| |
| |
| |
De angst voor de donkere steeg
John Vervoort
De moderne thriller is in de 19de eeuw ontstaan op het snijvlak van de romantiek en het realisme. De romantische auteur wilde alles behalve een alledaags verhaal vertellen. Daarom ondermeer dat hij terugkijkt naar het roemrijke verleden en schrijft over patriotische helden. Of hij blikt vooruit en ontwerpt in SF-boeken nieuwe werelden. Hij maakt lange reizen naar verre continenten en vreemde culturen, niet om te praten over veroveringen of kersteningen, maar omdat hij in de eerste plaats nieuwsgierig is naar die plaatsen en mensen. Daaruit ontstaat het reisverhaal dat, net als de thriller, de laatste decennia een explosieve groei kende en nu volledig aanvaard is als volwaardig literair genre. Ook het horrorverhaal past in deze romantische traditie. De klassiekers in het genre, Frankenstein, Dracula of Dr. Jekyll & Mr. Hyde, zijn op en top romantische vertellingen waarin, mede door de opkomst van de psychologie, een fascinatie blijkt voor de donkere kant van de mens. De interesse in de crimineel en in het crimineel gedrag past in dat perspectief. De fascinatie voor buitengewone mensen in buitengewone situaties is in essentie romantisch.
Maar de thriller heeft natuurlijk ook een realistische component. Toen de romantische beweging werd gecounterd door het realisme, en later het naturalisme, kwam dit vooral omdat de romantici zich afkeerden van het dagelijkse leven. Dat dagelijkse, misschien basale leven, is voor de realistische schilder of schrijver de bron van zijn kunst. Maar de realiteit (zeker in het midden van de 19de eeuw) was niet altijd even fraai of mooi. Grauw en vies was ze, met armoede, alcoholisme, kinderarbeid, honger, ziektes en vele andere vormen van ellende. Ook de misdaad was voor veel mensen een wezenlijk onderdeel van hun bestaan, soms als dader, vaker als slachtoffer. Als schrijvers en andere kunstenaars over de realiteit wilden berichten, dan moesten ze ook over die smerige, donkere kant van de mens en de maatschappij schrijven. Daarom dat ze zo graag de steegjes en cul-de-sacs van de stad opzoeken, of ze schilderen zwoegende boeren op het land. En hun landschappen worden vaak gedomineerd door schoorstenen waaruit dikke rookpluimen komen.
Meer dan 150 jaar later blijft de combinatie van deze twee polen de essentie uitmaken van elke goede thriller en is zowat elk ijkpunt in het genre een combinatie van romantische en realistische kenmerken. De voorbeelden zijn legio. Wat de Maigrets van Simenon, of meer recent, de boeken van de nieuwste lichting Amerikaanse thrillerschrijvers als George Pelecanos, Dennis Lehane of Michael Connelly (waarover later meer) de moeite waard maakt is niet alleen de spanning van een uitgekiende plot, met cliffhangers, onverwachte wendingen en een verrassend einde, of de beschrijving van de grauwe werkelijkheid in de getto's van de grote steden. Elk van hun speurders is in essentie een romanticus. Onder de vaak aanwezige dikke laag cynisme als eelt op de ziel, huist een gevoelige, zelfs sentimentele man (of vrouw) die inderdaad niet tevreden is met de wereld waarin hij leeft maar die ondanks de rotzooi nog wil werken aan een betere wereld, die zich niet wil neerleggen bij de uitzichtloosheid van het bestaan, die strijdt tegen onrecht en uitbuiting. Hij ergert zich aan protocol en procedures, is een fundamentele Einzelgänger, is nukkig, koppig, recalcitrant. Zijn relatie met vrouwen is problematisch. Ziehier de korte
Henning Mankell werd op 3 februari 1948 geboren in Stockholm in Zweden. Op zijn zestiende ging hij naar zee en werkte twee jaar lang op een Zweeds schip. Na een verblijf van twee jaar in Parijs keerde hij in 1968 terug naar Zweden. Hij schreef als twintigjarige zijn eerste theaterstuk, The Amusement Park, met als thema de Zweedse koloniale belangen in Zuid-Amerika. Maatschappelijke en politieke thema's spelen ook in zijn misdaadromans een belangrijke rol. Mankell besteedt ook veel aandacht aan de psychologie van zijn personages en aan de sfeerschepping. In Moordenaar zonder gezicht speelt commissaris Wallander voor het eerst de hoofdrol. Vanwege het grote succes van dat boek bouwt Mankell rond het Wallanderpersonage een reeks van negen boeken uit, waarvan De vijfde vrouw het hoogtepunt vormt. Zijn boeken met commissaris Wallander worden wereldwijd vertaald. In 2001 won hij een ‘Golden Dagger Award’.
Werk in vertaling uit Wallander-reeks:
Moordenaar zonder gezicht (1997)
Honden van Riga (1998)
De witte leeuwin (1999)
De man die glimlachte (2000)
Dwaalsporen (2002)
De vijfde vrouw (2001)
Midzomermoord (2003)
De blinde muur (2004)
schets van elk tot de verbeelding sprekend karakter van de speurder, of het nu een politieman of detective is. Dat is ook de aantrekkingskracht van series als Morse of Frost. Hun schrijvers, en acteurs als het over tv-series gaat, zijn erin geslaagd om die twee polen op een trefzekere manier met elkaar te ver- | |
| |
binden. Zij portretteren romantici in een harde realistische wereld en slagen erin om die mix zo te verfijnen dat hun personages en verhalen niet meteen gaan vervelen. Indien de balans overslaat naar romantiek, dan krijg je een klef en sentimenteel en vaak ook ongeloofwaardig verhaal. Slaat de balans over in de andere richting, dan blijft alleen het cynisme overeind, is het verhaal schraal en zijn de personages ondanks het vele bloed toch vaak bloedeloos.
