| |
| |
| |
Samenstelling Geert Swaenepoel
Bibliotheek
Algemeen
Ad Petersen
Sandberg, vormgever van het Stedelijk. Uitgeverij 010, Rotterdam, 2004, 192 p. € 37,50
‘The publications of the Stedelijk Museum in Amsterdam are the most stimulating examples of creative typography produced in Europe since the end of war.’ Aldus de vermaarde Engelse boekverzorger en auteur Herbert Spencer in zijn tijdschrift Typographica in 1955. Met deze uitspraak verwees hij naar het werk van één man: Willem Sandberg (1897-1984). Sandberg was van 1938 tot 1962 verbonden aan het Stedelijk, aanvankelijk als conservator en adjunct-directeur, vanaf 1945 als directeur. In die periode verwierf hij niet alleen een internationale reputatie als vernieuwend tentoonstellingsmaker, maar maakte hij ook naam als typograaf van vrijwel alle catalogi, affiches en ander drukwerk van het Stedelijk. Zijn uitgangspunt daarbij was steeds: de kunstenaars. Zijn doel: het publiek. Grafisch vormgever Jan Bons: ‘Sandbergs werk maakt een opgewekte indruk door het heldere kleurgebruik, door de onconventionele omgang met tekst en beeld en de speelse toepassing van letters en cijfers.’ Boekverzorger Jan van Toorn goot het boek, dat zowel in tekst als in beeld een ruim overzicht biedt van Sandbergs kwaliteiten, in een vorm die de geest van de museumdirecteur zijn werk alle eer aandoet, met een omslag in pakpapier - een van zijn geliefkoosde materialen. Sandberg had zich geen mooier ode kunnen wensen.
[Patrick Auwelaert]
| |
Filosofie en religie
Peter Venmans
De ontdekking van de wereld. Over Hannah Arendt. Atlas, Amsterdam, 2005, 304 p. € 19,90
Dertig jaar na haar dood is Hannah Arendt een icoon van het denken geworden en een van de meest geciteerde filosofen uit de 20e eeuw. Haar publicaties over joodse kwesties en Amerika, over de banaliteit van het kwaad en totalitaire regimes, over wereldvreemdheid, democratie en massamedia blijken verrassend actueel. Zelf was ze altijd wantrouwig tegenover succes. Ze koos steeds de kant van de paria's en wenste nergens bij te horen. Haar werk is weerbarstig en controversieel tot op vandaag. Paradoxen zijn een basisconstante in haar oeuvre. Het essay is het literaire genre bij uitstek waarin de paradox niet opgeheven, maar veeleer op de spits gedreven wordt, waarin een denkweg en niet een resultaat gepresenteerd wordt. Recent verschenen tal van vertalingen van haar werken: Over revolutie, Over geweld, Eichmann in Jeruzalem en Arendts briefwisseling met Martin Heidegger. Veel van die boeken zijn maar te begrijpen vanuit de concrete historische situaties waarin deze politieke denkster leefde. Ze is dan ook niet altijd goed begrepen. Peter Venmans vult deze biografische lacunes aan in zijn boek De ontdekking van de wereld, maar schreef meteen een prachtige inleiding in de thema's die Arendt bezighielden. Venmans zorgt ervoor dat de stem van dit hoogbegaafde ‘meisje uit den vreemde’ ook bij ons blijft klinken in het publieke debat. Een ware ontdekking!
