| |
| |
| |
Langs Romeinse wegen met de Peutingerkaart
Enkele samenvattende beschouwingen over de Tabula Peutingeriana
Jean Luc Meulemeester
Als mensen vandaag een reis boeken en zeker als ze zelf met de auto vertrekken, nemen ze vlug een (wegen)kaart ter hand. Dit lijkt meer dan logisch. De bestemmingsplaats wordt punctueel (eventueel met een markeerstift) aangestipt, de reisroute aangeduid en de ‘péage’ nauwkeurig becijferd. Met een beetje rekenwerk bepalen we verder het juiste aantal af te leggen kilometers, niet meer de tijd die we nodig hebben om de tocht te ondernemen. Files, wegomleggingen en snelheidsbeperkingen gooiden roet in het eten. Reisleiders leerden vlijtig hoe ze dergelijke trajecten in verticale kolommen konden omzetten en met allerlei noodzakelijk cijfermateriaal konden vervolledigen. Intussen hebben vernuftige computerprogramma's dit optelwerk overbodig gemaakt en vereenvoudigden ze sterk de zoektocht naar de kortste - niet steeds de vlugste of gemakkelijkste - weg om op een bepaald punt te belanden. GPS-systemen zorgen voor een ingenieuze afwerking. Dankzij gedetailleerde luchtfotografie, de nieuwste snufjes van informatica en allerhande precieze meetapparatuur slagen tegenwoordige cartografen zonder veel moeite erin onze kaarten tot op de millimeter juist te creëren. Dit laatste is amper sinds een decennium werkelijkheid geworden. Iets oudere kaarten blijken niet steeds zo efficiënt en nauwkeurig te zijn. Het is ten andere pas sinds een paar jaar mogelijk om, dankzij satellieten, met twee of meer schepen op één vastgelegd punt op een oceaan af te spreken. Met andere woorden de wereld van de cartografie is nog steeds in ontwikkeling. In vergelijking met zestiende-eeuwse kaarten staan we vandaag mijlen verder. De oogstrelende schoonheid heeft wel wat moeten inboeten, zeker als we onze opplooibare specimens vergelijken met de handingekleurde gravures van bijvoorbeeld Ortelius, Mercator en Hondius. Wapens en vlaggen werden verdrongen
door flegmatieke kilometerbepalingen, fraaie renaissance- of barokcartouches door nuchtere schalen of legenda's en de sierlijke kalligrafie door stereotiepe plaatsaanduidingen. Efficiënter in elk geval, maar het esthetische genot maakte plaats voor koele zakelijkheid. Hedendaagse kaarten bezorgen ons eigenlijk onnoemelijk veel gegevens. Ze spelen vandaag niet alleen een toeristisch-recreatieve rol, maar bezitten nog veel meer een geografische,
Dit portret (paneel, 101 × 73 cm) van de achtenzeventig jarige Konrad Peutinger (1465 - 1547) werd in 1543 geschilderd in opdracht van de kinderen Peutinger - Welser door Christoph Amberger en in de late achttiende eeuw door Johann Hertel aan de Augburgse stadsbibliotheek geschonken. Op de achterzijde van dit schilderij prijkt zijn wapen.
Augsburg, Städtische Kunstsammlungen - Maximilianmuseum (inv. nr. 3612)
[Foto: Augsburg, Städtische Kunstsammlungen]
culturele, topografische, politieke, economische en militaire betekenis. Specifiek daarvoor werden ze destijds vervaardigd. Dit was al zo tijdens de oudheid. De bij archeologen en cartografen overbekende Peutingerkaart is daarvan een schoolvoorbeeld.
