| |
| |
| |
Samenstelling Geert Swaenepoel
Bibliotheek
Filosofie en religie
Jan Hendrik van den Berg
De tragedie, Pelckmans, Kapellen, 2003, 120 p. € 12,95
In 1956 bedacht Van den Berg de term metabletica (uit het Griekse metaballein - veranderen) voor de omschrijving van zijn leer van de veranderingen in de perceptie van de dingen. Zijn visie is van toepassing op alle domeinen van het menselijk denken. In 1995 publiceerde hij nog Metabletica van God. In zijn nieuw werkje benadert de negentigjarige Van den Berg het fenomeen van de tragedie die op drie momenten tot een hoogbloei kwam: het vierde-eeuwse Athene en het Frankrijk en Engeland van de zeventiende eeuw. Vanuit een van de interpretaties van Aristoteles' catharsistheorie (gevoelens van onlust verzachten door kleinere onlustgevoelens die op de scène worden opgewekt) onderzoekt de auteur met veel aandacht voor specifieke details de respectieve historische context. De dreigende oorlog van de Grieken met het veel grotere Perzië, het jansenisme dat door het conflict met de katholieke Franse staat Frankrijk in een vernietigende burgeroorlog dreigde te storten, de lokroep en tegelijk bedreigende uitnodiging voor de Engelsen om de zee en daardoor ook de gehele wereld te beheersen. Vooral het element van gelijktijdigheid van historische context en toneelcultuur is in die benadering bepalend. Telkens bood de tragedie de kans om via angst en medelijden de sfeer van misère en calamiteit (in Engeland het omgekeerde van calamiteit) draaglijk te maken. Een merkwaardige en eigenzinnige extraliteraire benadering, die een nieuw licht werpt op de genese en op het functioneren van het oeuvre van Sofokles, Racine en Shakespeare.
[Patrick Lateur]
De psalmen. Vertaald en bewerkt door Piet Thomas, voorgelezen door Stan Milbou, met muziek van Philippe de Chaffoy. Lannoo, Tielt, 2004, 227 p. € 22,50
Er zijn al zovele psalmvertalingen gemaakt in het verleden, binnenkort komt een volledig nieuwe bijbelvertaling op de markt en Piet Thomas zelf heeft reeds in Klein Getijdenboek (1997) en Nu en altijd (1998) vertalingen en bewerkingen van psalmen gepubliceerd. Waarom dan nog eens een aparte uitgave van De psalmen? Poëzie is niet te vertalen. Vertalen is verraden en hier werd zeker verraad gepleegd ten opzichte van de grondtekst want er werden delen weggelaten, ingekort of samengevat. Piet Thomas is zich bewust van deze kritieken. Op de vraag waarom hij dan toch meent de psalmen te moeten bewerken, repliceert hij: ‘Ik zie zeer goed het nut in van een volledige, letterlijke vertaling, maar voor de gebedspraktijk van vandaag zijn wel enkele aanpassingen nodig’. De gebedscultuur ontwikkelt mee met de cultuur in het algemeen. Daarom moeten de psalmen steeds opnieuw een inculturatieproces doormaken. Veel mensen hebben moeite met de bijbel en zeker met de psalmen. Ze zien er geen gebeden in. De taal is moeilijk, oorlogszuchtig en onverdraagzaam, veraf van de eigen wereld. Psalmen bidden is iets voor specialisten - het getijdengebed van priesters en religieuzen - maar niet voor leken. Piet Thomas heeft van de psalmen terug gebeden gemaakt en dat maakt dit boek zo bijzonder. Hij heeft nieuwe gedichten geschreven, geïnspireerd op de oorspronkelijke psalmen, in een taal van vandaag. Dat blijkt nog meer uit de bijhorende, meditatieve CD. Stan Milbou brengt de psalmen naar het grote publiek door ze op een bezielde en natuurlijke manier te vertolken. Zijn bijdrage aan deze CD is een pareltje van aandachtig interpreterende voordrachtkunst. De muziek van Philippe de Chaffoy zorgt voor een sfeerscheppende en indringende bezinning bij de teksten. De tijdloze, soms ontroerende intermezzi zijn speciaal
voor deze uitgave gecomponeerd. Het is de verdienste van Piet Thomas dat hij de psalmen door een moderne hertaling terug dichter bij de hedendaagse mens brengt. Er is geen uitvoerige commentaar nodig om te begrijpen wat men leest. De gevoelens uit het psalmboek komen terug op de voorgrond en die gevoelens zijn blijvend actueel: beproevingen en twijfels, angst en vertrouwen, schuld en verzoening, onrecht en nood aan bevrijding, oorlog en vrede, huiselijk geluk en vriendschap met God.
[Emmanuel Van Lierde]
| |
Beeldende kunst
Frederik Leen, Dominique Marechal en Sophie Van Vliet (red.)
