Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 54
(2005)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 35]
| |
De schelp van Maurice Roelants (1962)
| |
Building designWilly van der Meeren is ongetwijfeld één van de markantste figuren uit de Belgische architectuur van na 1945. Het is de verdienste geweest van Mil de Kooning (Universiteit Gent) om het werk te inventariseren, te analyseren en te situeren binnen een breder tijdskader. In de jaren '50 nam de loopbaan van Van der Meeren een overtuigende start. Zijn
De schelp van Roelants
meubelontwerpen sloten naadloos aan bij de Europese tijdsgeest, vooral dan bij creaties van onder andere Jean Prouvé. In 1953 bouwde hij in Evere een appartementsgebouw waarbij het duplex concept werd aangewend. Van de huisvestingsmaatschappij leder zijn huis in Evere kreeg hij de opdracht een hoogbouw met 105 wooneenheden te ontwerpen. Hij concipieerde in 1954 het Cera-huis, een modelwoning met verregaande rationalisatie van de bouwelementen en constructiemethodes. Om aan te tonen dat een dergelijk bouwconcept haalbaar was, nam hij persoonlijk het initiatief om in Tervuren een kleine modelwijk op te trekken. Het woord ‘architectuur’ echter lag Van der Meeren niet zo goed. Hij sprak liever over ‘building design’, het geven van oplossingen voor welomschreven problemen. Hij had veeleer de attitude van een constructeur, iemand die niet zozeer bezig was met beelden, maar met de ‘dienende vorm’. Voor Van der Meeren stonden bouwen en vormgeving niet tegenover elkaar, maar sloten ze dicht bij elkaar aan. Sedert het begin van de jaren '60 was Van der Meerens praktijk veeleer gericht op private woningbouw. In tegenstelling tot veel generatiegenoten, die vrij snel kozen voor formalistische oplossingen, bleef hij verder zoeken naar nieuwe bouwtechnische mogelijkheden. Dit resulteerde in erg oorspronkelijke werken, met de woning van Maurice Roelants als hoogtepunt: ‘In de meeste van deze gebouwen valt er een structurerend “vorm-idee” te herkennen, waarmee de diverse niveaus van het ontwerp op elkaar worden betrokken - constructie, beeld, polyvalente, evolutief wonen - en dat tevens dóórgetrokken wordt in materiaalkeuze en detaillering’. | |
PajottenlandOp 67-jarige leeftijd, amper vier jaar voor zijn overlijden, nam Maurice Roelants het initiatief een eigen woning te bouwen in Sint-Martens-Lennik, op een heuvel in het Pajottenland en in de buurt van het kasteel van Gaasbeek, waar hij toen nog conservator van was. Gezien zijn leeftijd was dit een nogal ongebruikelijke beslissing. Van der Meeren had overigens al een ‘literaire’ woning gerealiseerd
Plattegrond
| |
[pagina 36]
| |
Roelants in zijn woning in Sint-Martens-Lennik [AMVC-Letterenhuis]
in de streek, namelijk die van de schrijver en publicist Julien Weverbergh in Teralfene (1958). Volgens Van der Meeren was Roelants een bijzondere bouwheer die hem tot een andere visie op het ontwerp bracht. Roelants wist zijn ‘eisen’ glashelder te formuleren in korte zinnen ‘als in een dicteermachine’. De projectbeschrijving van de architect geeft alvast interessante informatie over het concept. Hij omschrijft de uiterlijke vorm als een ‘soort iglo’, gevormd door twee betonschalen. De schelpvorm ziet hij als een heel natuurlijke vorm die tevens geschikt is om het geheel zo optimaal mogelijk landschappelijk te integreren. Roelants' bouwperceel bevond zich boven op een heuvel, een locatie met een uitzonderlijk uitzicht maar sterk blootgesteld aan wind en andere natuurelementen. Het combineren van een weids uitzicht met een interieur met een geborgen karakter gold als een bijzondere uitdaging voor de ontwerper. Het zoeken naar een meer plastische vorm voor een betonconstructie was al aanwezig in een aantal voorontwerpen van Van der Meeren uit het einde van de jaren '50, zoals in de woning Catrysse-Moelants in Kraainem (1959). Van der Meeren koesterde grote bewondering voor de plasticiteit