| |
Deductieroman
Als je de geschiedenis en de evolutie van de thriller bekijkt, dan kan de voorgeschiedenis van de nieuwste tijd, zeg maar de laatste paar decennia (ook de periode die in dit essay centraal staat), grofweg in drie fasen onderverdeeld worden. De moderne thriller begon in de 19de eeuw als een deductieverhaal. Schrijvers en hun speurders waren hoegenaamd niet geïnteresseerd in moord en doodslag als sociologisch fenomeen en waren al helemaal niet bezig met slachtofferhulp. De interesse in de dader was oppervlakkig. Natuurlijk gingen ze op zoek naar motieven en mogelijkheden om de moord te plegen, maar een oprechte menselijke interesse in de dader was er amper. Hun enige interesse was het raadsel, het enigma. Sherlock Holmes, een op en top romantisch want onaangepast personage (zie zijn drugsverslaving bijvoorbeeld), ontwaakt pas uit zijn lethargie wanneer hij geconfronteerd wordt met een raadsel dat bijna onoplosbaar is. Hercule Poirot, de beroemdste speurder van allen, is helemaal niet geïnteresseerd in moordenaar of slachtoffer. Eigenlijk is hij een bot en egocentrisch karakter. Nabestaanden van slachtoffers krijgen amper een condoleance van hem. Zijn enige interesse behelst het raadsel. Hij heeft amper oog voor welke implicatie ook. Zijn enige kick is het enigma. Hoe ingewikkelder het raadsel, hoe meer Poirot (en Holmes en kornuiten) opleven. Populair in die tijd waren bijvoorbeeld de gesloten kamer mysteries, met het beroemde verhaal van E.A. Poe ‘The murders in the Rue Morgue’ als startpunt en de vele boeken van John Dickson Carr enkele decennia later als hoogtepunten. Een gesloten kamer mysterie draait rond een moord die eigenlijk niet gepleegd kan zijn omdat de kamer waarin het slachtoffer gevonden werd hermetisch en van binnenuit afgesloten werd en het slachtoffer zeker geen zelfmoord gepleegd heeft. En toch ligt er daar een lijk. Rara, wie is de moordenaar?
| |
Politieroman
Naarmate de misdaad zich op het einde van de 19de eeuw professionaliseerde, moest de misdaadbestrijding dat ook doen. Dat kon alleen met een politieapparaat dat een evenknie kon zijn van de misdaadsyndicaten, maar dat blijkbaar altijd achterop hobbelt. Uit die evolutie ontstaat de politieroman. Hoewel deductie altijd een belangrijk onderdeel van elk thrillerverhaal zal blijven, sluipt de maatschappij via de politieroman het genre binnen. De diffuse grens tussen goed en kwaad, die in de boeken van Christie zelden of nooit ter sprake komt of in vraag wordt gesteld, komt hier meer en meer aan bod. Sterker nog, niet zelden is de speurder een man die zelf de rand van het wettelijke en toelaatbare opzoekt en soms zelfs over de schreef gaat. De eerste corrupte politiemannen duiken op, maar ook de eerste verhalen waarin misdadigers niet alleen meer opgejaagd wild zijn maar ook slachtoffer. En ook de detective of, zoals hij in de VS genoemd wordt, de private eye maakt zijn opwachting. De private eye is het onafhankelijke broertje van de politieman. Het fundamentele verschil tussen politiespeurders zoals die zo vaak worden geportretteerd en detectives is dat deze laatste niet gevangen zitten in een hiërarchische structuur maar vooral hun eigen gang kunnen gaan; binnen, aan de rand van of buiten de wet. Een andere evolutie danken we aan Freud en de psychoanalyse. Door de opkomst van de (freudiaanse) psychologie en, daaraan gekoppeld, de groeiende interesse in de pathologie van de misdadiger, wil de thrillerauteur ook graag psycholoog of psychiater gaan spelen. Daaruit zal de psychologische thriller groeien, een nogal vage benaming voor een veelheid van boeken waarin de auteur vooral inzoomt op de vaak getroebleerde personages, hun achtergronden, psychopathologie en relaties. Zo worden dan de motieven verklaard waarom de dader heeft gedaan wat hij heeft gedaan.
| |
Spionageroman
Een derde belangrijk subgenre is het spionageverhaal, dat na WOI een sterke opkomst kent en na WOII en met het uitbreken van de Koude Oorlog echt doorbreekt. Was in de deductiethriller de maatschappij nagenoeg afwezig, in de politieroman sloop het leven in de straat en de wijk het verhaal binnen. In het spionageverhaal sluipt de hele wereld en de politiek het verhaal binnen. Alhoewel James
Val McDermid werd geboren in 1959 en is opgegroeid in Kirkcaldy aan de oostkust van Schotland. Zij studeerde Engels aan het St. Hilda's College in Oxford en werkte veertien jaar lang voor nationale kranten in Glasgow en Manchester. Ondertussen probeerde ze een echte auteur te worden. McDermids eerste misdaadroman werd gepubliceerd in 1987: Report for Murder. In 1995 won zij de Golden Dagger Award uitgereikt door de British Crime Writers' Association voor het beste misdaadverhaal van het jaar voor haar boek The Mermaids Singing, vertaald als De sirene, waarin zij een ongemeen intrigerend beeld ophangt van een seriemoordenaar die terreur zaait in de Londense homofiele gemeenschap. Voor A Place of Execution, in het Nederlands verschenen onder de titel De terechtstelling werd McDermid in 2001 bekroond met de LA Times Mystery/Thriller Book Award. In dat boek wordt de verdwijning van de 13-jarige Alison Carter dertig jaar na datum ontrafeld. De suggestieve stijl, de sterke karaktertekening en sfeerschepping maken er een thriller van de bovenste plank van.
Werk in vertaling:
De verre echo (2003)
De laatste verzoeking (2002)
De wraakoefening (2001)
De terechtstelling (2000)
Schrikbeeld (1999)
Het profiel (1998)
Wildgroei (1998)
De sirene (1997)
Kunstgreep (1996)
Klopjacht (1995)
Valstrik (1994)
Doodslag (1993)
Bond nooit een probleem had met het onderscheid tussen goed en kwaad (en tussen mooi en lelijk waar het de vrouwelijke medemens betrof), wordt de grens in de realistische spionageroman tussen wat of wie goed en kwaad is nog waziger. De lezer treedt binnen in een schimmige wereld van dubbel- en triplespionnen, van leugens die waarheid en waarheid die leugens worden.