Fernand Khnopff. Kon. Musea voor Schone Kunsten, Brussel, 2004, 288 p. € 30
Het eerste nummer van het Kunsttijdschrift Vlaanderen jaargang 2004 handelde integraal over het ‘Symbolisme’. Daarmee werd ingespeeld op de onlangs gehouden retrospectieve over Fernand Khnopff in de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van Brussel. De bijhorende catalogus begint met enkele interessante inleidende artikels en teksten. Zo is er een bijdrage over Khnopff en het symbolisme in het algemeen en een artikel over Khnopff en de religieuze thematiek. Vooral de bijdrage over Khnopff en Brugge, van de hand van Dominique Marechal, hebben we als Bruggeling gesmaakt. Verder bevat het boek nog teksten over Khnopff en de Medusa. In de catalogus wordt een sterk beeld opgehangen van Khnopff als landschapsschilder, waarbij zijn dromerige werken over het zomerverblijf in het Ardeense dorpje Fosset een prominente plaats innemen. Frappant daarbij is de minimale behandeling die de kunstenaar aan de lucht geeft: hij probeert de lucht te beperken tot kleine vlakken of ze gewoon weg te laten. Niettemin is het aanwezige groen erg intens: het staat voor de gelukkige en onbezoedelde herinneringen aan vooral de kindertijd in Fosset. De spiegelvlakken en de weerkaatsing van lucht en bomen in het water van vijver of rivier zijn dan weer bepalend voor deze doeken.
Khnopff wilde, net als Fosset, ook Brugge onbezoedeld weergeven en hoedde zich ervoor om als volwassene de veranderende vaderstad te bezoeken, zodat slechts de herinnering van de kunstenaar het ware Brugge representeerde. Hij werd daarin geholpen door oude foto's uit bijvoorbeeld Bruges-la-morte van Georges Rodenbach. Het catalogusgedeelte volgt in grote lijnen de opstelling van de werken in de tentoonstelling en is ingedeeld in een twaalftal hoofdstukken. Bij sommige werken werd een uitvoerige bespreking geschreven; bij andere kunstwerken volgt enkel een beknopte vermelding bestaande uit de titel, een eventuele datering, het materiaal, de afmetingen en de bewaarplaats. Khnopff en de fotografie wordt afzonderlijk behandeld, alsook zijn bijdrage tot de graveerkunst en als illustrator. Een korte biografie, een bibliografische oriëntatie en een index van de werken sluiten het boek af. Voor wie wil nagenieten van de tentoonstelling is deze catalogus onontbeerlijk. En voor wie zich in de toekomst in het oeuvre van deze kunstenaar én in het symbolisme wil verdiepen betekent deze catalogus een verrijking. De tentoonstellingscatalogus leest overigens als een trein, en dat is mede te danken aan de voortreffelijke stijl van de verscheidene bijdragen.
[Jean Luc Meulemeester]
| |
Rudolf Wittkower
Bernini. The sculptor of the Roman baroque. Phaidon, London, 2003. 320 p. € 39,95
Over Gian Lorenzo Bernini (1598-1680), zijn oeuvre en zijn plaats in de kunst verschenen al tientallen boeken. Logisch, want Bernini was de grootste en meest invloedrijke beeldhouwer van zijn tijd. Het werk van Rudolf Wittkower, dat voor het eerst in 1955 verscheen en sindsdien geregeld werd herwerkt (door o.a. Howard Hibbon, Thomas Martin en Margot Wittkower) en heruitgegeven, is nog altijd een standaardwerk om deze beeldhouwer en architect te leren, waarderen en bestuderen. Recent werd de zevende editie op de markt gebracht. De inhoud bestaat uit een chronologische bespreking van het werk van de zeventiende-eeuwse kunstenaar en een oeuvrecatalogus met een uitvoerige beschrijving per kunstwerk en telkens een afbeelding. Een tabel met de voornaamste data, een bibliografie en een noodzakelijke index sluiten het boek. Vooral het eerste deel met de bespreking heeft ons samen met de vele zwart-wit foto's geboeid. De meeste daarvan werden genomen door Pino Guidolotti. Van bepaalde (marmeren) beelden belicht hij dikwijls details, waarbij een spel van chiaroscuro voor sublieme effecten zorgt. Dit spel van licht en schaduw is een belangrijk aspect in het werk van de grootmeester én in de kunst van de Contrareformatie. De fotografie werkt hier dus mee om van deze realisatie een meer dan fraaie uitgave te maken, zowel qua tekst als qua beeldmateriaal.