waarmee Pier Luigi Nervi en Félix Candela hun betonconstructies wisten vorm te geven. Maurice Roelants gaf hem de kans een nieuwe constructiemethode toe te passen: ‘Daar ik het geluk had hier te mogen bouwen voor een klant die als schrijver en kunstkenner zeer gevoelig is voor vorm en materie, werd mij hier een unieke kans geboden de architectonische en technische vormgeving te binden’. Het centrum van het grondplan was de ‘natte cel’: wc, badkamer en keuken zijn geconcentreerd, en daar rond werden alle andere ruimtes geordend. Het idee om te groeperen in een kern was niet enkel ontstaan vanuit technische of louter functionele redenen, het had ook te maken met het onderscheid tussen ‘dienende’ en ‘bedienende’ ruimtes, zoals de befaamde Amerikaanse architect Louis Kahn in zijn teksten omschreef. Ook in andere woningen in de jaren '60 hanteerde Van der Meeren dit principe, zoals in de woningen De Hollander en Valckeneers (1964). In een interview uit 1966 gaf Roelants uitvoerig toelichting bij zijn woning: ‘De streekbewoners verwonderen zich erover dat uitgerekend ik, zolang conservator van antiquiteiten, een dergelijke bunker liet bouwen... zoiets experimenteel waar alleen zonderlingen huisden. Mijn antwoord daarop was en is nog steeds dat je bij de aankoop van een nieuwe auto toch geen model anno 1923 opspoort. Integendeel! Je zult trachten een nieuw model van '66 op de kop te tikken. Met een huis doe je toch hetzelfde’.Ga naar eindnoot2 Tegelijk verwees Roelants naar een interieursfeer in oude schuren waar men ‘de dakconstructie kan zien en voelen als huiselijke ruimte en als sfeervol element’. Voor de betonnen dakstructuur, de twee schelpvormige overkappingen, werd baksteen aangewend als verloren bekisting. Het resultaat staat diametraal tegenover een traditionele woning die uitsluitend baksteen aan de buitenzijde heeft. De zijmuren en het plafond in het interieur gaan zacht in elkaar over. Het gebruik van baksteen aan het plafond is ook aanwezig in de Jaoul-huizen van Le Corbusier in Parijs (1952), ongetwijfeld een ontwerp dat Van der Meeren voor ogen had. De keuze voor twee U-vormige schelpen met verschillende hoogtes resulteert in een smalle, beglaasde spleet boven aan de ruimte. Langs deze zone komt niet enkel daglicht binnen, het kadert tevens het uitzicht op de lucht en de wolken. Roelants had grote waardering voor zijn architect omdat hij een sensibiliteit voor de ruimte bezat en een gevoel voor harmonie. Hij wist het exterieur van de woning bijzondere expressie te geven, een woning die ‘aero-dynamisch deze heuvelkam bekroont’. Tevens benadrukt Roelants de geslaagde integratie in het interieur van de zitmeubelen en de gordijnen van de kunstenaar Marc Mendelsohn omdat ze zowel in harmonie zijn met de schilderijen van Tytgat, Brusselmans, Daeye als met een monumentale Oudhollandse staatsiekast. Daarbij wijst Roelants erop dat ‘met meubelen en siervoorwerpen je alle tijden en eeuwen [kan] overbruggen om tot een eigentijdse binnenhuiskunst te komen. De gekozen voorwerpen moeten alleen goede voorbeelden zijn...’. Voor de woning ontwierp Van der Meeren ook een eettafel. Alle kasten waren ingewerkt, behalve één, die ‘beschilderd [was] door Edgard Tytgat in tere pasteltinten’. | |
Dat wonderlijk spelRoelants wist best waarom hij precies dit huis wilde: ‘Ik stam uit een oud boerengeslacht. Mijn innerlijke gesteltenis is altijd aan de natuur verknocht geweest. Dat is een atavisme wat altijd en overal heeft nagewerkt. In dit huis wou ik het landschap zoveel mogelijk integreren. Waar het kon werd thermopaneglas gebruikt, zodat wij steeds in de eerste loge zitten om dat wonderlijk spel van de natuur te bewonderen! 's Winters die besneeuwde glooiende velden, in het voorjaar de ploegende boeren en de dampadem van de snuivende paarden, 's morgens de lenteleeuwerik die jubelend stijgt...zijn cinemascoop-beelden in een film waarin je zelf een hoofdrol speelt....’ |