Konrad (Conradus) Peutinger zag op 15 oktober 1465 in het Beierse Augsburg het levenslicht als zoon van een welgestelde patriciërsfamilie. Na het behalen van zijn doctoraat in beide rechten aan de universiteiten van Padua en Bologna en na een verblijf in Rome, viel zijn beroepsloopbaan hoofdzakelijk tussen 1497 en 1534 te situeren als secretaris van het stadsbestuur van zijn geboorteplaats, waar hij trouwens op 28 december 1547 overleed. Tevens vervulde hij diverse diplomatieke opdrachten voor de Schwabische Bond, voor de Augsburgse magistraat en voor de toenmalige keizer, Maximiliaan van Oostenrijk (1459 - 1519). Volgens de traditie genoot hij ook zijn vertrouwen en staat hij bekend als keizerlijke raadgever, later ook van Karel V. Vermoedelijk kwam Peutinger in diens opdracht als diplomaat in 1520 naar Brugge en ontmoette er o.a. Erasmus, More en Vives. Eventjes neigde hij naar het protestantisme, maar bleef uiteindelijk het roomskatholieke geloof trouw. Dit zorgde ervoor dat hij in 1534 als stadssecretaris moest aftreden omdat het Augburgse bestuur zich bij de reformatoren aansloot. Karel V daarentegen verhief hem, misschien o.a. daarom, in de adelstand. Peutinger huwde in 1498 met een dochter van een welgestelde Augsburgse bankier en handelaar, Margarete Welser (18 maart 1481 - 5 september 1552). In haar vond hij ten andere een sterk gecultiveerde vrouw, zeker wat de Latijnse taal betrof. Ook hun dochtertje liet zich niet onbetuigd. Toen ze amper drie jaar tien maanden en vierentwintig dagen was, proclameerde ze blijkbaar met veel overtuiging een Latijnse toespraak
| |
| |
Bronzen medaille (diameter: 88 mm) met de afbeelding van Konrad Peutinger (1465 - 1547) gemaakt door Hans Schwarz (ca. 1492 - ca. 1532), vermoedelijk uitgevoerd in de zomer van 1518 naar aanleiding van de Reichstag in Augsburg. Er bestaat ook een gelijkaardig zilveren exemplaar.
Wenen, Kunsthistorisches Museum (inv. nr. 476bb)
[Foto: Wenen, Kunsthistorisches Museum]
voor keizer Maximiliaan I. De trotse vader publiceerde dit feit met de desbetreffende tekst in zijn verzameling Romeinse oudheden en vermeldde meteen uiterst nauwkeurig haar leeftijd. Algemeen wordt Peutinger beschouwd als een van de voornaamste Duitse humanisten en zestiende-eeuwse oudheidkundigen. Zijn belangstelling voor geschiedenis en specifiek voor de antieke cultuur zorgde voor een vriendschappelijke band met de vermelde Habsburgse vorst die daarvoor dikwijls een beroep op hem deed. Zo hielp hij hem zeker bij de samenstelling en iconografie van zijn beroemd maar spijtig niet volledig afgewerkt grafmonument in de hofkerk van Innsbruck. Zou Peutinger misschien daarom tussen 1503 en 1510 een studie met een overzicht van alle ooit regerende keizers hebben samengesteld? Dit onafgewerkte manuscript Vitae imperatorum - eigenlijk het omvangrijkste historische werk van Peutinger - wordt in de Staats- und Stadtbibliothek van Augsburg (cod. 26) bewaard. Naast zijn enorme verzameling handschriften en boeken - de uitgeverij Max Niemeyer in Tübingen is momenteel bezig de inventaris daarvan in enkele banden te publiceren - leggen evenzeer Peutingers uitgaven van Latijnse inscripties, zoals de in 1520 uitgegeven Inscriptiones romanae, en van dito auteurs getuigenis af van zijn humanistische visie en zijn interesse voor geschiedenis. Zo herpubliceerde hij in 1515 De rebus Gothorum uit de zesde eeuw van de Bulgaarse schrijver en mogelijke bisschop Jordanes (+ 551) evenals de Origo gentis Langobardorum, het hoofdwerk van Paulus Diaconus (ca. 720 - ca. 800). Die laatste gaat als dé historicus van de Longobarden door. Zijn tekst werd dan ook geregeld herdrukt. Als een andere uitgave van Peutinger vermelden we hier zeker ook nog zijn Sermones convivales de finibus Germaniae. Ook
Peutingers uitgebreide briefwisseling met alle groten uit die tijd onderstreept de hierboven gedane uitspraken. Belangrijke stukken daaruit werden al uitgegeven. Hij verwierf echter vooral bekendheid door een kaart die hem in 1508 werd gelegateerd door Konrad Celtis (Celtes) (1459-1508), sedert 1492 hoogleraar in dichtkunst en welsprekendheid aan de universiteit van Ingolstadt en vanaf 1497 in Wenen, bibliothecaris van de al geciteerde Maximiliaan van Oostenrijk en publicist. Blijkbaar had Celtis deze kaart in een Zuid-Duitse (Worms? Speyer?) bibliotheek ontdekt en voor veertig dukaten gekocht. Deze voorname Duitse humanist koppelde aan de erfenis wel de voorwaarde dat Peutinger na zijn overlijden ze in een openbare verzameling of bibliotheek zou deponeren. Peutinger dacht ook aan een uitgave. Daartoe werden weliswaar pogingen ondernomen, de toestemming van de keizer verkregen maar het resultaat van de natekening viel telkens tegen waardoor het toen nooit tot een publicatie kwam. Intussen overleed ook Konrad Peutinger, maar zijn naam blijft wel eeuwig ermee verbonden: de Tabula Peutingeriana.