[Jean Luc Meulemeester]
| |
Literair proza
Hanneke de Klerck
Gezelschap. Amsterdam, Bert Bakker, 2003, 239 p. € 19,95
Na de dood van haar vader is Laura Van Doorn naar Frankrijk getrokken. Ze heeft er gewerkt als gezelschapsdame bij een oude, steenrijke vrouw in het château de Carolles. Jaren later keert ze met haar echtgenoot Mark en dochtertje Susanne terug naar St. Loup en blikt terug op de gebeurtenissen van zoveel jaren geleden. Nu staat het kasteel leeg, maar de uitstraling van grandeur is nog niet helemaal verdwenen. Toen de achttienjarige Laura er voor het eerst kwam deed het dienst als luxe bejaardenhuis. De eigenaar van château de Carolles, meneer de Montépin en zijn zus Edith zijn in het afgelegen kasteel in Frankrijk een bejaardentehuis begonnen om de buitensporig hoge onderhoudskosten van het gebouw te kunnen financieren. De jonge Laura van Doorn wordt er toegewezen als gezelschapsmeisje aan de hoogbejaarde madame de Brancion. Tussen Laura, die rouwt om het verlies van haar vader aan wie ze zeer was verknocht, en de vereenzamende oude dame groeit langzamerhand een voorzichtige vriendschap, die naarmate de tijd vordert inniger wordt. Laura raakt er stilaan van overtuigd dat er een sinistere sfeer hangt in het château en dat monsieur de Montépin niet de menslievende persoon is waarvoor hij zich zo graag uitgeeft. Gezelschap ademt af en toe de sfeer van de boeken van Agatha Christie. De Klerck slaagt erin de sfeer van geheimzinnigheid goed op te bouwen. En hoewel je als lezer vrij snel door hebt hoe de vork aan de steel zit, blijf je geboeid verder lezen. Gezelschap is niet alleen een spannend boek, maar ook een verhaal over verlies en vriendschap. Een boek dat een breed publiek kan aanspreken.
[Geert Swaenepoel]
| |
Daan Remmerts de Vries
IJspaleis, Prometheus, Amsterdam, 2003, 287 p. € 17,95
In het Keizer Karel College in Amstelveen ontmoet Max Teilinger, negentien en laatstejaars, Lena, ook negentien en net als hij een buitenbeentje. Hij woont in een schuurtje in de tuin van zijn ruimdenkende ouders, vindt rust in de natuur, heeft wat met vogels en muziek. Zij tennist, valt op door haar afstandelijke houding en is de dochter van hun autoritaire turnleraar-bullebak. Als hun vriendschap tot Max' verbazing omslaat in een aarzelende liefde, is voor hem het hek van de dam: hoe meer Lena twijfelt, hoe meer Max gebeten is om haar volledig te bezitten. Hij dringt zich bij haar familie op, levert genadeloos kritiek - vooral haar vader moet het ontgelden - en
| |
| |
Lena's houding sterkt hem in zijn overtuiging dat hij haar moet bevrijden. Als Lena door haar vader naar Spanje wordt gestuurd, voel je het beklemmende in hun relatie groeien. Max' bezoek aan haar wordt geen groot succes en terug in Nederland gaat hij alleen wonen in Amsterdam waar hij godganse dagen probeert te schilderen en zit te wachten op haar brieven en telefoontjes. Hij overlaadt haar met schuldgevoelens, wil haar ‘ijzigheid verbrijzelen’ en zichzelf bevrijden door met anderen te vrijen. Later wonen beiden apart in Amsterdam. Lena glijdt radeloos af in een destructieve afgrond, terwijl Max alles in het werk stelt om toch maar de macht over haar te behouden. Maar hun relatie ontspoort, ook seksueel, want Max wil ‘dat ijzige gevoel wegranselen’. Hij verliest compleet het noorden als Lena hem niet meer wil zien. Hij boetseert haar beeltenis, volgt haar van uur tot uur, raadpleegt een medium, probeert zichzelf te verminken. De verschillende gradaties in zijn obsessie worden zo verteld dat je de beklemming haast letterlijk meevoelt. Zelfs als Lena vaste grond onder haar voeten vindt en stilaan haar leven terug opbouwt, probeert Max haar terug te veroveren. Dat lukt hem uiteindelijk toch wanneer hij een baan als tekenleraar aangeboden krijgt en ze gaan samenwonen. In hun ijspaleis. En dan verlaat Max haar... Waar je als lezer aan het begin van het verhaal gemoedelijk meekabbelt tussen de perikelen van de jongvolwassenen, weet de auteur heel geleidelijk het obsessionele naar een hoogtepunt te brengen. De beklemming groeit naarmate je verder leest. De manier waarop de jonge Max Lena probeert te veroveren, het destructieve in hun relatie, Lena's onzekerheid, haar drang naar zelfdestructie worden op een directe en geloofwaardige manier verteld. Met een raak woordgebruik en psychologisch inzicht ontleedt de auteur de gevoelens van
de personages. Dat alles bijna 300 bladzijden volhouden, getuigt van vakmanschap. De spanningsboog verliest wat van zijn kracht door sommige al te breed uitgesponnen passages.Dit is een sterk debuut, al was het maar om het moeilijke thema dat de auteur belicht, en dan spreken we nog niet over zijn rake stijl, treffend woordgebruik en de verrassende plot.
