Wiens manneke
Mijn grootmoeder kon mij plagen toen ik nog kind was, ‘wiens manneke zijt gij?’ vroeg ze me iedere keer, als ik haar keuken binnenliep. Dan moest ik mijn naam zeggen en ook die van mijn vader en moeder en de naam van de straat waar ik woonde, en of ik broertjes en zusjes had, en hoe mijn buurjongens heetten. Misschien sta ik al bijna veertig jaar op het podium te vertellen aan de mensen ‘wiens manneke’ ik ben.
Ik had een artistieke dromerige zeer belezen vader-wagenmaker-muzikant, een heel realistische, wat primitieve, maar courageuze, vindingrijke, sterke moeder. Er waren een paar geestige onderwijzers in de dorpsschool, ook enkele bijzondere paters-leraars in de klassieke humanioratijd. Missionarissen kwamen ons heroïsche verhalen vertellen. Het was toen een kleine stap om zelf dat kloosterkleed aan te trekken, om ook zo'n wereldveroveraar te worden. Maar ondanks de Spartaanse discipline en studie werd de kunstenaar wakker, samen met het besef dat het ‘Rijk Gods’ waar ze het over hadden, niet buiten, maar diep in uzelf ligt, dat uw talenten u de weg wijzen, dat het godgeklaagd is niet te mogen worden wie ge moet worden. Dat ieder mens in zijn leven die kostbare parel moet ontdekken, dan alles moet verkopen wat hij bezit, om die parel te verwerven. (Dat is toch ontdekken, waarvoor ge geboren zijt en dan alle ballast uitschakelen, om helemaal disponibel te zijn voor uw werk!)
Dat was pas een grote stap, weg uit dat klooster! (om mijn geloof NIET te verliezen). Eerst nog een paar jaar godsdienstleraar. Trouwen en vier kindjes kopen. Vier keer een godsgeschenk! Intussen lees je andere kleppers dan de kerkvaders, ze rammelen u door mekaar, één voor één sneuvelen de dogma's. Ge komt tot het besef dat alles verbeelding is. Van Adam en Eva tot de ark van Noach, van de maagdelijke geboorte tot de verrijzenis van de doden, van 't heilig bloed van Brugge tot de lijkwade van Turijn. Alles is metafoor! ‘Alle kunst is leugen,’ zegt Picasso, ‘leugen die ons dicht bij de waarheid brengt,’ voegde hij er aan toe. Wat hebben wij anders dan onze verzinsels om het mensdom bij momenten te amuseren, te troosten en een geweten te schoppen...
Willem Vermandere, Zelfportret, 40 × 50 cm, tekening in houtskool, 2005
Het lot heeft mij hier in deze hoek van de wereld neergezet, hier moet ik het dus waar maken, met al die beperkingen en hebbelijkheden van mijn afkomst. Het is aan mij om die horizon wijd open te trekken. Wat een weelde, al die mythes en fabels, van China en India, van het donker Afrika en het ijskoude noorden, van Lauwe tot Steenkerke en nog verder. Daar zijn goddank mijn geliefde schrijvers en dichters, van Goethe tot Thomas Mann, van Isaac Singer tot Imre Kertész, van Bijbel en Koran tot Gabriel Marquez, om te beseffen dat het altijd weer de kunstenaars zijn, die verhalen verzinnen om het leven hier draaglijk te houden en de dood van de geliefden aanvaardbaar. Terwijl ik dit hier zit te schrijven weerklinkt Schuberts strijkkwartet ‘Der Tod und das Mädchen’, levensdrift en doodsangst, zo dicht bij mekaar. Nu komen ze mij vertellen dat Roger Schütz, de charismatische protestantse monnik van Taizé vermoord is. Zo'n zachte man van verzoening.
Ik ben ook maar een heel klein schakeltje in die grote ketting. We pikken hier en daar een draad op, maken daar onze eigen bevindingen en dromen aan vast en geven die weer door. Als beeldhouwer kom ik voort uit vaders wagenmakersatelier en uit de cobrabeweging, ik werk in hout, steen en ijzer. Ik val aan, zoals een kind, zonder duidelijk plan, maar al werkende moet de materie ‘tot leven’ komen. Als zanger verdien ik mijn brood met mijn liedjes en vertellementen, zwervend tussen Duinkerke en Groningen. Ik heb altijd Gezelle mee voor onderweg en ook wel Gerard Reve, of Wislawa Szymborska. Laat in de avond op de terugweg is er jazzmuziek op Klara. Meestal ben ik dan doodmoe, maar met Miles Davis en al die anderen overvalt mij een zalig gevoel van vrede en grote vrijheid. Zo'n manneke ben ik.
Willem Vermandere