Uit deze drie oergenres, de deductieroman, de politieroman en de spionageroman, zijn alle andere genres gegroeid die sinds het ontstaan van de moderne thriller opgang hebben gemaakt. In dit korte bestek zou het ons te ver voeren om voor elk volgend subgenre
| |
| |
James Ellroy werd geboren in 1948 als Lee Earle Ellroy in Los Angeles, in de stad die ook in zijn misdaadverhalen een prominente rol speelt. Ellroy kwam reeds als jongetje van 10 met de misdaad in aanraking, toen zijn moeder vermoord werd. De dader werd nooit gevonden en Ellroy werd sindsdien gefascineerd door de duistere kanten van de Amerikaanse samenleving. Zelf belandde Ellroy door druggebruik, alcoholmisbruik en diefstal aan de zelfkant van de samenleving: hij belandde voor acht maanden in de gevangenis. Pas nadat hij in 1978 bij de AA ging, zette hij zich aan het schrijven. Zijn doorbraak bij een breed publiek kwam er in 1987 met de publicatie van The Black Dahlia. James Ellroy is zonder twijfel de meest ‘literaire’ van de misdaadauteurs. De zwarte, rauwe onderwerpen van zijn boeken verpakt hij in een staalharde, dikwijls elliptische taal die de lezer als een eindeloze adembenemende stortvloed overspoelt. Een aparte vermelding verdient Mijn moordkuil, waarin de auteur de moord op zijn moeder én zijn eigen verleden genadeloos analyseert.
Werk in vertaling:
Zwarte Dahlia (1991)
Strikt vertrouwelijk (1995)
Amerikaans riool (1996)
Zwartboek L.A. (1997)
Mijn moordkuil (1997)
Zes ruggen (2001)
(denk aan de legal thriller, de technothriller, de medische thriller, de economische thriller of de hard boiled roman) ontstaansgeschiedenis en evolutie te schetsen. Natuurlijk zijn de meeste thrillers niet altijd eenduidig in een van deze of andere categorieën in te delen. En natuurlijk evolueren genres en subgenres.
In wat volgt wil ik mij vooral concentreren op enkele evoluties die zich de voorbije decennia binnen het genre hebben voorgedaan. Ik heb mij vooral gefocust op wat er in de Angelsaksische wereld is gebeurd, ook al omdat wat er in ons taalgebied gebeurt toch een afspiegeling is van de tendensen in het buitenland. De twee belangrijkste tendensen die zich in de voorbije decennia binnen het thrillergenre hebben doorgezet zijn een toenemende differentiatie van de diverse subgenres en een toenemende interesse van de vier partijen die de wereld van het boek uitmaken: uitgevers, pers (critici en recensenten), lezers en auteurs. Beginnen we met deze tweede tendens.
| |
Uitgevers
Het is ontegensprekelijk zo dat er binnen de uitgeverswereld een toenemende interesse is om thrillers te publiceren. Dat komt natuurlijk in de eerste plaats omdat de thriller een heel populair genre is en blijft. Kijk naar de diverse boekentoptiens: meteen valt op dat die voor een groot deel bestaan uit thrillers. Films en tv-series hebben ertoe bijgedragen dat de boeken waarop die films en tv-series zich baseerden nog populairder werden dan ze vaak al waren. Het succes van Morse en Frost zijn hier spreekwoordelijk. Ook de VTM-serie, gebaseerd op de boeken van Pieter Aspe is daar een mooi voorbeeld van. De uitgevers hebben de audiovisuele media ontdekt, net zoals een aantal jaar geleden de platenindustrie die audiovisuele media ontdekte. Hoewel deze industrie nu in een crisis zit, toch heeft de platenindustrie veel voordeel gehaald uit de opkomst van de clip en de gespecialiseerde zenders (MTV, TMF) die ze uitzenden. Het is een wederzijdse bevruchting.
Misschien stel ik het wat te romantisch voor maar ik hoor de oudere generatie af en toe nog praten over die gedreven uitgevers die boeken op de markt brachten, niet in de eerste plaats om winst te maken, maar uit pure liefde voor het boek en omdat ze vonden dat die boeken een plaats verdienden in de kast van de lezer, en vaak ook in hun eigen kast. Steeds meer en meer zijn uitgeverijen echter boekenproductiebedrijven geworden. Het draait steeds meer om omzet, winstmarges, groeipotentieel en ander bedrijfseconomisch jargon. Klinkt dit nogal bedreigend voor het kunstwerk dat een boek toch vaak is, en lijkt het erop dat deze twee werelden niet anders dan met elkaar kunnen botsen, toch is die ontwikkeling goed geweest voor de thriller, en ook voor de andere boeksegmenten. Nooit is er zoveel uitgegeven als nu. Het aanbod blijft stijgen, omdat de uitgever zijn balansen steeds meer in het oog (moet) houden. Is dat een zorgelijke tendens? Een politiek antwoord: ja en nee. Nee, omdat zo het genre kan groeien en diversifiëren. Ja, omdat de uitgever binnenkort alléén nog maar gaat denken aan winstmarges en een aantal genres (poëzie bijvoorbeeld) écht in het verdomhoekje komt. Onlangs vertelde een Vlaams schrijver die al een paar niet onaardige maar weinig succesvolle literaire romans heeft gepubliceerd mij dat zijn uitgever hem had gesommeerd om toch maar eens een thriller te schrijven. Argumenten waren dat zo'n boek quasi zeker zou gepubliceerd worden en, als het even mee zou zitten, ook nog een succes zou worden. Waarna hij dan meteen aan een reeks mocht beginnen denken. Zijn eerste thriller verschijnt in het najaar.