De verdere pedigree van deze kaart is bekend. De in opdracht van Konrad Peutinger vervaardigde kopieën, die allesbehalve correct waren, werden in 1587 door een familielid van zijn vrouw, Marcus Welser (Velserus), teruggevonden. Deze geleerde, oudheidkundige maar ook raadsheer en latere burgemeester van Augsburg, voorzag ze van een kritisch en uitvoerig commentaar en liet ze in 1591 bij Aldus Manutius in Venetië drukken. Dezelfde Welser spoorde intussen de zoekgeraakte tabula op, liet door Johannes Moller een kopie maken en stuurde die - vermoedelijk op zijn verzoek - op naar de befaamde Vlaamse cartograaf Abraham Ortelius (1527 - 1598), wiens voorvaderen van Augsburgse afkomst waren. Hij liet de tekening op een koperplaat steken om de Tabula Peutingeriana te kunnen uitgegeven. Door de ziekte en vervolgens het overlijden van Ortelius werd het project bijna weer op een lange baan geschoven. Maar nog voor zijn dood maakte de Antwerpse cartograaf het geheel over aan Jan Moretus (1543 - 1610) met de vraag om de kaart alsnog uit te geven. Deze typograaf liet inderdaad acht koperplaten graveren en zond telkens ter controle proeven naar de geciteerde Marcus Welser in Augsburg. De briefwisseling tussen beiden bleef gedeeltelijk bewaard. Tot nu toe kon niet met zekerheid worden uitgemaakt wie voor het graveerwerk instond, al wordt dikwijls de naam van Hans Rogghe naar voren geschoven. In 1592 werd hij als meester in de ledenlijst van het Sint-Lucasambacht in Antwerpen genoteerd. Een dergelijke werkwijze nam veel tijd in beslag, maar getuigt in elk geval van grote accuraatheid. Het resultaat, dat begin 1599 op 250 exemplaren van de Antwerpse persen ‘De Gulden Passer’ rolde, oogt dan ook nauwkeurig en fraai, zeker de ingekleurde specimens. Toch is deze druk geen anastatische uitgave of een letterlijke kopie, want het formaat werd ongeveer tot de helft verkleind. Als titel werd uiteindelijk gekozen
Titelbladzijde van Peutingers Sermones convivales de finibus Germaniae die in Jena werd uitgegeven. Een jaartal van uitgave ontbreekt.