[Joke Depuydt]
| |
Irina van Goeree
Bis. Davidsfonds, Leuven, 2003, 152 p. € 19,95 In de boeken van Irina van Goeree worden de vrouwelijke hoofdpersonages meestal door het leven niet gespaard. Dat is ook in haar nieuwe roman, Bis, het geval. In dat boek vertelt Irina van Goeree het verhaal van de vrouw Bie en haar moeder Lea. Een dubbelverhaal waarin Van Goeree focust op de parallellen tussen de belevenissen van moeder en dochter. Beiden hebben ze een eigen leven, maar het leven van Bie lijkt een herhaling van dat van Lea. Het verhaal van Lea speelt zich voornamelijk af tijdens de Tweede Wereldoorlog. Na de onverwachte dood van haar man Paul, blijft Lea alleen achter met de zorg voor haar beide kinderen, Bie en Els. Ook Bie komt er alleen voor te staan met haar dochtertje Magalie, wanneer haar man Lou haar verlaat. Het is niet de enige parallel in het leven van moeder en dochter. Lea heeft de Tweede Wereldoorlog beleefd, én de chaos die de bevrijding met zich meebracht. Dochter Bie is opgegroeid tijdens de woelige jaren '60. Beide vrouwen zijn door hun eerste liefde in de steek gelaten. En zowel Lea en Bie zijn blijven zoeken naar ware liefde en geluk. Die zoektocht vormt, samen met het menselijk onvermogen om die droom te realiseren, de rode draad doorheen de roman van Irina van Goeree. Zij plaatst dit dubbelverhaal binnen de ontmoeting van de twee zussen Bie en Els na het overlijden van hun moeder. De verhalende fragmenten worden afgewisseld met dagboeknotities. De chronologie wordt op die manier doorbroken waardoor, de parallellie tussen het leven van Lea en Bie sterker in kaart kan worden gebracht. Het verhoogt de betrokkenheid van de lezer bij het verhaal. De structuur waarvoor de auteur gekozen heeft, belet evenwel niet dat Bis een toegankelijk verhaal blijft.
[Geert Swaenepoel]
| |
Atte Jongstra
De tegenhanger, Querido, Amsterdam, 2003, 478 blz. € 22,50
Hoewel ik op de flap van het boek lees dat de auteur eerder geprezen en genomineerd werd stel ik mij vragen bij deze roman. Het hoofdpersonage, Atte Jongstra, is een psychiater die na het overspel van zijn vrouw zijn eigen leven onder de loep neemt. Naast zijn vrouw Mary en haar minnaar Lemnik, duikt nog een patiënt van Jongstra op. Deze Hudiger is het evenbeeld, het alter ego van Atte. En dat zullen we geweten hebben.Waar het eerste deel nog leest als een thriller, waarbij Atte en Mary op de vlucht slaan voor Hudiger, is de rest van het boek een kluwen. Atte belandt in het tweede deel in een psychiatrische instelling, waar nota bene Lemnik de plak zwaait. We komen in een wirwar van religieus fanatisme, seksuele uitspattingen en levenswijsheden terecht. En daartussen moet Atte zichzelf weervinden. Hudiger blijkt het in zijn duaaltheorie niet op Atte, maar op Mary voorzien te hebben en Mary verdwijnt, duikt weer op en weet eigenlijk zelf niet wat ze in het verhaal komt doen. In het laatste deel, in hotel Céleste, realiseert Jongstra zich dat hij echt niet zonder Mary kan en vindt Hudiger zijn bestemming onder de grond.
De queeste naar Verlossing zit vol met burleske figuren, vermeende en echte. Verwijzingen naar Plato, Dante, Odysseus wisselen af met onverholen kritiek op onder meer godsdienst en gezondheidszorg. Met een bepaalde regelmaat wordt er ook naar hartelust geneukt en gelikt. Seks als loutering en reiniging. Dat het hoofdpersonage geen gemakkelijke zoektocht wachtte, tot daar aan toe. Maar zijn zoektocht is iets te overladen. In het spoor van Dante doorloopt hij hel, louteringsberg en hemel, om op het einde van zijn zelfgebouwde toren te vliegen en dieper in de grond verder te gaan zoeken. Hoedje af voor de auteur die zoveel figuren, factoren, elementen en verhaallijnen weet te combineren. Alleen verloor ik er mijn weg in. Misschien is het boek tout court niet aan mij besteed. Misschien ben ik onderweg inderdaad de draad kwijtgeraakt, want niets is wat het lijkt. Atte zegt het zelf: ‘Alles ging voortdurend over in het andere, niets was echt.’ Af en toe vind je als lezer wel wat samenhang, begrijp je de symboliek. Maar of dit volstaat om het boek te begrijpen? En moet dit überhaupt? Mag ik proberen op die vragen te antwoorden met een citaat uit het werk zelf? ‘Hier hebben we ons niet op voorbereid. We wenden het hoofd naar rechts en menen gemengde gevoelens te zien, de tweeslachtigheid van enerzijds en anderzijds, verdriet en vreugde, licht en schaduw, opstand en deemoed, Jongstra kan niet kiezen. Laten we hem vragen hoe hij zich voelt. “Ik weet niet...”.’ Eén ding is wel zeker. De tegenhanger springt uit de band en in het oog.