| |
De literaire kritiek
Als criticus voor De Standaard hou ik sinds een aantal jaar de thrillerproductie in het oog en het lukt me steeds minder om die als geheel te overzien. Rond de maand van het Spannende Boek (die een paar jaar geleden een heuse Zomer van het Spannende Boek werd) komen tientallen thrillers uit die allemaal schreeuwen om de aandacht van de recensent en de lezer. Tegen de boekenbeurs ligt er een nieuwe, bijna onoverzichtelijke stapel thrillers. Natuurlijk heeft dat ook te maken met de omlooptijd van een boek, die erg ingekort is. Een negatieve tendens is dat een boek drie weken de tijd krijgt om lezers te lokken. Als het dan niet lukt wordt het onherroepelijk afgevoerd, belandt het binnen de kortste keren in de ramsj of wordt het gewoon aan de versnipperaar gevoed. Hoewel sommige trendwatchers al een tijdje zitten te wachten op een implosie van het boekenaanbod, blijft de keuze toch overweldigend. En dat is goed voor de consument.
De opmars en het succes van de thriller heeft ook de maken met de toenemende aandacht die het genre in de gespecialiseerde pers krijgt. Als we naar ons taalgebied kijken, past het om hier een klein monument op te richten voor Rinus Ferdinandusse en zijn medewerkers van het Nederlandse weekblad Vrij Nederland. Ferdinandusse was lange tijd hoofdredacteur van het tijdschrift, is zelf auteur van een aantal Srillers, zoals hij ze noemde, enigszins speelse en ironische thrillers, en is een absolute fan van het genre. Goed twintig jaar geleden begon de toenmalige hoofdredacteur met een jaarlijkse thrilleren detectivebijlage die naast een aantal sterke
| |
| |
artikels over het genre en de schrijvers ook een lijst bevatte waarin alle op dat moment verkrijgbare thrillers kort werden besproken en via een sterrensysteem werden gewaardeerd. Ontelbaar zijn de fans die met de lijst in de aanslag naar de plaatselijke bibliotheek trokken, op zoek naar de topboeken van dat moment. Ik kan het weten want mijn interesse voor het genre, die zich twintig jaar geleden beperkte tot Agatha Christie en Aster Berkhof godbetert, is ook vooral aan die lijst te danken. Ik leerde Patricia Highsmith kennen, en Dashiel Hammett, Raymond Chandler, Ross McDonald, Ed McBain, Josephine Tey en Sjöwall & Wahlöö, stuk voor stuk schrijvers van moderne thrillerklassiekers. Ferdinandusse komt in grote mate de eer toe dat hij literaire boekenbijlagen, waaronder die in zijn eigen tijdschrift, op weg zette om ook aandacht te besteden aan de thriller. Nu besteedt elke zich respecterende boekenbijlage (kijk naar de Standaard der Letteren of naar de boekenbijlage van De Morgen) ruime aandacht aan het genre en daar doet de geïnteresseerde lezer zijn voordeel mee. Thrillers zijn salonfähig geworden. Dat is ook weer de uitgevers niet ontgaan, zodat zij ook meer aandacht gingen schenken aan het genre. Nieuwe markten werden aangeboord. Een goed voorbeeld daarvan is de hausse van Scandinavische thrillers. In het spoor van peetouders Sjöwall & Wahlöö wordt nu, zo lijkt het wel, elk spannend boek uit het hoge Noorden vertaald. Sommigen breken hier ook echt door. Henning Mankell en Karin Fossum zijn daar goede voorbeelden van.
| |
De thrillerauteur
Naast uitgevers en critici hebben ook de thrillerschrijvers een hele evolutie doorgemaakt. Net als voor de twee eerste partijen is ook voor hen de thriller volwassen geworden. Lang werd een thrillerschrijver gezien als de wat minder getalenteerde vakbroeder van de échte literator. Hij hield zich bezig met ontspanningsliteratuur, lectuur of pulp, allemaal termen die enigszins neerbuigend klinken. Alsof niet alle literatuur in eerste instantie ter ontspanning van de lezer dient. Zelfs Joyce kan je ter ontspanning lezen. In deze associeert men de term ontspanning vaak met iets wat geen moeite kost. En iets wat amper moeite kost, luidt het adagium, is die moeite amper waard. Toch kunnen thrillers ook stilistisch, thematisch en structureel uitdagende lectuur bieden.
Als literair journalist heb ik tientallen schrijvers ontmoet en geïnterviewd. Vaak waren dat auteurs van thrillers. Een van hen, de Amerikaan Harlan Coben, zei me ooit dat hij zijn métier als toegepaste kunst beschouwt. Zoals een gedreven meubelmaker niet alleen maar een stoel of tafel maakt met als enige criterium de functionaliteit van het meubel, zo schrijft een gedreven thrillerauteur ook niet alleen maar een verhaal met enkel oog voor de plot. Hij let op stijl en structuur. Hij bouwt een thematiek uit, analyseert en bekritiseert maatschappelijke evoluties en graaft diep in de psychologie van zijn personages. Bovendien zie ik steeds meer thrillers verschijnen die ook stilistisch en taalkundig kunnen wedijveren met elk ander literair boek. Hapklaar zijn vele thrillers al lang niet meer. Lees de boeken van spionagespecialist John Le Carré bijvoorbeeld, waarschijnlijk de grootste thrillerauteur van de voorbije eeuw. Elke roman van zijn hand is een complex literair werk waar bovenvermelde kenmerken uitgebreid aan bod komen.