Gent, Universiteit, Bibliotheek, nr. BL 3135
[Foto: Gent, Universiteit]
| |
| |
voor: Tabula itineraria ex illustri Peutingerorum bibliotheca quae Augustae Vindel. est beneficio Marci Velseri septemviri Augustani in lucem edita. Naast de ingenaaide boeken, waarvan slechts een paar pronkstukken als een curiosum in wetenschappelijke bibliotheken geconserveerd bleven, werden toen ook losse bladen verkocht die eventueel aan elkaar konden worden gekleefd. Welser had recht op vierentwintig afdrukken. Hij koos voor een dozijn aan elkaar gemaakte bladen en uiteraard voor evenveel gebrocheerde exemplaren. Intussen was het origineel opnieuw zoek geraakt. Voortaan gebruikte waarschijnlijk iedereen de gemakkelijk hanteerbare druk uit het typografische atelier van Plantin-Moretus en bekommerde zich niemand nog om het zgn. authentieke specimen. In 1714 kwam de kaart opnieuw te voorschijn. Zes jaar later werd ze door prins Eugenius van Savoye (1663-1736), veldheer, staatsman en mecenas, aangekocht. Na zijn overlijden kon de toenmalige keizer, Karel VI, de Peutingerkaart verwerven en voegde hij ze in 1737 toe aan de verzameling van de Keizerlijke Hofbibliotheek, de huidige Österreichische Nationalbibliothek in Wenen (cod. nr. 324) waar ze momenteel met veel zorg wordt gekoesterd. Dit is nodig, want de Tabula Peutingeriana verkeert op materieel gebied in een niet zo'n goede staat. Dit komt o.a. omdat die eveneens werd opgerold, net als de authentieke Romeinse kaart die mogelijk was bestemd om in (de ronding van) een zuilengang te worden opgehangen. Ook de zes gebruikte kleurstoffen (blauw, geel, groen, rood, roze en zwart), zeker de groenachtige om de zeeën aan te duiden, hebben de structuur en het uitzicht aangetast. Dit is meteen de oorzaak waarom het water nu meer als zwart overkomt. Een restauratie probeert dit euvel op te lossen. Tevens vertoont de rand vele scheuren en zijn stukjes perkament verdwenen.
Na de uitgave door Ortelius-Moretus werd de kaart nog tientallen keren herdrukt. Voor een volledig en gedetailleerd repertorium daarvan verwijzen naar bestaande literatuur. Geregeld en zeker in de zeventiende eeuw gebruikten de drukkers daarvoor nog de acht koperplaten die Ortelius en Moretus lieten maken. Voorbeelden daarvan zijn de (tweede) uitgave ervan onder de bekwame leiding van de uit Beveren afkomstige Leidse hoogleraar, geograaf en theoloog Petrus Bertius (1565-1629) bij Isaac Elsevier, wiens naam verwijst naar het huis van de stamvader ‘Het Helse Vuur’ in Leuven, in 1618-1619 - het jaartal 1598 bleef in de opdracht behouden - en de druk van 1624 door Balthazar Moretus, opnieuw in Antwerpen. Dat koperplaten geregeld van drukkerij verwisselden was zeker
Kaart (34 × 49,5 cm) uit 1858 met de voorstelling van België in de Romeinse tijd, gegraveerd door J.B. Blasseau in Brussel. Onderaan een deel van de Peutingerkaart.
Brussel, Kon. Bibliotheek (inv. VI/79.285/A)
geen uitzondering. Tussen Elsevier en Plantin-Moretus bestonden ongetwijfeld vriendschappelijke contacten. Mogelijk deelden ze dezelfde geloofsovertuiging. Stamvader Loys Elsevier werkte ooit bij Plantin in Antwerpen en vluchtte voor Alva via Wezel, Douaai naar Leiden. Datr de platen eventjes aan Elsevier werden uitgeleend, mag ons dus niet verwonderen. Beide boeken werden in groot-folio gerealiseerd. Voor de uitgave van 1652 in Amsterdam door boekhandelaar en gespecialiseerde kaartendrukker Johannes Janssonius, zoon van een Arhemse uitgever met dezelfde naam, werden nieuwe platen gegraveerd, weliswaar op het formaat van de editio princeps. Hij gebruikte die ook voor zijn Atlas Novus (1657-1662). Franciscus C. von Scheyb bracht de tabula in 1753 én in 1783 op ware grootte uit. Daarvoor maakte landmeter en architect Salomon Kleiner kopieën door op het dertiende-eeuwse manuscript in olie gedrenkt papier te leggen en dan door te tekenen. Daarvan gaf Conrad Mannert in 1824 een gecorrigeerde editie met commentaar uit. In die opsomming mag Konrad Miller niet ontbreken. Hij publiceerde in 1887-1888, in 1916 en in 1929 een versie die ongeveer twee derden van het origineel formaat bedroeg, wel als een opvouwbaar geheel en in kleur. Daarvan verscheen in 1962 in Stuttgart een verkleinde heruitgave. Van het Gallo-Romeinse België bestaat een afzonderlijke afdruk die in 1858 werd gegraveerd door J.B. Blasseau en in Brussel werd uitgegeven door Jules Tarlier. Op hetzelfde blad werden nog enkele kaarten in verband met de Romeinse aanwezigheid in Gallië afgedrukt (papier, 34 × 49,5 cm). Een exemplaar daarvan wordt in de Koninklijke Bibliotheek Albert I bewaard (afd. kaarten en plannen, nr. CP III 661 - XIIIB Belg.gén.). De eerste fotografische facsimile-uitgave van de Tabula Peutingeriana dateert uit 1888.