[Joke Depuydt]
| |
Poezïe
Bart Meuleman
Hulp. Amsterdam, Querido, 2004, 45 p. € 19.95 Met zijn nieuwe dichtbundel Hulp levert dichter en theaterauteur Bart Meuleman (1965) een vervolg op zijn debuutbundel Kleine Criminaliteit (1997). De nieuwe bundel toont een dichter die er ontegenzeggelijk staat. De stem die in Hulp aan het woord komt, kan ofwel kinderlijk echt, ofwel voorgewend zijn. De dichter zelf laat de waarheid in het midden. Voor de lezer levert die uiteraard een uiteenlopende lectuur op. De stem is evenzeer in staat om hulp te bieden of zelf in nood te verkeren. Ook dat spel van uiteenlopende receptie verleent deze gedichten een intrigerend idioom. Niettemin kan men vaststellen hoe vooral een gewelddadige toonaard primeert in de stem die om hulp roept, hoewel het gesuggereerde geweld tegelijk ook komisch of ironisch durft overkomen.
Hulp is, laat het ons maar meteen toegeven, een revelatie. Meuleman schrijft schitterende gedichten, laat de betekenissen van zijn verzen op hun beloop en, ondanks hun thematiek, slaagt hij erin om intimistisch te blijven. Dat levert een bevreemdende maar tegelijk erg boeiende betekenisstructuur. Alle gedichten blijven ook zonder titel, dus de richtingen waar men met deze poëzie uit kan, worden er niet minder op. In een winters gedicht, waarin ‘je lichaam uit takken knettert’, zit een ikfiguur met een boek over blijdschap in zijn hoofd: ‘gebonk, geraas aan de poorten van het hart, maar ik blijf binnen. / anderen voor mij deden het helemaal anders, ik kan dus maar gewaarschuwd zijn. / je lichaam trekt weg - de winter duurt nog, dat wel’.
Bezorgt dit en andere verzen de lezer momenten van herkenning? Ongetwijfeld niet. Wat ze wel genereren, is een reeks van zijdelingse, speelse, vreemde en minder vreemde gevoelens. Niet te veel, want dat zou deze poëzie dan weer ontkrachten. Net genoeg zijn het er om van het werk van Bart Meuleman de belangrijkste Vlaamse dichtbundel van het jaar te maken.
[Stefan van den Bossche]
| |
Peter Nijmeijer
Rotgipfler, Leuven, Uitgeverij P, 2004, 48 p. € 15 Met Rotgipfler zorgde de dichter en vertaler Peter Nijmeijer (1947) voor een intrigerende nieuwe dichtbundel, waarin hij zijn Oostenrijks geïnspireerde gedichten heeft gebundeld. Nijmeijer was altijd al geboeid door hybride culturen als de Oostenrijkse, met smeltkroezen waar culturele invloedssferen een somtijds gedurfd spel met elkaar aangaan. De Oostenrijkse geschiedenis ligt op de snijlijn van een angstvallige burgerlijkheid en een grote creativiteit die kunst, cultuur en wetenschap met mondiale betekenis heeft mogelijk gemaakt.
Peter Nijmeijer gaat in Rotgipfler langs de randen ervan, maar op een manier waarop hij zijn eigen, persoonlijke interpretatie de allure geeft van, en haast laat samenvallen met, die verscheiden historiek. De mensen die de dichter tegen het lijf loopt, spelen daarin uiteraard een rol. Het zijn vaak kunstenaars of historische figuren met artistieke allure. Al die Oostenrijkers zijn ‘burgers in gevecht met altmodische tijd’, zoals Nijmeijer hen in zijn openingsgedicht typeert. Hoe dan ook, heel die sfeer, gekruid met nogal wat plaatselijke woordenschat en idioom, levert een ongemeen rijk palet aan poëzie op, met de vraag of dit nu uiteindelijk vakantie is of gewoon leven. En met de vraag of het nu over de dichter gaat, of hij veeleer een of andere bekende of anonieme Oostenrijker heeft beschreven. De vraag kan gesteld, maar hoeft niet beantwoord: ‘In duizend stukken ligt hij buiten / in het landschap anoniem te zijn, / deel van een ongekende drift om / ziekelijk al het andere te wezen, / alles dat zijn weg met opzet kruist’.