[Emmanuel Van Lierde]
| |
Hannah Arendt
Eichmann in Jeruzalem. De banaliteit van het kwaad. Atlas, Amsterdam, 2005, 448 p. € 24,90
In 1961 stond Adolf Eichmann terecht voor een rechtbank in Jeruzalem. In 1960 werd hij door de Israëlische geheime dienst in Argentinië gekidnapt en naar Israël gesmokkeld om er terecht te staan. Zijn naam was op de processen van Neurenberg regelmatig gevallen als organisator van de Endlösung. Eichmanns proces kreeg internationale aandacht. Niet zozeer Eichmanns individuele verantwoordelijkheid stond daarbij centraal; wel de uitroeiing van het joodse volk. Door middel van het proces wilde Israël de misdaden van het naziregime aan de kaak stellen en de uniciteit van de genocide op het Joodse volk beklemtonen. In opdracht van het tijdschrift The New Yorker woonde de joodse filosofe Hannah Arendt het Eichmannproces bij. Zij schetste niet alleen het dagelijks verloop van het proces, maar gaat in haar verslag ook de grote achterliggende ethische problemen als het wezen van de gerechtigheid, de houding van het joodse leiders onder het nazi-regime en het meest controversiële onderwerp, het wezen van het kwaad, niet uit de weg. Hannah Arendt koos voor haar boek Eichmann in Jeruzalem als ondertitel De banaliteit van het kwaad. Daarmee wil Arendt beklemtonen dat Eichmann niet het vleesgeworden kwaad was zoals de openbare aanklager hem afschilderde, maar een doorsnee mens. Volgens zijn eigen verdediging was Eichmann slechts een ‘klein radertje’ dat alleen maar bevelen van hogerhand opvolgde. Hannah Arendt toont aan dat de daders geen sadisten of geperverteerden waren maar normale mensen: een beangstigende vaststelling. Eichmann werd uit opportunisme lid van de NSDAP, werd aanvankelijk ingeschakeld bij het vertrek van Oostenrijkse Joden naar het buitenland. Wanneer op het einde van de zomer 1941, de Führer de fysieke vernietiging van de Joden beveelt, werkt
Eichmann als een modelambtenaar naar bestvermogen mee aan de efficiënte uitvoering van dat bevel. Eichmann voelde zich niet schuldig en pleitte dan ook onschuldig op zijn proces: hij had gehandeld binnen de wet. Het boek van Hannah Arendt illustreert hoe een staat, een gemeenschap aan mensen de mogelijkheid biedt om hun eigen geweten opzij te schuiven en hun meest barbaarse en lage instincten binnen de anonimiteit van de groep de bovenhand te laten halen. Het boek verscheen eerder in 1969 in Nederlandse vertaling. Deze herdruk komt op het juiste moment: ook onze tijd kan profijt halen uit Arendts' ethische reflecties.
[Geert Swaenepoel]
| |
Beeldende kunst
Octave Scheire
Roger Raveel. Het grafisch oeuvre. Ludion, Gent, 2005, 224 p. € 49,50
Roger Raveel heeft tot op dit ogenblik meer dan 350 prenten gecreëerd. Ze vormen samen een indrukwekkend grafische oeuvre, waarin de kunstenaar figuratie en abstracte vormen samenbrengt en zo gestalte geeft aan een gelaagde werkelijkheid. Over het schilder- en tekenwerk van Roger Raveel zijn tientallen catalogi en monografieën verschenen. Het mag verwondering wekken dat er tot op heden nog nooit een overzicht van het grafisch oeuvre verschenen is. Met de publicatie van voorliggende catologue raisonné hebben Octave Scheire en uitgeverij Ludion deze leemte aangevuld. Na jarenlang opzoekwerk is de samensteller erin geslaagd in zijn boek alle prenten en multipels van Roger Raveel op te nemen en te reproduceren. Zij overspannen een periode van ruim zestig jaar. De kunstenaar zelf heeft hem daarbij gesteund en geholpen waar kon. In zijn inleiding situeert Octave Scheire Roger Raveel en zijn Nieuwe Visie in het kunsthistorisch landschap. Daarnaast belicht hij de verscheidenheid aan door de kunstenaar gehanteerde grafische technieken: houtsnede, steendruk, ets, linosnede en zelfs zeefdruk zijn vertegenwoordigd. Ook schetst hij de parallellen tussen Raveels schilderkunstige evolutie en zijn grafische productie, waarmee Raveel een ruimere bekendheid aan zijn schilderkunst wil geven. Het boek wordt afgesloten met enkele gegevens over tentoonstellingen van het grafisch werk en een selectieve bibliografie. Roger Raveel. Het grafisch oeuvre is een must voor iedere Raveel-liefhebber en door zijn aanpak en volledigheid een boek dat zijn plek verdient in de openbare bibliotheek.
[Geert Swaenepoel]
| |
Till-Holger Borchert, Dorine Cardyn-Omen en Bruno Fornari e.a.
Ensor tot Bosch. Naar een Vlaamse kunstcollectie. Bozar Books Brussel, Mercatorfonds en Davidfonds/Leuven, 2005, 129 p. € 25
De tentoonstelling ‘Ensor tot Bosch’ die tijdens de zomermaanden 2005 in het Paleis voor Schone Kunsten in Brussel te bewonderen was, kaderde in de viering ‘175 jaar België en 25 jaar federalisme’. De tentoonstelling vertelde het verhaal van de ontstaansgeschiedenis van de drie belangrijkste kunsthistorische musea in Vlaanderen: Antwerpen, Gent en Brugge. Het bood die musea bovendien de kans om hun (jonge) structurele samenwerkingsverband aan het publiek kenbaar te maken. Till-Holger Borchert van het Groeningemuseum was commissaris van de tentoonstelling en architect Koen Van Synghel zorgde voor de verzorgde scenografie.