Alle voorgaande zijn in wezen slechts interpretaties. We mogen namelijk niet vergeten dat het steken van zoveel letters op een koperplaat, die meestal nog een verkleining was van het originele, niet evident was en gemakkelijk tot fouten kon leiden. Dit beknopte overzicht ronden we af door nog te wijzen op een uitgave in 1976 waarbij ieder segment op ware grootte in kleur en in zwart-wit werd gereproduceerd. En in 2004 publiceert de Akademische Druck- und Verlagsanstalt in Graz een nieuwe editie met een wetenschappelijke toelichting door de Oostenrijkse profes- | |
| |
sor Ekkehard Weber die trouwens ook de druk in 1976 begeleidde. Beide realisaties zorgen ervoor dat het originele specimen in Wenen niet meer moet worden geconsulteerd, waardoor de bewaringstoestand nu optimaal kan gebeuren.
Deze Tabula Peutingeriana is geen origineel Romeins specimen meer. Het authentieke stuk werd in de loop van de (late twaalfde of) dertiende eeuw door een anonieme monnik van Colmar overgetekend. Mogelijk was de oorspronkelijke rotulus door gebruik en door het voortdurend oprollen zo versleten dat een hertekening meer dan nodig was. Het staat ten andere niet met zekerheid vast dat de geestelijke over het authentieke moederexemplaar beschikte. Waarschijnlijk gebruikte hijzelf al een afschrift van een kaart die tijdens de tweede helft van de vierde eeuw tot stand was gekomen en die op haar beurt was geïnspireerd op een exemplaar uit de regeringsperiode van keizer Augustus (27 voor - 14 na Chr.). Tussenstappen blijven mogelijk. Geregeld werden de gegevens erop aangepast
Eén blad van de zgn. Tabula Peutingeriana die vermoedelijk dateert uit de dertiende eeuw.
Het stelt de inleiding en het gebied voor dat we later Vlaanderen noemen.
Wenen, Österreichische Nationalbibliothek (cod. nr. 324) [Foto: Wenen, Österreichische Nationalbibliothek]
en de aanduidingen dateren dan ook uit diverse perioden, tot zelfs uit de dertiende eeuw. Verwijzingen naar christelijke plaatsen bleven niet uit. In de Sinaïwoestijn maakt een inscriptie bijvoorbeeld melding van de uittocht uit Egypte. Vermoedelijk gooide dezelfde geestelijke het door hem gebruikte en denkelijk gehavend exemplaar weg. De huidige Peutingerkaart bestaat momenteel uit elf afzonderlijke en rechthoekige bladen perkament van 34 cm hoogte die eigenlijk een lange strook vormen. Om verdere slijtage te voorkomen werden de vellen namelijk in 1863 van elkaar losgemaakt. In totaal hebben de bewaarde stukken samen een lengte van 6,82 meter. Oorspronkelijk was ze langer. Het stuk met Spanje en met een deel van Groot-Brittannië ontbreekt. Dit was al zo toen de monnik uit Colmar ze kopieerde.