Deze poëzie is een verbluffend geheel van beide. Identificatie en vervreemding tegelijk dus, herkenning en afkeer. Maar het heeft prachtige gedichten opgeleverd.
[Stefan van den Bossche]
| |
Jeugdliteratuur
Guus Kuijer.
Het boek van alle dingen. Amsterdam, Querido, 2004, 102 p. € 11,50
Thomas Klopper groeit op in een streng religieus gezin waar vader de plak zwaait. Als negenjarige schrijft hij in 1951 in Het boek van alle dingen datgene wat hij zich later wil herinneren. Vader duldt geen tegenspraak en slaat Thomas met de houten keukenlepel. Dat vindt Thomas minder erg dan wanneer vader moeder slaat. Zijn angst en frustratie kanaliseert Thomas naar zijn fantasie. Hij ziet dingen die niemand anders ziet en praat met Jezus. De Here Jezus uit de bijbel van vader is een stugge, ongrijpbare Heer maar de Jezus waarmee Thomas een praatje maakt, is begrijpend en joviaal. De buurvrouw, mevrouw van Amersfoort, opent voor Thomas een andere wereld: gewoon naar muziek luisteren en genieten van een boek mag bij haar. Stilaan wordt Thomas minder bang maar vooral zijn oudere zus Margot wordt weerbaarder. Als zij beseft dat haar vader eigenlijk een bange man is die zich
| |
| |
verstopt achter de bijbel, komt ze in opstand. Na het succes van zijn vijf Polleke-boeken schrijft Guus Kuijer een diepzinniger boek. Thomas is een lieve, dromerige jongen die opgroeit in een goed gezin. Naarmate de heidense invloeden van buitenuit en de weerbaarheid van zijn eigen dochter groter worden, reageert vader gewelddadiger en autoritairder. Het boek schetst een beeld van een Nederlands protestants gezin waarin het lezen van de bijbel een belangrijke plaats innam. Parallellen met het katholieke Vlaanderen van zo'n halve eeuw geleden zijn gemakkelijk te trekken. De geschetste emancipatie van vrouwen en kinderen tegenover het patriarchale gezag heeft zich ook hier afgespeeld. Kuijer beschrijft gevat en op een luchthartige toon hoe Thomas de gezinsrelaties en spanningen ervaart. Er is bitterheid en woede maar ook liefde van moeder, van zus Margot en van haar vriendin Eliza met haar kunstbeen van leer. Het is grappig en ontroerend hoe de versjes van A.M.G. Schmidt, de muziek van Louis Armstrong en de pantalon van tante Pie de vernieuwing inluiden. Voor kinderen vanaf tien jaar is dit een ernstig boek met scherpe kantjes, maar tegelijk grappig en hoopgevend.
[Ria de Schepper]
| |
Heide Boonen
Itamars hemelpoort, Querido, Amsterdam, 2003, 69 blz. € 11,95
Na de dood van haar oma vertrekken Jeanneke en haar mama halsoverkop naar een visserdorp in Portugal. Daar ontmoet Jeanneke voor het eerst tante Roos. Moeder en dochter worden er vijandig onthaald en Roos reageert nors op Jeannekes aanwezigheid. Aanvankelijk verveelt Jeanneke zich in het kleine, stille dorp. Wanneer ze vriendschap sluit met Itamar, verandert alles. Hij leert haar het strand en de rotsen kennen, waaronder de ‘hemelpoort’ en de nabijgelegen grot. Toch lijdt Jeanneke onder de voortdurende wrijvingen tussen haar mama en tante Roos. Als ze de waarheid eindelijk achterhaalt, is ze woedend en in de war. Alleen Itamar kan haar troosten. Dit korte verhaal is heel doordacht opgebouwd. Via herinneringen krijgt de lezer inkijk in het verleden van Jeanneke en haar moeder. Daaruit blijkt onder meer dat het meisje haar vader niet heeft gekend maar dat ze heel erg een vaderfiguur mist. In haar verbeelding praatte en speelde ze met hem en kon hij voor haar zorgen. Tegelijk is er van bij het begin de ruzie tussen Jeannekes moeder en tante Roos die te maken heeft met een oude geliefde en de geboorte van Jeanneke. De ontraadseling van het geheim mondt uit in een catharsis voor Jeanneke en haar familie. Met weinig woorden weet de auteur sfeer te creëren en trefzeker personages neer te zetten. De beschrijvingen van het landschap en het slaperige dorpje steunen niet alleen op visuele waarneming maar ook op geluiden. Alle elementen komen harmonieus samen in dit korte jeugdboek voor 10- à 12- jarigen. Toch laat het boek de indruk na dat het wat uitvoeriger mocht zijn en een steviger plot kon gebruiken.