De rijk geïllustreerde catalogus is thematisch en chronologisch opgebouwd. Het verhaal van de vorming van de collecties is buitengewoon boeiend en informatief en maakt van die catalogus daarom ook een must voor iedereen die met de vroege geschiedenis van het verzamelen, de academies, het tentoonstellen en de ontstaansgeschiedenis van de collecties van de drie Vlaamse kunsthistorische musea bezig is. Voor het eerst is dit complexe verhaal beknopt en goed leesbaar gebundeld. Opmerkelijk of wellicht evident is dat de museumcollecties van de drie steden ook een neerslag zijn van interessante aspecten van de drie stadsgeschiedenissen. De parallellen en verschillen zijn duidelijk herkenbaar in de collecties. Interessant is tevens dat heel wat minder gekende kunstwerken zijn opgenomen.
De zes verschillende bijdragen zijn van de hand van medewerkers uit de drie participerende musea en enkele externe auteurs.
(Brigitte Beernaert)
| |
Roger H. Marijnissen
Hilde van Sumere. Stichting Kunstboek, Oostkamp, 2005, 223 p. €60
Hilde Van Sumere (Beersel, 1932) is een van de grote beeldhouwers van ons land. Nu verscheen er een zeer geslaagde monografie over haar en haar werk. Zij werd ingeleid door Roger Marijnissen. In de Brusselse academie belandde Van Sumere in de klas van Jacques Moeschal (1913-2004), de schepper van de grootse signalen op pleinen en snelwegen. Hij vroeg haar op een dag ‘een vorm te maken met een opening erin’. Zij werd zijn assistente en dit werd de start van haar merkwaardige loopbaan, een ‘moderne en niet-figuratieve oriëntering’, die haar nooit meer losliet. Deze kunstmonografie bevat ook de oeuvrecatalogus van haar werk, samengesteld door H. Moons, een wetenschappelijke omschrijving van ruim vierhonderd sculpturen. Marmer genoot steeds ruim de voorkeur, maar zij werkte ook in staal, brons en plexi. Sommige werken, vaak
| |
| |
series, schieten naar voren, wanneer men het geheel overschouwt. Zo ‘Evolutie van een lijn in een vierkant’ (vier werken in Carraramarmer) of haar Scheppingsverhalen (1979 en 1981-82), haar Kruiswegen of haar Schaakspel met driehoeken, eind december 2005 bespeeld door schaakmeester Marc Dutreeuw in het Museum Felix De Boeck in Drogenbos, alwaar een retrospectieve tentoonstelling van haar sculpturen ten einde liep. Dit alles illustreert haar volstrekt eigen weg, die in dit schitterende boek te voeten uit werd getekend. Fotografie en lay-out tonen zeer duidelijk ook de technische perfectie die aan elk kunstwerk ten grondslag ligt, maar ook de trillende maar beheerste bezieling die ervan uitgaat.
[Fernand Bonneure]
| |
Hans den Hartog Jager, Willem Jan Otten, Wilma Sütö
Marc Mulders: Dauw/Dew. NAi Uitgevers/Publishers, Rotterdam, 2005, 192 p. € 28,50
De Nederlandse kunstenaar Marc Mulders (1958) debuteerde in de postmodernistische jaren 80 met figuratieve olieverfschilderijen die onder andere het geloof en het christendom als thema hadden. Dat was in die tijd om moeilijkheden vragen. Toch genoot hij al vrij vroeg erkenning. Vandaag is zijn belang zo groot dat er wachtlijsten voor zijn werk bestaan. Denkt men nu aan Mulders, dan denkt men aan een schilder wiens picturale productie afgestemd is op de cirkelgang van de seizoenen, op de kringloop van het leven. In de lente en de zomer schildert hij vooral bloemen: irissen, lelies, zonnebloemen, papegaaitulpen. In de herfst en de winter richt hij de aandacht van zijn borstels en penselen op hazen, geslachte reeën, opengesperde ossen en vissen. Mulders maakt daarnaast ook aquarellen van dieren en vissen, waarin hij uit boeken en tijdschriften gescheurde religieuze afbeeldingen en foto's uit de dikwijls wrede actualiteit verwerkt, en glas-in-loodramen. Volgens kunsthistorica Wilma Sütö in Dauw/Dew - een overzicht van de belangrijkste werken uit het oeuvre van de kunstenaar - streeft Mulders in zijn schilderijen ‘naar een samensmelting van levenslust en levensdrama op een universeel niveau’. Opvallend aan zijn schilderijen is de pasteuze verfopbreng, die ze vaak een semiabstract karakter verleent. Een criticus schreef in dat verband ooit over een ‘huwelijk van Monet en Jackson Pollock’ - een impressionist en een actionpainter. Vast staat dat Mulders' werk, waarin ‘iedere kwaststreek, iedere verftoets, ieder schilderij steeds weer de belofte met zich meedraagt van een mooiere wereld’, een lust is om naar te kijken. En dat geldt ook voor Dauw/Dew, een aantrekkelijk uitgegeven kijk- en leesboek in een vormgeving van Maarten Meevis. Naast drie uitstekend geschreven essays en
talrijke kleurenreproducties bevat het boek ook nog een bio- en bibliografie. Enig typografisch minpunt zijn de te lange tekstregels - te wijten aan het oblongformaat van het boek.