De Tabula Peutingeriana - in feite één van de belangrijkste documenten van die aard uit de oudheid overgeleverd - geeft een overzicht van de Romeinse wereld gaande van het huidige Groot-Brittannië tot in Indië, mogelijk zelfs tot China(?). Met andere woorden, de weergave toont ons meer dan het Romeinse Keizerrijk tijdens zijn hoogtepunt, mogelijk wel de toen voor de Romeinen bekende wereld. Het is aldus een atlas avant la lettre, niet als een codex wel als aan elkaar bevestigde bladen. De werelddelen worden omgeven door water. Voor de summiere aanduiding van gebergten wordt een golvende lijn gebruikt. Dergelijke rotuli konden op een flexibele manier worden meegenomen net als onze hedendaagse Michelins. Het zal wel niemand verwonderen dat deze kaart een totaal vertekend beeld van de aarde laat zien. Alleen al de langgerekte vorm ervan laat ons dit gemakkelijk besluiten, nu we intussen al eeuwen met zekerheid weten dat die bolvormig is. De afgebeelde landmassa's vertonen geen enkele gelijkenis met die op de nog meer bekende kaarten van Claudius Ptolomaeus, wiens werk eigenlijk een synthese vormde van de aardrijkskundige kennis van de klassieke oudheid. Door op die manier het land te schetsen hebben de zeeën op de Tabula Peutingeriana een totaal ander uitzicht gekregen. Ze werden zodanig versmald als waren het rivieren die rustig kabbelen door berg en dal. Van de Middellandse Zee bleef slechts een dun reepje water over en het leek alsof dat boten in amper een paar minuten van Rome
| |
| |
Zestiende-eeuws portret van Abraham Ortelius (1527-1598)
Privé-verzameling
[Foto: Jean Luc Meulemeester]
naar Carthago konden varen. De oevers kregen gekartelde randen die volledig uit de fantasie van de tekenaar sproten. Toch viel er, ondanks het ontbreken van een schaal en van juiste verhoudingen, voor kooplieden en vooral voor soldaten mee te werken: plaatsen waren aangeduid, afstanden in Romeinse cijfers opgeschreven en belangrijke monumenten, zoals thermen, weergegeven. Het was in de eerste een plaats een militair werkstuk waarbij de heirbanen niet ontbraken. Rome staat bijna centraal. De stad wordt gepersonifieerd door een zittende en gekroonde vrouw die een globe en een scepter vasthoudt. Aan de leuning hangt een cirkelvormig schild met een sterk uitspringende kegelvormige umbo. Het lijkt wel een godin of een Romeinse keizer. Vanuit dit middelpunt vertrekken twaalf(!) hoofdwegen. Meteen heeft ook Italië een vrij prominente plaats gekregen en is verspreid over een lengte van vier segmenten. Dit mag ons geenszins verwonderen daar de Romeinen vermoedelijk wel Rome en hun rijk als het centrum van de wereld beschouwden en van daaruit alles berekenden. Tevens kenden ze dit gebied sowieso beter en konden het dus ook uitgebreider en gedetailleerder in beeld brengen. Algemeen geldt hier hoe verder van Rome, hoe minder bekend en gedetailleerd. Ook Antiochië en Constantinopel kregen een soortgelijk en opvallend vignet als de hoofdstad, met een tronende figuur. Het zijn de drie keizerlijke hoofdsteden van de zonen van Constantijn. Ze delen de kaart als het ware in. Van andere streken (zoals van het latere Vlaanderen) hadden ze in Rome blijkbaar weinig gehoord. Enkel Doornik en Tongeren zijn nadrukkelijk aangeduid, al moet gezegd dat nog niet alle locaties definitief werden ontcijferd. Pogingen daartoe werden natuurlijk wel ondernomen, maar zolang nog niet alle correcte Latijnse benamingen voor de Romeinse nederzettingen (zoals bijvoorbeeld Oudenburg) bekend
zijn, blijft dit een zoektocht. De kaart toont natuurlijk ook de grote doorgangswegen, de plaatsen en de afstanden ertussen. Misschien was het juist daarover te doen. Meestal werden de steden in 't zwart aangeduid door een knik in de roodgekleurde weg. Bij de bijzonderste werden twee torentjes getekend, al kan dit een toevoeging zijn van de monnik uit Colmar. De thermen hebben een vierkantige ommuring als idioom, al moet gezegd dat dit niet altijd klopt of consequent werd doorgevoerd.