Bovendien duidt een andere tendens erop dat steeds meer reguliere literaire auteurs gebruik maken van de diverse technieken die typisch tot het thrillergenre behoren. Hoewel het niet altijd over moord en doodslag moet zijn, mag spanning weer. Een paar jaar geleden werd De passievrucht van de Nederlandse auteur Karel Glastra van Loon bekroond met de Libris literatuurprijs. In dat boek verneemt een man dat hij niet de vader kan zijn van zijn zoon. Dus gaat hij op zoek naar de man die ooit de minnaar was van zijn ondertussen overleden vrouw. In de lessen Nederlands zal de leraar wijzen op de thematiek van de identiteit en de pertinente vragen die Glastra van Loon daarrond stelt. Maar zijn verhaal heeft hij wel opgebouwd met duidelijke thrillerelementen. Toen hij die prijs kreeg, klonk in sommige kringen zelfs het verwijt dat de jury het gedurfd had om een spannend boek te bekronen. Andersom gebeurt ook. Ooit won Maarten 't Hart de Gouden Strop, de belangrijkste prijs voor het spannende boek in ons taalgebied, voor een boek waarvan sommige fundamentalistische thrillerfans zegden dat het geen echte thriller was, ondermeer omdat 't Hart vooral naam gemaakt had als auteur van literaire romans. Een megaseller als De naam van de roos was van de hand van een professor semiotiek met een sterke interesse voor middeleeuwse geschiedenis en filosofie. Dat bleek trouwens overduidelijk uit vele tientallen pagina's uit het boek. Maar Umberto Eco structureerde zijn werk wel als
John le Carré, pseudoniem voor David Cornwell, werd geboren in 1931 in Dorset. Hij is een van 's werelds bekendste schrijvers van spionageromans. Zijn boeken werden vele malen bekroond. Tijdens zijn militaire dienst kwam hij terecht bij de Militaire Inlichtingendienst. Hij moest er vluchtelingen uit het door de Russen bezette deel van Oost-Europa verhoren. Later werd hij diplomaat in Bonn (1960-1964), hij ook werkte voor de militaire Inlichtingendienst, MI5. Le Carré verwierf grote bekendheid met de Smileytrilogie, die ook verfilmd is. Hij schept in zijn boeken een wereld waarin goed en kwaad niet te onderscheiden zijn en trouw van geen tel is. Dat het genre van de spionageroman ook na de val van het IJzeren Gordijn bestaansrecht heeft, bewees John le Carré met boeken als De toegewijde tuinier (2001), De kleermaker van Panama (1997) en Het Rusland Huis (2004). John le Carré begon met publiceren tijdens de jaren '60. Sindsdien zijn ruim 25 titels van zijn hand in het Nederlands vertaald en sommige vele malen heruitgegeven.
Een greep uit het vertaald werk:
Absolute vrienden (2003)
De toegewijde tuinier (2001)
Single en Single (1999)
De kleermaker van Panama (1997)
Het Rusland huis (1989)
Smiley's prooi (1979)
Spion van nobel bloed (1978)
Edelman, bedelman, schutter, spion (1975)
een klassieke deductiethriller. Het succes van De verborgen geschiedenis van Donna Tartt heeft vooral te maken met de sterke spanningsboog die zij gedurende vele honderden bladzijden volhield. De Amerikaan Paul Auster, een van de grootste hedendaagse schrijvers van het moment, schreef met The New York trilogy een heerlijke pastiche op het genre en stak zijn verhalen vol met spitse filosofische bespiegelingen. Zelfs binnen de wetenschappelijke non-fictie hebben thrillerelementen hun intrede gedaan. Met Het laatste raadsel van Fermat schreef Simon Singh een heerlijke studie over een van de laatste onbewezen stellingen in de wiskunde. Enkele onverbloemde aanprijzingen: ‘Het laatste raadsel van Fermat leest als een grandioze detective,’ dixit Rogi Wieg. Hugo Brandt Corstius schreef: ‘Het gebeurt niet vaak dat de wiskunde zo'n spannend verhaal brengt.’ Is het niet opvallend dat een boek over een
| |
| |
zwaarwichtig wetenschappelijk onderwerp het epitheton spannend krijgt? ‘Leest als een detective/thriller’ is tegenwoordig een hooggewaardeerde aanprijzing.
Maar ook auteurs die iedereen tot het kamp van de thriller rekent, krijgen in toenemende mate herkenning vanuit literaire hoek. Patricia Highsmith, Ruth Rendell, Minette Walters, Elisabeth George of Val McDermid, om me maar te beperken tot enkele vrouwen, worden steevast geroemd om hun uitmuntende stijl. Terwijl iemand als Highsmith veelvuldig verklaarde dat zij helemaal niet geïnteresseerd was in zoiets ondoorzichtigs als stijl. De hierboven al genoemde John Le Carré schrijft uitmuntende literatuur, daar is iedereen die zonder oogkleppen wil lezen het over eens. Trouwens, de grote Graham Greene maakte zelf geen enkel onderscheid tussen zijn literaire romans en zijn thrillers. Dat is iets wat zijn critici deden.
| |
En de lezer...
Tenslotte is er de lezer. Uiteindelijk bepaalt hij autonoom wat hij wil lezen. Dat hij steeds vaker naar thrillers lijkt te grijpen, heeft niks te maken met de zoektocht naar hapsnapliteratuur. Lezers willen in de eerste plaats een sterk verhaal. Sommige auteurs van hooggestemde literatuur durven dat nog wel eens vergeten. Moord, doodslag en ontvoeringen hoeven niet, en er moet niet persé een speurder aan te pas komen. Maar de lezer verlangt wel een sterke verhaallijn waarin diverse spanningselementen zijn ingebouwd. Kijk naar het succes van de boeken van Sarah Waters of Michael Fabers Scharlaken rood, een roman waaraan je jezelf een breuk tilt maar die vele tienduizenden lezers kan bekoren. Hun boeken worden niet meteen tot het thrillergenre gerekend maar spannend zijn ze wel. Kortom, de grenzen tussen de thriller en de reguliere literatuur worden eindelijk geslecht. En dat is een goede zaak. Mensen houden van verhalen. Thrillerschrijvers vertellen meesterlijke verhalen. Toegegeven, die verhalen zijn meestal gewelddadig en vaak verontrustend. In die verhalen worden mensen geportretteerd die met een fundamentele crisis te maken krijgen. Crisissen zijn nu eenmaal interessant voor elke verteller, of
Michael Dibdin werd geboren in Wolverhampton in 1947. Hij studeerde Engels aan de universiteit van Sussex. Na een echtscheiding vestigt Dibdin zich in Italië, waar hij tussen 1980 en 1984 Engels doceert in Perugia. Dit verblijf in Italië ligt ongetwijfeld aan de basis van zijn misdaadromans met de Venetiaanse politiecommissaris Aurelio Zen in de hoofdrol. Tot nu toe verschenen er negen boeken met Aurelio Zen in de hoofdrol. Uitschieters uit de reeks zijn ongetwijfeld De rattenkoning (1990), Een goede afdronk (1999) en Bloedregen (2000). Een constante in Dibdins werk is de aanwezigheid van maatschappelijke en politieke thema's. Het Italië dat Dibdin zo goed kent, is op dat vlak een onuitputtelijke bron van inspiratie: de maffia, corruptie, de Lega Nord, witteboordcriminaliteit... De figuur van Zen, een man zonder veel illusies, betekent een grote meerwaarde. Bovendien slaagt Dibdin erin te zorgen voor diversiteit: De rattenkoning is een harde politiethriller, De dode lagune eerder een weemoedig verhaal, Così fan tutti een misdaadverhaal met een komische ondertoon... Naast werk met Aurelio Zen in de hoofdrol schreef hij ook nog andere misdaadromans. Vooral Duister visioen (1996) en Thanksgiving (2001) vormen daarvan de uitschieters.