[Patrick Auwelaert]
| |
Literair essay
Kees Snoek
Het leven is wellicht een farce. Geschreven boekopdrachten van E. du Perron, verzameld en ingeleid door Kees Snoek. E. du Perron Genootschap, 2005, 100 p. € 11 Wie over boekopdrächten spreekt dient een onderscheid te maken tussen gedrukte en geschreven opdrachten. In deze publicatie beperkt Kees Snoek zich tot de geschreven opdrachten. Om familie en vrienden te plezieren schonk de schrijver E. du Perron (1899-1940) - zoals veel auteurs - zijn boeken vaak met een handgeschreven opdracht aan familie en vrienden. Gedurende vijftien jaar heeft Kees Snoek, de auteur van de onlangs verschenen biografie E. du Perron, het leven van een smalle mens, deze opdrachten verzameld. Hij kon daarvoor beroep doen op verzamelingen van bibliotheken, antiquaren en privé-verzamelaars In deze verzorgde publicatie heeft Snoek een groot aantal opdrachten bijeengebracht, chronologisch weergegeven en van commentaar voorzien. Ze zijn gericht aan bekende en minder bekende namen: naast opdrachten aan Paul van Ostaijen, Jan Greshoff en Jan Van Nijlen, zijn er ook aan Ferdy de Grave, Paul Beynon en Rein Blijstra. Een aantal opdrachten zijn in facsimile weergegeven, wat de aantrekkelijkheid van deze publicatie voor de verzamelaar nog vergroot.
[Geert Swaenepoel]
| |
Literair proza
Stefan Brijs
De engelenmaker, Atlas, Amsterdam, 2005, 429 p. € 19,90
Wolfheim, een dorpje op het drielandenpunt België, Nederland en Duitsland, is het decor voor de roman ‘De engelenmaker’ van Stefan Brijs. Een autoritair overkomende pastoor, vrouwen die de stoep bezemen, de mannen die eens ze nieuws op het spoor zijn gekomen, direct het café binnenvluchten om daar, voorzien van het nodige geestrijke vocht om de emoties weg te spoelen, commentaar te leveren en af te wegen wat de toekomst al of niet kan brengen. Echt opgeschrikt wordt Wolfheim wanneer dokter Victor Hoppe, de zoon van de overleden dorparts, zich in 1984 weer in het ouderlijk komt vestigen, samen met zijn drie gehandicapte kinderen. Over die kinderen zal ‘De engelenmaker’ uiteindelijk grotendeels gaan: Hoppe het zichzelf gekloond en zet nu, samen met de gepensioneerde onderwijzeres Frau Maenhout die hij als hulp in huis heeft gehaald, het beste van zichzelf in om zijn drie aartsengelen (ze heten Rafaël, Michaël en Gabriël) het korte leven dat ze beschoren zijn, enigszins aanvaardbaar te maken. Fouten in het kloonproces maken dat de drie, hoewel ze verstandelijk hun leeftijd ver vooruit zijn, heel snel verouderen. In het middendeel van de roman focust Brijs in alternerende fragmenten op de kindertijd en de jeugd van dokter Hoppe en op diens medische loopbaan. Hoppe lijdt aan het syndroom van Asperger, een vorm van autisme die meteen verklaart waarom hij zich als kind, als student en later als arts extreem fixeert op wat hem bezighoudt. Wat dit precies is, heeft o.m. te maken met zijn aanvoelen van alles wat met godsdienst te maken heeft: meer en meer vereenzelvigt hij zich in zijn verlangen goed te doen met de figuur van Jezus, terwijl God, de vader, als een verrader wordt beschouwd. Goed en kwaad worden aldus het overkoepelende thema in een roman die de (allerminst illusoir blijvende) werkelijkheid van het
klonen als vertrekpunt heeft. Stefan Brijs levert met ‘De engelenmaker’ zijn meesterproef af: de psychologische tekening van de personages verzandt nergens in een makkelijk en voorspelbaar zwart-witprocédé, de wetenschappelijke uitweidingen over de medische experimenten blijven ook voor de leek op dat vlak makkelijk te volgen en te begrijpen, en - een gevaar dat bij dergelijk onderwerp allerminst denkbeeldig was - hij wekt nergens de indruk zonodig een boodschap te moeten verkondigen.