[Ria de Schepper]
| |
Karel Verleyen
Amulet van de dood. Davidsfonds/Infodok, Leuven, 2004, 158 p. € 14,95
Tiberius, de zoon van een Romeinse reder, is op een avond getuige van een moord. Als het stervende slachtoffer hem een amulet in de hand stopt, wordt hij zelf ook belaagd. Wat betekent de mysterieuze lettercombinatie op de amulet en waarvoor dient ze? Tiberius betrekt zijn leermeester Callicles bij de zaak maar die wordt ook bedreigd en moet onderduiken. Alles wijst op een samenzwering. Uitzoeken wat er precies aan de hand is en wie bij het complot betrokken is, blijkt een lastige en gevaarlijke klus. Begeleid door zijn lijfwacht Nasica probeert Tiberius samen met zijn nichtje Lucia het mysterie te ontraadselen. Dat het om een complot tegen keizer Commodus gaat, wordt al vlug duidelijk. De motieven, omstandigheden en daders blijven raadselachtig tot het einde van dit spannende verhaal. Het boek vertelt zijdelings heel wat over het dagelijkse leven in het oude Rome en over de eigen levenswijze van de verschillende klassen. Teksten, spreuken en verheven idealen worden geplaatst tegenover corruptie en bedrog die het leven in het oude Rome kenmerkten. Karel Verleyen en mede-auteur Frank Leys hebben hun sporen op het gebied van historische verhalen al verdiend. Ze slagen erin een meeslepende detective te schrijven, met pittig getypeerde personages en onverachte plotwendingen. De uitgever lanceert met dit boek een nieuwe reeks jeugdthrillers voor jongeren van 12 à 14 jaar.
[Ria de Schepper]
| |
Discotheek
Fabrice Alleman Quartet
Sides of Life. cd audio, 58 min., geproduceerd door David Minjauw, Lyrae Records, 2004 LY0414-C
Rietblazer, fluitist en componist Fabrice Alleman is al jaren een vaste waarde in het Belgische jazzlandschap. We kennen hem vooral als een lyricus pur sang, die de melodie en haar vaak verlokkelijke aantrekkingskracht niet schuwt. Toch trapt hij zelden of nooit in de val van het zweverige of zeemzoeterige. Daarvoor is hij te zeer jazzman en dus bijna per definitie gebonden aan al wat aards is en fysiek. Zijn composities en improvisaties verraden veel zin voor opbouw en logische ontwikkeling, en laten altijd wel enkele weerhaakjes achter in het oor van de luisteraar. Zijn muziek klinkt dan ook nergens vrijblijvend, maar wordt bewogen door wat diep in hem leeft en een uitweg zoekt. Op Sides of Life staat het kruim van de Belgische jazzscène hem bij: Michel Herr (p), Jean-Louis Rassinfosse (b) en Frédéric Jacquemin (dr), op enkele tracks aangevuld met Bert Joris (tr), Peter Hertmans (g) en een strijkkwartet. De cd bevat 10 composities, waarvan 8 van de hand van Alleman zelf. Exaltation zet meteen de toon met langgerekte saxfrasen die een sfeer van optimisme uitstralen en het nummer naar een dynamische climax stuwen. Hi Fellows begint met een romantische piano, gevolgd door gastspeler Bert Joris' gouden trompetgeluid. Alleman trekt het nummer daarna op gang richting swing. Heerlijk zijn de passages waarin sax en trompet unisono klinken. Dit herinnert aan het beste van de Blue Note-stal. Between You and Me is late night jazz waarin strijkkwartet en jazzinstrumentarium een volmaakte symbiose vormen. Als schoonheid niet langer een verloren gegaan begrip is, dan is het hier op zijn plaats. Groots. Groovin' Low klinkt als een oprecht en diep doorvoeld lamento voor een overleden collega, de violist Jean-Pierre Catoul, aan wie de compositie is opgedragen. Met de cd
Sides of Life heeft Fabrice Alleman een overtuigende staalkaart van zijn kunnen afgeleverd.
[Patrick Auwelaert]
| |
Vic Nees
Ego flos, Concerto per la beata Vergine, Eight Japanese Folk-Songs, Nausikäa. Els Crommen (sopraan), Jan van der Crabben en Philippe Souvagie (bariton), Joost Gils (hobo), Lieve Schuermans (fluit), Hans Ryckelynck (piano), het Vlaams Radio Koor o.l.v. Johan Duijck; In Flanders' Fields, vol. 35; Phaedra DDD 92035
De hier voorgestelde kleine selectie uit het omvangrijke koorwerk van Vic Nees is zeer gevarieerd. Ego flos (Guido Gezelle in het Engels vertaald door Paul Claes en Christine D'haen) is een a capella-madrigaal met de voor het genre typische woordschilderingen; een stevig geconstrueerd maar tevens diep doorvoeld werk. Ongewoon is de bezetting van Concerto per la beata Vergine: hobo en koor. De driedeligheid en een cadenza voor de hobo refereren alleszins aan het klassieke concerto. Maar voor het overige is dit een echte ‘woordcompositie’ waarin diverse technieken worden aangewend, van woordschilderingen tot zuiver ritmeren van taal en klankspeling door accentverschuivingen. In Eight Japanese Folk-Songs wordt de sfeer van ieder lied afzonderlijk zeer raak getroffen. Nausikäa tenslotte (voor koor, sopraan, bariton, fluit en piano) is een kleine cantate, ontleend aan de Odyssea van Homeros waarin speelse en bijzonder broze en tedere passages elkaar afwisselen.