Boeken met Aurelio Zen in de hoofdrol:
De rattenkoning (1990)
Vendetta (1991)
Moord in het Vaticaan (1992)
De dode lagune (1994)
Così fan tutti (1998)
Een goede afdronk (1999)
Bloedregen (2000)
En dan sterf je (2002)
Medusa (2003)
ze nu literatuur of soaps schrijven. Bovendien verwerken de meeste thrillers in hun verhaal een raadsel: wie, wat, waar, wanneer en, vooral, waarom? Ook raadsels en puzzels zijn interessant. Ze dagen ons intellectueel uit. De beste thrillers combineren emotie en intellect. Dat is hun fundamentele kracht.
Zoals reeds aangehaald heeft de thriller de laatste decennia een serieuze gedaanteverwisseling en een upgrading meegemaakt. Enkele redenen voor het succes van de thriller werden hierboven geschetst. In een laatste paragraaf wil ik ingaan op de belangrijkste tendensen en de meest relevante hedendaagse auteurs voor het voetlicht halen. Wat volgt is een poging om enige orde (het woord zal nog terugkeren) in de chaos te scheppen want het genre is de voorbije decennia uitgedijd tot een conglomeraat van subgenres en dwarsverbindingen.
| |
De psychologische thriller
De thriller is een beperkt genre. Dat is tegelijk de kracht en de zwakte ervan. Het basisprincipe is nagenoeg steeds hetzelfde. In een wereld die op het eerste gezicht geordend lijkt, gebeurt er iets dat die orde verstoort. Iemand wordt vermoord, iemand wordt ontvoerd, iets wordt ontvreemd. Het is de taak van de speurder (politieman, detective, advocaat of soms een burger zonder enige graad of rang) om die orde te herstellen. Dat doet hij door de oorzaak van de ordeverstoring op te sporen.
De pure detectieroman à la Agatha Christie of Arthur Conan Doyle is een genre dat zo goed als afgeschreven is. Nog slechts zelden verschijnt er een thriller waarin bijna uitsluitend gespeurd wordt naar een dader en een motief. De meeste thrillerauteurs ontwerpen wel een intrigerende puzzel maar larderen hun verhaal met een doorgedreven maatschappij- of karakteranalyse. Dat laatste is het terrein van de psychologische thriller. Ik vermeldde al dat dit een eerder vage term is die vele ladingen dekt. Eenvoudig gesteld komt het er in de psychologische thriller op neer dat men uitgaat van de personages. Op de vraag wat de oorsprong is van hun verhaal (the initial idea) hebben vele thrillerauteurs mij verteld dat alles begint met de personages. Zij dragen immers de plot. Was het vroeger zo dat er eerst een plot was en dat de schrijver daarna op zoek ging naar de geijkte personages die in zijn verhaal passen, dan is die tendens nu omgekeerd. Vele thrillerauteurs, en vooral vele vrouwelijke thrillerauteurs, willen in de eerste plaats portretten schilderen van mensen die het hoofd moeten bieden aan een crisis in hun leven. De moderne peetmoeder van de psychologische thriller is ongetwijfeld Patricia Highsmith. Zij schreef een aantal meesterlijke boeken waarin de plot, hoewel nog stevig uitgebouwd, het moest afleggen tegen de personages, ik denk aan Erger dan moord, Deze zoete ziekte,
| |
| |
Ruth Rendell werd als Ruth Grasemann geboren in 1930 in South Woodford, Londen. Wanneer ze op haar achttiende van school komt, besluit ze van schrijven haar beroep te maken en stapt in de journalistiek. Ze leert er Don Rendell kennen, met wie ze huwt. In 1953 krijgen ze samen een zoon, Simon. Haar eerste boek From Doon with Death verscheen in 1964. Het werd in 1972 in het Nederlands vertaald onder de titel Uit de sleur. Meteen introduceert zij inspecteur Reginald Wexford en zijn assistent Mike Burden als hoofdpersonages. De Wexfordverhalen spelen zich af in Kingsmarkham, een fictieve stad. De populariteit van Ruth Rendell en haar Wexfordpersonage groeide snel. Rendell mikt niet op expliciete gruwel en geweld. Ze bouwt de spanning in haar boeken op vanuit haar personages. Zij laat de lezer aanvoelen dat hen iets sinisters te wachten staat, maar zorgt toch nog voor een verrassend einde. Vanaf 1986 schrijft Ruth Rendell ook boeken onder het pseudoniem Barbara Vine, waarin ze de klemtoon laat vallen op de psychologie van de personages.