[Jooris van Hulle]
| |
Margriet de Moor
De verdronkene, Contact, Amsterdam, 2005, 334 p. € 18,90
Margriet De Moor heeft in haar jongste boek De verdronkene een bijzonder groot risico genomen. Reeds op de eerste bladzijde verneemt de lezer dat Lidy, één van de personages, zal sterven en weet hij naar wie de titel van het boek verwijst. Toch verliest het boek daardoor zijn spankracht niet; daarvoor zorgen de rijkdom aan verhaaltechnieken en het vakmanschap van de schrijfster. De auteur ontwikkelt in haar roman twee verhaallijnen: aan de ene kant vertelt zij het verhaal van de grote stormramp die Nederland trof in januari 1953 en aan de andere kant verhaalt zij de invloed die deze ramp de volgende 45 jaar heeft gehad op een doorsnee Nederlands gezin. Boeiend aan dit boek is dat de auteur heel haar verhaal laat rusten op het ingenieuze, maar voor de betrokkenen vaak onbewuste, samenspel van het collectieve geheugen van de mens en van zijn private anekdotiek. De auteur speelt zeer consequent met flashbacks binnen de twee hoger vermelde verhaallijnen. Ze verandert bovendien geregeld van vertelstandpunt en verhoogt daardoor zo nodig de betrokkenheid van de lezer. Aangrijpend zijn de beschrijvingen van de ramp, waardoor men geboeid blijft doorlezen ondanks de al gekende afloop van het verhaal. Het hoe van Lidy's dood is daarbij een element van blijvende spanning. Daarnaast toont De Moor zicheen absolute meester in subtiele suggestieve psychologische schetsen: met slechts enkele zinnen typeert zij raak de gemoedsgesteltenis van haar personages.
Nieuwe personages worden bovendien vaardig en kernachtig voorgesteld en vlot geïntegreerd in het verhaal. Het zijn allemaal aspecten van meerwaarde van deze zeer geslaagde roman.
In een ontroerend ‘responsorium’ tussen Lidy en Armanda aan het einde van het boek wordt duidelijk dat dit - en misschien vooral - een boek is over onsterfelijke zusterliefde. De verdronkene is een roman die geen enkele lezer na lectuur zal loslaten.
[Frank Tubex]
| |
Manon Uphoff
Koudvuur, De Bezige Bij, Amsterdam, 2005, 174 p. € 17,50
Koudvuur is veeleer een opeenvolging van verhalen dan een roman. Maar dat doet helemaal geen afbreuk aan het resultaat. Integendeel. Ninon is het tiende kind uit wat de flaptekst noemt ‘een chaotische familie’. Vooral met haar broertje Sasja en haar zusje Lime bakent ze haar leventje af. Dan zijn er nog Fernand, de gehandicapte broer, en Kaj, de overleden broer. Moeder doet niet veel meer dan kettingroken en vader is de praktische man. Hij dekt de tafel, wast de kinderen, speelt verstoppertje... en hij vertelt verhalen. Hij ziet dat ‘het meisje’ of ‘het kind’ anders is dan de andere en neemt boeken voor haar mee. Het woord zal Ninon dan later ook gebruiken om uit haar wereldje te geraken. Enige tijd vinden de drie kinderen soelaas bij hun zus Toddie, die eigenlijk zelf meer dan dik in de problemen zit. Maar ze worden ouder en zien stilaan de dingen zoals ze zijn. Wanneer ze dertien is, laat Ninon zich ontmaagden door een Chinees. Volgens Gunther, de oudste broer, hebben zij het nog goed in vergelijking met diens eigen jeugd, want zij waren na Kaj gekomen. Ninon kan alleen luisteren. Haar drang om te ontsnappen groeit. Ze wordt dan ook brievenschrijver. In prachtige bewoordingen lees je hoe de jonge kinderen nestwarmte zoeken. Ze ‘houden van de geur van hun moeder, die even dik en zoet is als van gekookte pap’ (p.9). Vader is de ‘man van de dingen’ (p. 11), en evengoed ‘een bescheiden dode, die opduikt in de dromen van de moeder, maar zich kalm en waardig gedraagt’ (p. 168). Ninon verleidt, maar ‘thuis bestudeert en observeert ze. Analyseert ze de taal’ (p.131). Wanneer de vader een hartaanval krijgt, is het vooral Sasja die hem met zorg omringt. En Ferdinand komt vaak met simpele maar daarom niet minder rake waarheden over de brug. De directe stijl
maakt het lezen van dit boek tot een aangename en boeiende belevenis. Door de fragmentarische opbouw bekijk je de voornaamste personages elk vanuit hun groei naar volwassenheid tegenover de personen die als volwassenen door het leven denken te gaan. Knap opgebouwd en heel fijn geschreven!