A Tribute to Vic Nees, is de titel van deze cd. Een meer dan terechte hulde aan de ‘eredirigent’ van het Vlaams Radio Koor. Vic Nees dirigeerde dit koor van 1970 tot 1996. Tevens is het een hulde aan componist Vic Nees wiens (quasi uitsluitend vocale) werk wereldwijd wordt gewaardeerd en uitgevoerd. Vic Nees is zonder meer Vlaanderens belangwekkendste koorcomponist sedert de Vlaamse polyfonisten.
[Jaak Van Holen]
| |
Robert Schumann
Liederkreis op. 24; Lieder und Gesänge op. 107 & 142. Werken voor pianoforte door Jan Van Elsacker, tenor / Claire Chevallier, pianoforte; Klara MMP 038
Eén van de cd producties van Klara is gewijd aan werk van Robert Schumann. Het zijn liederen en klavierwerken die uitgevoerd worden door tenor Jan Van Elsacker en Claire Chevallier, die op een forte piano van Clarke 2000 speelt, een facsimile van Conrad Graf, Wenen 1826. Schumanns creatieve liedjaar is 1840, het jaar dat hij met Clara Wieck huwt. Vóór die periode hadden beiden al composities aan elkaar opgedragen en elkaar wederzijds gestimuleerd. Een eerste werk op de cd is Schumanns eerste liedcyclus Liederkreis, opus 24 op gedichten van Heinrich Heine. Datzelfde jaar schreef hij ook Lieder und Gesänge, opus 142, vier liederen op teksten van Kerner, Heine en Bernhard. Clara die na Schumanns dood zijn werk catalogeerde heeft deze liederen achteraan geplaatst. Klara koos nog voor een derde verzameling van de minder gekende Lieder und Gesänge, opus 107 uit 1851-52 op teksten van Ulrich, Mörike, Heyse, von Königswinter en Kinkel. Van Elsacker zorgt voor een goede tekstinterpretatie en beiden spelen zeer muzikaal op elkaar in. Tussen de liederen staan werken voor piano solo. Schumann schrijft in zijn dagboek in 1832: de intermezzi worden wat - elke noot wordt gewikt en gewogen. Na het Intermezzo, opus 4 #5 viel de keuze op Noveletten, opus 21 waarvan het laatste werd opgenomen. Hierin citeert hij uit Clara's Soirée Musicales, opus 6 #2, het notturno, als een Stimme aus der Ferne. De grote waardering die Robert had voor het werk van Bach resulteerde in Vier fuga's, opus 72. Chevallier speelt hieruit de eerste fuga. De afwisseling lied en klavier maakt het tot een cd die aangenaam in zijn geheel beluisterd kan worden.
[Simonne Claeys]
| |
Viaje al Sur
Werk van Roland Broux, Heitor Villa-Lobos, Paulo Bellinati e.a., Quadrant Guitar Quartet; Klara - Music Maestro Productions; MMP 044
Vanouds wordt de gitaar geassocieerd met de Latijnse landen. Deze opname lijkt op het eerste gezicht geen poging om dat beeld resoluut te veranderen. Viaje al Sur (Reis naar het zuiden) is een voor zichzelf sprekende titel, titel van zowel de cd als van het eerste werk erop, van de hand van Roland Broux, lid van het uitvoerende kwartet. Toch zijn 5 van de 8 componisten van wie hier nieuw of vrij recent werk wordt voorgesteld niet-Latijns: naast Villa-Lobos (zijn populaire Bachianas Brasileiras nr. 5, in een arrangement door Quadrant, is het ‘oudste’ werk op deze cd), Bellinati, Bensa en Broux zijn er verder Peter Knockaert (eveneens lid van Quadrant), Jan Van der Roost, Sefa Yeprem en Andrew York. Hun werk vermengt invloeden van jazz, van Afrikaanse ritmiek en repetitieve muziek, met toch ook wel degelijk Latijnse expressievormen als bossa nova en flamenco. Wie voor gitaar schrijft, lijkt moeilijk aan die exotische lokroep te kunnen weerstaan, hoewel anderzijds Van der Roost en Yeprem daar kennelijk helemaal geen probleem mee hebben. Alleszins een boeiend en gevarieerd geheel. Zeker ook uitmuntend en vol overgave vertolkt.
[Jaak Van Holen]
|
|