De Romeinse cartografie vertoont eigenlijk een achteruitgang ten opzichte van de Griekse, die veel zorgvuldiger was. Romeinse kaarten legden vooral de nadruk op de route, op het netwerk van wegen die volgens de overlevering alle naar Rome leiden, hoewel dit gezegde uit de middeleeuwse pelgrimswereld dateert toen deze stad nog de voornaamste christelijke bedevaartplaats was. Vooral kooplieden en militairen maakten werkelijk gebruikt van dergelijke Romeinse kaarten. Ze werden dus in de eerste plaats voor de handel en het leger vervaardigd en bezaten een praktisch doel, zoals de aanduiding van de afstanden. Keizers gaven ze aan veldheren en commandanten mee om ervoor te zorgen dat ze de betrokken landstreken leerden kennen. De Tabula Peutingeriana is, net als een aantal andere bewaarde Romeinse kaarten, daarvan een typisch voorbeeld. Dat de Peutingerkaart nog steeds op een ruime belangstelling mag rekenen, houdt vandaag natuurlijk enkel verband met haar historische, documentaire en esthetische waarde. Maar is dat al niet voldoende?
| |
Bibliografie
J. Bossu, Vlaanderen in oude kaarten. Drie Eeuwen Cartografie, Tielt, 1982; J. Bossu, Vlaanderen in kaarten, Oudenburg, 1999; C. Bricker, Geschiedenis van de cartografie, Alphen aan den Rijn, 1981; G.-G. Dept, ‘Notes sur la Tabula Peutingeriana’, in: Revue belge de Philologie et d' Histoire, X, 4, oktober-december 1931, p. 997-1011; Cat. v.d. tent. Abraham Ortelius (1527-1598) cartograaf en humanist, Brussel, 1998; E. Desjardins, Peutinger. Table d'après l'original conservé à Vienne, Parijs, 1869-1875; E. Desjardins, Géographie historique et administrative de la Gaule Romaine, Parijs, 1893 (Brussel, 1968), 4 delen (Van dit werk verscheen een heruitgave in Brussel in 1968. Interessant is het vierde deel vanaf p. 72 tot p. 159. In dit werk wordt o.a. een overzicht gegeven van de verschillende uitgaven); W. De Smaele, De tabula Peutingeriana in de cultuurbibliotheek, Brugge, 2003; D. Imhof, De wereld in kaart. Abraham Ortelius (1527-1598) en de eerste atlas, Antwerpen, 1998; Katalog zur Ausstellung ‘Maximilian I.’, Innsbruck, 1969; Katalog zur Ausstellung ‘Albrecht Dürer: Das grosse Glück’, Osnabrück, 2003; H. Lieb, ‘Zu Herkunft der Tabula Peutingeriana’, in: Die Abtei Reichenau. Neue Beiträge zur Geschichte und Kultur des Inselklosters, 1974, p. 31-33; K. Miller, Die Weltkarte des Castorius genannt die Peutingersche Tafel, Ravensburg, 1888; K. Miller, Die Peutingersche Tafel, Stuttgart, 1962; T. Padmos en G. Vanpaemel (red.), De geleerde Wereld van Keizer Karel. Catalogus Tentoonstelling
Wereldwijs. Wetenschappers rond Keizer Karel, Leuven, 2000; P. Stuart, De Tabula Peutingeriana, in de reeks Museumstukken, II, Nijmegen, 1991, 2 delen; Table explicative de la carte de Peutinger d'après l'original conservé à Vienne, Parijs, 1870; P. van der Krogt, Koeman's Atlantes Neerlandici, Utrecht, 1997 en P. Volz, Conrad Peutinger und das Entstehen der deutschen Medaillensitte zu Augsburg 1518, Heidelberg, 1972
|
|