[Joke Depuydt]
| |
Poezïe
Anton Korteweg
Voortgangsverslag, Meulenhoff, Amsterdam, 2005, 64 p. € 17,50
Een Voortgangsverslag van Anton Korteweg steekt altijd wel vol verrassingen: het zijn de agendapunten die in een administratief of werkingsverslag, of in het verslag van een vergadering, net niet aan bod kunnen komen. Korteweg is directeur van het Letterkundig Museum, en van het genoemde soort verslagen zal hij er meer dan genoeg in voorraad hebben. Daarom dit ander soort verslag, een voortgangsverslag.
De titel refereert ontegenzeggelijk aan de actueel geworden managementsterm ‘voortgangsrapportering’. In deze bundel gaat het gelukkig niet om de organisatie die van punt a tot punt b gekomen is en hoe ze dat heeft gedaan, wél om de wat ouder wordende man, vader en dichter die bij tijd
| |
| |
en wijle de nood voelt om vooral van dat menselijker soort verslag bij de lezer verslag uit te brengen, en en ander op de gevoelige plaat van het papier vast te leggen. Voor wie het wil lezen. Maar het is zeker geen verplichting.
Korteweg gaat in zijn gekende, ironiserende stijl zijn persoonlijke werkelijkheid te lijf, of beter: het diminuendo van zijn werkelijkheid. Want gaandeweg heeft de man zich aan de jaren aangepast en daar een beheerste, prettige anekdotiek en zegging tegenover geplaatst. Hij is er in geslaagd om, zoals het in de flaptekst heet, ‘door flink te oefenen [...] het niet alleen met zijn omgeving uit te houden, maar zowaar ook met zichzelf’.
In het korte slotgedicht ‘Neen, dan wij’ is Korteweg overigens voluit zichzelf. Hij bekijkt de jeugd en stelt in twee luttele verzen vast: ‘Arme jeugd. / Al die toekomst.’ Voorts bekritiseert hij ‘het ondraaglijk geluk van het domme gelijk’ en etaleert een zekere angst ook voor nabijheid en opheffen van afstand. Hij heeft deze ‘Raad’ in petto: ‘Zoek dus niet eens meer, houd / tussen jou en verlangsel van dienst / de afstand even groot // Je raakt niet buiten adem / en blijft in gezonde beweging.’ Op die manier krijgt men als lezer de indruk dat Anton Kortweg zich als dichter in ‘gezonde besweging’ zou willen houden. Niets is minder waar. Altijd opnieuw weet hij te verrassen, pakt hij de zaken relativerend, ironisch en innemend in, draagt hij de last van zijn jaren die uiteindelijk niet echt een last zijn maar het leven - en dus ook het schrijven - anders maken. Minder vurig, poëtischer, vaderlijker, moediger ook. Met adembenemend mooie gedichten tot gevolg.
[Stefan van den Bossche]
| |
Victor Vroomkoning
Stapelen, De Arbeiderspers, Amsterdam, 2005, 64 p. € 15,95
Er zijn vast en zeker enkele Nederlandse dichters die een hoog Vlaams gehalte in hun persoon en poëzie etaleren. Laat ons het zo uitdrukken: ze zijn erg ‘vertaalbaar’ en verteerbaar voor de poëzieliefhebber ten zuiden van de Moerdijk, ze nemen wel eens deel en winnen wel eens Vlaamse literaire prijzen, ze draaien niet bepaald rond de pot en gaan recht op hun doel af, ze praktiseren bovendien de vormvaste schema's die bepaalde hoogtepunten van de Vlaamse - ook de Nederlandse, maar de Vlaamse vond zich daar beter in terug - hebben uitgemaakt. Namen? Ida Gerhardt, M. Vasalis, die veelvuldig beschouwd en besproken werden, en voorts Michel van der Plas, en recenter onder meer Härmen Wind en Victor Vroomkoning. Die dichters staan in Nederland niet bepaald op het voorplan.
Misschien heeft het te maken met het feit dat de filosoof en neerlandicus Victor Vroomkoning (1938), voor hij bij De Arbeiderspers neerstreek, de bundels Echo van een echo (1990) en Oud zeer (1993) bij Manteau heeft laten verschijnen, en dat bijvoorbeeld die eerste bundel een rijkelijke receptie te beurt viel in De Morgen, Poëziekrant en Dietsche Warande & Belfort. Aldus de flaptekst van het daaropvolgende Oud zeer, en genoeg om tot Vlaamse Nederlander gebombardeerd te worden. Toen Vroomkoning in 1987 zijn Klein Museum publiceerde, werd die flaptest gesierd met citaten van Lionel Deflo, Armand van Assche en Herman de Coninck. Niet dat het belangrijk, literair relevant of alleenzaligmakend zou zijn, maar toch: het duidt een zekere richting aan.