Een selectie uit het werk in vertaling:
Het stenen oordeel (1977)
Wie volgt (1980)
Een boom vol handen (1984)
De Raven (1985)
De vrouw met de sluier (1988)
Simisola (1994)
Losprijs (1997)
Streling voor het oog (1998)
Vermoorde schuld (1999)
Zielsverduistering (2002)
Moord op papier, Vreemden op de trein. Haar favoriete personage is Ripley die ze in vijf boeken opvoerde. Ripley is een klassieke psychopaat die zonder scrupules moordt en bedriegt en toch steeds door de mazen van het net glipt. Highsmith was vooral geïntrigeerd door de verschillende gezichten van het kwaad. Daarom dat haar beste boeken een portret bevatten van een totaal amorele man die op een bijna perverse wijze sympathiek blijft. Vergelijk hem met Reynaert de vos, ook een moordenaar en een bruut die echter onze volledige sympathie wegdraagt omdat hij gebruik maakt van de zwaktes van de mensen (dieren) die hem omringen.
In één adem met Highsmith wordt Ruth Rendell genoemd. Maar in haar psychologische thrillers en politieromans zijn bepaalde maatschappelijke evoluties meer ingebed dan in de boeken van Highsmith. De jongere generatie die in hun voetsporen treedt bestaat bijna uitsluitend uit getalenteerde vrouwen. Ik noemde al Minette Walters, Val McDermid en Elisabeth George. De lijst is bijna eindeloos. Zondermeer interessant zijn de boeken van Faye Kellerman, Marcia Muller, Edna Buchanan, Julie Parsons, Laurie King, Frances Fyfield, Donna Leon, Liz Rigbey, Karin Slaughter, Mary Willis Walker, Carol O'Connor en Julie Myerson. Ook het erg succesvolle echtpaar dat publiceert onder de naam Nicci French hoort daarbij. Maar ook Scandinavische vrouwen laten zich niet onbetuigd. Top of de bill is ongetwijfeld Karin Fossum, van wie elk boek een klein meesterwerk is. Maar ook Unni Lindell, Anne Holt, Kim Smage en Liza Marklund behoren daarbij. Bijna al deze vrouwen schrijven over huistuin-en-keukenmoorden. Dat betekent dat ze alledaagse mensen portretteren, die echter wel dikwijls een of ander gebrek, een fobie of een onverwerkt trauma hebben, waardoor hun leven niet meteen over rozen gaat. En als de misdaad dan om het hoekje komt loeren, breken de demonen uit. Een top vijf uit deze boeken: De echo van Minette Walters, Hier gebeurt nooit wat van Julie Myerson, De terechtstelling van Val McDermid, De indiase bruid van Karin Fossum en Het laatste vonnis van Julie Parsons.
| |
Vrouwen en mannen
Waarom schrijven vrouwen vaker dan mannen superieure psychologische thrillers? Misschien omdat zij duidelijker weten wat angst is. Meer dan mannen lijken ze de angst voor de donkere steeg te kennen, of zijn ze gevoelig voor ongewone geluiden in en om het huis. Anders dan mannen zijn ze ook continu bevreesd voor wat hun kinderen kan overkomen. Dat wil niet zeggen dat mannen geen superieure psychologische thrillers kunnen schrijven. Voor de vuist weg noem ik Michael Robotham, Greg lles, Douglas Kennedy (Het oog van de lens is een meesterwerk), Martin Beckford, Stephen Dobyns, Daniel Hecht, Andrew Pyper en Robert Goddard. Een erg goede Nederlandse schrijver van dit soort boeken is René Appel.
Toch hebben mannen vaak meer oog voor het Grote Verhaal. De politieke thriller is hun terrein. Die is gegroeid uit de klassieke spionageroman zoals Eric Ambler en Graham Greene ze schreven. Toen de Muur in 1989 viel, dachten velen dat de spionageroman een stille dood zou sterven. Niets is minder waar want met de opkomst van het globale terrorisme (9/11!) en de nieuwste ontwikkelingen in regio's als bijvoorbeeld de Balkan of het Midden Oosten blijft er stof genoeg om dit soort thrillers te schrijven. Veel van hen schrijven faction (facts & fiction), thrillers die sterk gebaseerd zijn op recente politieke of maatschappelijke ontwikkelingen. Naast John Le Carré schrijven ook Gerald Seymour (Een geheime tip!), Martin Cruz Smith, Frederick Forsyth, Robert Harris (Vaderland), Joseph Kanon en Daniel Silva lezenswaardige thrillers. In ons taalgebied zijn er natuurlijk Jef Geeraerts en Bob Mendes, maar de beste factionschrijver in ons taalgebied is zonder twijfel de Nederlander Tomas Ross. Natuurlijk put hij vooral uit de recente Nederlandse geschiedenis, met boeken over het koningshuis of de moord op Pim Fortuyn (De zesde mei).
Een domein waarop mannelijke auteurs vooralsnog de overhand lijken te hebben, is de politieroman en de moderne detective. Zij schrijven over speurders die meestal in van de misdaad vergeven grootsteden vaak tegen beter weten in de straten veilig proberen te houden. Zij worden geconfronteerd met psychopaten, verkrachters, ontvoerders, maffiosi, drugsverslaafden, professionele killers en andere marginalen. Meestal is hun eigen leven een puinhoop, zijn en blijven vrouwen vreemde wezens waar kop noch staart aan te krijgen is en zijn hun oversten achterlijke strebers. Vaak biedt de drank soelaas. Iedereen kent Morse en Frost van de superbe tv-series maar wie zijn heil in boeken zoekt kan ook terecht bij de Schot Ian Rankin, op dit moment een van de beste misdaadschrijvers tout court. De sterkhouders in dit genre zijn vaak Amerikaanse schrijvers die werden geïnspireerd door de grote roman noir-schrijvers uit de jaren twintig en dertig: Dashiel Hammett en Raymond Chandler. Sommige van deze boeken laten zich lezen als grimmige sociologische studies over het leven in de getto's. De beste worden geschreven door Dennis Lehane, George Pelecanos, T. Jefferson Parker, Richard Price en Michael Connelly. Goede vrouwelijke schrijvers in dit genre zijn Linda Barnes, Sarah Paretsky en Sue Grafton. De Engelsman Michael Dibdin, de vader van de Italiaanse speurder Aurelio Zen, is een klasse apart. En in Zweden hebben wij Henning Mankell. Bij ons zijn Pieter Aspe, Luc Deflo, Piet Teigeler en Stan Lauryssens de speerpunten.
| |
| |
| |
Subgenres
Sommige genres blijven populair. De legal thriller leek over zijn hoogtepunt heen maar onlangs publiceerde 's werelds best verkopende schrijver John Grisham na een aantal missers eindelijk nog eens een lezenswaardig boek: Het laatste jurylid. Wie van het gerommel van advocaten in de rechtbank houdt, kan ook terecht bij vooral Amerikaanse auteurs (enige kennis van de rechtbankprocedures daar is een voordeel): David Balducci, Rankin Davis, Philip Friedman, Jay Brandon, George Dawes Green, Steve Martini, Richard North Patterson en Scott Turow.
