om hen over te zetten van het vasteland naar Engeland zorgen voor gegevens die anders verloren waren gegaan. Naast de vele wetenswaardigheden over Edward Boys en zijn mede ontsnapte gevangenen komen we in contact met caféhouders, kleine ondernemers, de strenge politie en de manier van reizen omstreeks het eerste decennium van de negentiende eeuw. Achteraan voegde vertaler Luc Vanhaecke enkele biografieën en documenten toe om het verhaal historisch te staven.
[Jean Luc Meulemeester]
| |
Geert Mak
In Europa. Reizen door de twintigste eeuw, uitg. Atlas, Amsterdam/Antwerpen, 2004, 1223 p. € 39,90
De journalist/schrijver Geert Mak heeft zich in enkele jaren ontwikkeld tot een van de populairste historici van de moderne tijd. Na het succes van De eeuw van mijn vader (1999) is In Europa opnieuw een absolute bestseller. Sinds maart 2004 zijn er al 300.000 exemplaren van verkocht. En het boek ontving in 2004 de Publieksprijs van de Nederlandse Spoorwegen, een duidelijk bewijs dat het een breed publiek heeft aangesproken. Mak dankt zijn populariteit vooral aan zijn heldere en meeslepende stijl. Zijn grote verdienste is, dat hij het ‘verhaal’ weer heeft teruggebracht in de geschiedschrijving.
In Europa is een combinatie van een reisverslag en een geschiedschrijving. In 1999 reisde Mak een jaar lang door Europa. Hij wilde weten hoe de toestand van het continent was aan het einde van de twintigste eeuw. Van zijn belevenissen deed hij dagelijks verslag op de voorpagina van NRC/Handelsblad. De krantenstukken werden vervolgens bijeengebracht in twaalf hoofdstukken die corresponderen met de afgelegde route gedurende de maanden van het jaar. Tegelijkertijd is het boek een reis door de geschiedenis. Mak volgde in heel Europa de sporen van de laatste eeuw. Deze historische reis begint met de Wereldtentoonstelling van 1900 in Parijs en eindigt met de oorlogen op de Balkan na het uiteenvallen van de staatkundige eenheid Joegoslavië. Tussen deze twee ijkpunten ontrolt zich voor de ogen van de lezer honderd jaar Europese geschiedenis. In Maks ‘verhaal’ leidt de confrontatie tussen heden en verleden als vanzelf tot een beter verstaan van de situatie waarin Europa zich nu bevindt. Zoals te verwachten viel, is een groot gedeelte van het boek gewijd aan de beide Wereldoorlogen. Zij zijn het symbool van de twintigste eeuw als het meest geweldadige tijdperk uit de geschiedenis, vol van wapengekletter en onvoorstelbare wreedheden. Alleen al de Tweede Wereldoorlog zou aan minstens 41 miljoen mensen het leven hebben gekost. En daarbij komen dan nog de Spaanse burgeroorlog, de terreur van Stalin en de overige gewapende conflicten. Bij de twintigste eeuw denkt men natuurlijk in de eerste plaats aan leiders als het duivelsduo Hitler en Stalin, en aan Churchill, Roosevelt, De Gaulle en aan een hele stoet keizers en koningen. Maar Mak laat zien dat in feite de massa de centrale kracht was achter de twintigste-eeuwse geschiedenis. Mede dankzij nieuwe vormen van propaganda en communicatie hebben massabewegingen op beslissende momenten de
doorslag gegeven. Dit is een van de grote en fascinerende veranderingen die de laatste honderd jaren hebben gebracht. Het zijn allemaal bekende feiten en gebeurtenissen, maar Mak weet door zijn manier van vertellen de vele tragedies voelbaar te maken. Hij laat dikwijls de tijdgenoten zelf aan het woord. Daarvoor maakt hij gebruik van persoonlijke documenten als brieven, dagboeken, ooggetuigenverslagen en verder van interviews. Aan deze bronnen heeft hij tal van nieuwe, saillante details ontleend die niet alleen kleur aan zijn verhaal geven, maar ook de persoonlijke lotgevallen van gewone mensen achter de grote tragedies zichtbaar maken. Zo wordt de lezer wel heel dicht bij de geschiedenis getrokken en wordt hij/zij van een rationele beschouwer een meelevende toeschouwer gemaakt. Dit verklaart ook waarom het weinig moeite kost het omvangrijke boek achter elkaar uit te lezen.
[Dick van Vliet]
|
|