In Stapelen construeert de dichter een literair monument voor de afwezige, overleden vaderfiguur. Vroomkoning exploreert de essentie van het bestaan en transponeert die naar een ritueel, contemplatief poëtisch platform dat bovendien stof geeft voor voedsel en essentie. Maar hij blijft speels en frivool, en precies die kwaliteiten typeren de dichter ten voeten uit. Een ongecompliceerde zegging die verankerd wordt in een aantal vastgeroeste uitdrukkingen betekenissen - ‘Haar bloed en tranen latend zwetend loer ik’ of: ‘als zij klaarkomt met mijn werk’ - en onder meer daardoor erg Vlaams en losjes aandoet. De tegenstelling tussen de thematische setting en de speelse invulling ervan, is typisch Vroomkoning. Het levert hoe dan ook heel wat mooie gedichten op.
[Stefan van den Bossche]
| |
Jeugdliteratuur
Lies Bate
Marja. Davidsfonds/Infodok, Leuven, 2005. 194 p € 14,95
In 1943 sturen Marja's ouders haar naar Duitsland om te gaan werken en zo het armoedige thuisfront financieel te helpen. De zeventienjarige Marja belandt bij Frau Bergh in een chique delicatessenzaak. De overvloed en de levensstijl contrasteren sterk met die van thuis. Marja is een ‘Ausländer’ maar stilaan maakt ze toch een aantal vrienden. De oorlog komt ook daar via berichten van gesneuvelden aan het oostfront en via vluchtelingen uit gebombardeerde Duitse steden, stilaan dichterbij. Als ook Maagdenburg gebombardeerd wordt, is niemand nog veilig. Het grote offensief op Maagdenburg en het einde van de Tweede Wereldoorlog wordt voor Marja nog een moeilijke, droevige tijd. Deze historische roman voor adolescenten belicht De Tweede Wereldoorlog vanuit een originele invalshoek. De auteur heeft zich goed gedocumenteerd, onder meer via herinneringen van haar moeder. De historische gebeurtenissen worden mooi verweven in een meeslepend verhaal dat authentiek overkomt. In de genuanceerde benadering van de feiten zijn er geen goeden en slechten maar is iedereen een verliezer. Via de belevenissen van Marja en haar vrienden, waaronder twee opgevorderde Belgische jongemannen, krijgt de lezer een brede kijk op het dagelijkse leven in oorlogstijd. De personages zijn treffend getypeerd en doorheen het verhaal evolueert Marja van een onzeker jong meisje naar een jong volwassene.
[Ria de Schepper]
| |
André Boesberg
Bloeddroom. Lannoo, Tielt, 2005, 166 p. € 11,95
Karin vertelt haar angstdromen alleen aan haar vriend Sven. De nachtmerries hebben te maken met het eiland Scyll dat voor de kust ligt. Karin wil klaarheid over wat de dromen betekenen en ze overtuigt Sven om met haar naar Scyll te varen. Het wordt een hachelijke tocht maar ze worden er niet echt wijzer van. Ze vermoeden dat de dromen te maken hebben met herinneringen van Karin aan de dood van haar vader enkele jaren terug. Per, een oude zeeman die aan longkanker leidt, brengt hen op een spoor dat leidt naar het verleden van Karin en haar ouders. Het verhaal krijgt na de teleurstellende tocht naar Scyll een dipje maar wint weer aan intensiteit bij de geleidelijke ontrafeling van de fatale gebeurtenissen die tot de bloeddroom van Karin hebben geleid. De beschrijvingen van het slaperige kuststadje, de zee en het eiland Scyll zijn tegelijk sfeervol en accuraat. Sven en Karin, twee jonge pubers die door familiale omstandigheden op elkaar aangewezen zijn, worden treffend geprofileerd. Sven is een wat stille jongen die in de oude Per een vaderfiguur ziet. Karin wordt overweldigd door haar angstdromen die ze kost wat kost wil kunnen verklaren. Het verhaal leest heel vlot en is goed opgebouwd naar een verrassende climax. Voor jongeren vanaf twaalf jaar is dit een knap psychologisch verhaal.
[Ria de Schepper]
| |
Ed Franck
De man bij het meer. Querido, Amsterdam, 2005, 108 p. € 12,50
De zestienjarige Laura gaat bij haar tante Rebecca logeren om haar mislukte eerste liefdesrelatie met Karel te vergeten. Ze geniet van de eenzaamheid rond het huis, van de bossen en het meer in de buurt. Stilaan raakt ze in de ban van een oude man die bij het meer woont. Hij lijkt haar te herkennen en met een leeftijdgenote te verwarren die tien jaar geleden stierf. Soms praat hij wartaal maar Laura raakt ook onder de indruk van zijn diepzinnige gedachten. Een oude vrouw die in de buurt leeft, waarschuwt Laura voor de man. Laura wil weten welke geheimen deze twee mensen bindt en tegelijk van elkaar scheidt. De situatie van deze twee mensen die gevangen zitten in het verleden, doet haar ook naar zichzelf kijken. Ze realiseert zich dat zij vooruit moet kijken en dat ze met haar leven en de liefde nog alle kanten uit kan. Zowel de tragiek van de twee oude mensen als de gesprekken met haar tante Rebecca, die ongedwongen van het leven geniet, brengen bij Laura een ommekeer teweeg. Deze psychologische roman heeft een relatief eenvoudige plot waarin alle scènes belangrijk zijn. De auteur hanteert een suggestieve en bijwijlen sensuele stijl met rake observaties. De stijl is meestal sober en direct maar de auteur gebruikt geregeld ook tal van originele beelden en beschrijvingen. Een goed opgebouwde adolescentenroman over het groeiproces van een jong meisje.