Na de trilogie die Thomas Harris rond de kannibaal Hannibal Lecter schreef, en vooral na de verfilming van The silence of the lambs, leek het erop dat niemand zich nog zou wagen aan de portrettering van de psychopaat of de seriemoordenaar. Maar ongeveer alle thrillerschrijvers hebben in hun boeken seriemoordenaars en andere psychopaten opgevoerd. Wie nog enkele fijne exemplaren uit deze kaste wil leren kennen kan terecht bij Jan Burke, Lee Child, John Connelly, Mo Hayder (op het risico van seksistisch te klinken, een bloedmooie vrouw die een paar bloedstollende thrillers geschreven heeft), David Martin, John Sandford en Andrew Vachss. Een opvallende nieuwkomer is de Française Brigitte Aubert die een paar verhalen heeft geschreven waarbij de haren ten berge rijzen.
Andere interessante subgenres zijn de medische thriller (Robin Cook en Michael Palmer schrijven over gesjoemel in de operatiezaal), de economische thriller (Linda Davies en nieuw van bij ons Marc Cave met Draaikolk, over gesjoemel achter het loket) en de technothriller (Michael Crichton en Tom Clancy over gesjoemel in vliegtuig en duikboot). Ook humor mag in de thriller. De meest gebruikte humorvorm is die van het hardere soort natuurlijk: sarcasme en cynisme. Maar wie thrillers louter om de nogal subversieve humor wil lezen, komt automatisch terecht bij Carl Hiaasen, de grappigste aller thrillerschrijvers. Bij ons is Jonathan Sonnst soms ongemeen grappig. En dan is er nog de categorie: ‘geen categorie’; thrillers van auteurs die buiten elk schema vallen. De eerste naam die
Ian Rankin werd in 1960 geboren in een mijnwerkersdorpje in Fife, Schotland. Hij studeerde Engels aan de universiteit van Edinburgh. Rankin begon zijn schrijverscarriere als auteur van korte verhalen. Als schrijver van misaadverhaal behoort hij in Groot-Brittannië tot de top. In 1997 kreeg hij voor zijn boek Black & Blue de Macmillan/CWA Gold Dagger voor beste misdaadroman van het jaar. Dezelfde roman bereikte ook de schortlist van de Edgar Award, die wordt uitgereikt door de Mystery Writers of America. De hoofdrol is toebedeeld aan inspecteur John Rebus van de Edinburgh City Police. Rebus is gescheiden, grijpt graag naar de fles, is op zoek naar een nieuwe vaste relatie en is vaak grof in de omgang. Hij vertoont zelf wat duistere trekjes, en begrijpt daardoor des te beter de misdadigers die hij bestrijdt. De plots van Rankins boeken zijn niet altijd even geloofwaardig. Toch blijven de boeken overeind door het boeiende Rebuspersonage en de sfeerschepping van de verhalen.
Werk in vertaling:
Gerechtigheid (2004)
Laat maar bloeden (2003)
Vuurwerk (2002)
Zwartboek (2001)
De gehangene (2001)
Strip Jack (2001)
Hand en tand (2000)
Kat en muis (2000)
Blindeman (2000)
hierbij spontaan opborrelt, is de Amerikaan James Ellroy. Als mens en schrijver is Ellroy een categorie apart. Hij heeft enkele snoeiharde maar schitterende thrillers geschreven die zich afspelen in de jaren veertig en vijftig. In Amerikaans riool en Zes ruggen schrijft hij ongenadig over het Kennedy-tijdperk en de moord op ‘the all American boy’ en zijn broer. Kalashnikovproza, kamikazeproza en pitbullproza zijn enkele van de omschrijvingen die critici gebruiken om zijn stijl te typeren. Mijn moordkuil, een non-fictie boek waarin hij dertig jaar na dato op zoek gaat naar de moordenaar van zijn moeder, is een meesterwerk. Als er dan toch iemand in zijn club van één binnen mag, is het wellicht Edward Bunker. Zelf een zware jongen, schreef Bunker met Hond bijt hond en Hoe word ik een misdadiger over het meedogenloze leven achter de tralies. Pittig detail: Bunker speelde een rol in Tarantino's Reservoir Dogs. Een terechte keuze, zo lijkt mij. De reeks namen is zo goed als onuitputtelijk. U wilt er nog? Wat dacht u van de volgende twintig: Dick Francis, Jonathan Lethem, Elmore Leonard, Denise Mina, Michael Ridpath, Fred Vargas, John Katzenbach, Janet Evanovich, Andrea Camilleri, Boris Akoenin, Nevada Barr, Philip Kerr, Ross King, lain Pears, Jan Mehlum, Polina Dasjkova, Jonathon King, David Liss, Robert Crais, en Walter Mosley. Voor elk wat wils. Bovendien internationaliseert de thriller. Na het Hoge Noorden sijpelen de eerste thrillers uit Frankrijk (Vargas, Aubert), Italië (Camilleri, Leonardo Sciascia) of Rusland (Dasjkova, Akoenin) door. Vele andere landen zijn braakliggende terreinen waar de nodige prospectie gegarandeerd een nieuwe lading boeiende thrillers kan opleveren.
En dan nu: lezen.
|
|