[Ria de Schepper]
| |
Discotheek
Charles Koechlin
Les Chants de Nectaire. Leendert de Jonge, fluit. Basta AudioVisuals, Nederland 5 cd box 3091552 De eerste integrale opname van Les Chants de Nectaire van Koechlin werd door Leendert de Jonge gerealiseerd vanuit het niet gepubliceerde manuscript. Les Chants de Nectaire is het laatste werk dat Koechlin componeerde. Toen hij 77 jaar oud werd besloot hij uitsluitend monodieën te schrijven. Hij dacht aan Nectaire, een fluitspelende tuinier, uit de novelle La révolte des Anges van Anatole France toen hij aan de cyclus voor fluitsolo begon. Het is wellicht het langste stuk dat ooit voor fluitsolo werd geschreven. Les Chants de Nectaire bestaat uit opus 198: Sans titre (d'après la Révolte des Anges), opus 199: Dans la Forêt antique en opus 200: Prières, cortèges et danses pour les Dieux familiers. Elke bundel bestaat uit 32 nummers met poëtische titels die het vóórchristelijke verleden oproepen. Een voorbeeldje dat het hele werk typeert: Le Maître enseigne à ses élèves la vie harmonieuse des Sages antiques. Koechlin was niet uitsluitend een componist maar ook een classicus, een filosoof, een architect, een fotograaf en een astronoom. Het volledige werk neemt bijna vier uren in beslag. De extreme lengte van het werk kan je zien als een kijk in het universum, evenals een kijk in de tijd. Men kan van deze originele compositie rustig genieten zonder je maar één moment te vervelen. Koechlins muziek zet de tijd stil en laat je dromen of mediteren of fantaseren op de mooie fluitmelodieën die Leendert de Jonge tevoorschijn tovert. Meer dan een aanrader!
[Simonne Claeys]
| |
Guy Cabay
On the jazz side of my street. Audio-cd, 65 min., opname en mix Daniel Léon, Igloo IGL181, 2005 De Waal Guy Cabay (o1950) is van vele markten thuis: zo is hij naast vibrafonist en zanger ook nog pianist, componist, arrangeur, musicoloog en auteur. Als autodidact in de jazz speelde hij eind jaren 60 van de vorige eeuw al met grootheden als Jacques Pelzer en René Thomas. Op On the jazz side of my street omringt hij zich met vertrouwd volk als Jacques Pirotton (g), Benoît Vanderstraeten (b) en Bruno Castellucci (dr), en met gastmuzikanten als Steve Houben (as, fl) en Michel Herr (p, arr). Cabay schreef zelf de teksten en de muziek. Zoals we van de man gewend zijn, krijgen we ook hier weer een mix te horen van jazz (van beschaafd à la façon de Modern Jazz Quartet tot hard drivin' jazz), chanson (meestal gezongen in Luiks dialect!) en ‘Wallonia’, vermengd met Braziliaanse invloeden. Stilistische verscheidenheid troef dus, maar toch klinkt de cd als een homogeen geheel. Bijzonder is het lied ‘An evergreen story with a little taste of French accent’, waarvan elke regel is samengesteld uit de titel van een evergreen, zonder dat de verhaallogica geweld wordt aangedaan. Een begenadigd zanger kun je Cabay weliswaar niet noemen, maar de warmte waarmee hier gezongen en gemusiceerd wordt, maakt van On the jazz side of my street een hoogst genietbaar werkstuk. Was het een lp, de levenslust sprong uit elke groef op.
[Patrick Auwelaert]
Op woensdag 26 april 2006 om 20 uur heeft in de Oude Abdij, Drongenplein 27, 9031 Drongen, de officiële voorstelling plaats van Kunsttijdschrift Vlaanderen, nr. 310, Kunst en spiritualiteit. Bij deze gelegenheid geeft Jan Koenot S.J. een lezing over Spiritualiteit in de hedendaagse beeldende kunsten. Toegang gratis. Gelieve uw aanwezigheid te bevestigen bij E. Van Lierde, 09/224.12.56 of emvanlierde@belgacom.net.
|
|