Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 53
(2004)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 158]
| |
Over de wegen van de keizer
| |
Romeinse mijlpalen en de geschiedenis van het wegennetMiliaria of mijlpalen zijn over het algemeen grote, ronde zuilen, tot drie meter hoog, die werden geplaatst op een vierkante basis. In de loop van de derde eeuw werden deze mijlpalen steeds kleiner en ook de kwaliteit van uitvoering ging achteruit. De oudste exemplaren dateren uit de derde en het begin van de tweede eeuw v. Chr., voornamelijk uit de periode van de Gracchen. Zij werden toen nog niet iedere mijl geplaatst, maar stonden enkel op de belangrijke oriënteringspunten. Uit de eerste eeuw v. Chr. tot aan het begin van de regering van Augustus is geen enkel exemplaar gekend. De grote massa van de mijlpalen stamt uit de Keizertijd, de periode dat het wegennet in de provincies werd uitgebouwd en vorm kreeg. Van deze mijlpalen bleven er zowat vijfduizend bewaard. Circa zevenhonderd mijlpalen zijn afkomstig uit het gebied tussen de Rhône - Rijn en de Pyreneeën. Hiervan bleven een kleine vijfhonderd bewaard. Voorzichtige berekeningen ramen het oorspronkelijk aantal mijlpalen in de Gallisch-Germaanse provincies op zowat dertigduizend exemplaren. De inscripties op deze mijlpalen zijn in zekere zin bouwopschriften. Zij waren erg gestandaardiseerd en werden op ooghoogte gebeiteld zodat de reiziger ze goed kon lezen.
Een eerste groep wordt gevormd door de mijlpalen met langere inscripties die betrekking hebben op de aanleg van de weg in het algemeen en die de totale afstand van die weg opgeven. Tot deze groep horen de oudste opschriften. Maar ook uit de tijd van Augustus, Claudius, Hadrianus of Traianus kennen wij er een aantal. De Via Claudia Augusta die vanaf de Via Aemilia in Gallia Cisalpina vertrok, illustreert dit treffend. Drusus legde deze weg aan in de periode van zijn campagne tegen Raetia circa 15 v. Chr. Vervolgens werd hij geconsolideerd en hersteld door keizer Claudius. Twee erezuilen leveren de enige getuigenis van het bestaan van deze weg. Zij noemen de opdrachtgever zowel voor de aanleg als voor het onderhoud van de Via Claudia Augusta. De eerste werd in 1522 in Rablat bij Merano gevonden.Ga naar eindnoot3 De tweede paal werd ontdekt in 1786 in de kerk ‘S. Maria Maggiore’ van Cesiomaggiore waar hij werd gebruikt om het altaar, gewijd aan Sint-Antonius, te ondersteunen. Beide teksten zijn zo goed als identiek. Zij verschillen slechts met betrekking tot het startpunt van de weg. De eerste tekst geeft de Po als beginpunt, de tweede tekst Altinum. In de vakliteratuur heeft dit uiteraard tot menige discussie geleid. Het voorbeeld maakt echter wel duidelijk dat dergelijke inscripties de bronnen bij uitstek zijn voor de studie van het Romeinse wegennet.
Een tweede groep wordt gevormd door de eigenlijke miliaria. Wanneer de wegenbouwers een gedeelte van een nieuwe heirbaan hadden voltooid, richtten zij een mijlpaal op, iedere mijl opnieuw. Deze mijlpalen gaven niet enkel de afstanden vanaf het startpunt van de weg aan. Zij rapporteerden ook over het vorderen van de werkzaamheden. Zij stonden na iedere mijl langs de grote hoofdstraten en gaven in tegenstelling tot onze richtingwijzers de afstanden op, te tellen vanaf het beginpunt van de weg, en niet de afstanden tot de volgende plaats. Als startpunt van deze heirbanen zien wij meestal de grotere steden, soms zelfs Rome. Maar ook kleinere steden of provinciegrenzen komen voor. Soms ontbreekt de naam. Keizer Augustus liet langs de belangrijke wegen iedere mijl een zuil met opschrift plaatsen. De Via Domitia tussen Nîmes en Narbonne is hiervan een goed voorbeeld. Zijn directe opvolgers hebben dit principe verdergezet. Maar het is niet duidelijk of dit langs alle wegen gebeurde. En wanneer de mijlpalen op het einde van de eerste eeuw van een bouwmonument in een soort monument ter ere van de keizer veranderden, lijkt aan het principe van een mijlpaal voor iedere mijl een einde te komen.
Het wegdek moest ook in het verleden bij gelegenheid worden vernieuwd. Hierdoor gebeurde het dat mijlpalen van verschillende keizers op dezelfde plaats naast elkander stonden. De mijlpalen gevonden in het Wateringse Veld bij Den Haag, zijn hiervan een uitstekend voorbeeld. Zij zijn van vier verschillende keizers afkomstig en beslaan een | |
[pagina 159]
| |
Het miliarium van Rablat (naar www.claudia-augusta.net) Ti(berius) Claudius Caesar Augustus German[icus] pont(ifex) max(imus) trib(unicia) pot(estate) VI co(n)s(ul) desig(natus) IIII imp(erator) XI p(ater) p(atriae) [vi]am Claudiam Augustam quam Drusus pater Alpibus bello pate factis derexserat munit a flumine Pado at [f]lumen Danuvium per [m(ilia)] p(assuum) CC[...]
Tiberius Claudius Caesar Augustus Germanicus, pontifex maximus, bekleed met de tribunicia potestas voor de zesde maal, consul designatus voor de vierde maal, imperator voor de elfde maal, vader des vaderlands, maakte de Via Claudia Augusta die zijn vader Drusus had getrokken nadat de Alpen door de oorlog waren opengemaakt, begaanbaar. Van de rivier de Po tot de rivier de Donau, over - mijlen. periode van bijna honderd jaar. De eerste mijlpaal is gewijd aan Antoninus Pius en kan in 151 worden gedateerd. De laatste mijlpaal is gewijd aan keizer Decius en dateert uit 250. De Romeinse weg moet belangrijk zijn geweest, zo belangrijk dat de stedelijke overheid
Het itinerarium van Tongeren (foto: Brussel, K.I.K.) Zijde 1:
[Bonna] I(eugae) XI Bonn [Rigo]magus I(eugae) VIIII Remagen [Antu]nnacum I(eugae) VIII Andernach [Conf]luentes I(eugae) VIII Koblenz [Bo]udobriga I(eugae) VIII Boppard [Vo]solvia I(eugae) VIII Oberwesel [B]ingium I(eugae) VIII Bingen [Mo]gontiac(um) I(eugae) XII Mainz [Bu]conica I(eugae) VIIII [Borb]etomag(us) of [Borb]itomag(us) I(eugae) XI Worms Zijde 2: [-] I(eugae) XV [Nov]iomag(us) I(eugae) XV La Noue Maga(?) Durocorter(um) I(eugae) XII Reims Ad Fines I(eugae) XII Fismes Aug(usta) Suessionum Soissons I(eugae) XII Isara I(eugae) XVI Oise Roudium I(eugae) VIIII Roye Seeviae of Sefulae I(eugae) VIII Samarabriva Amiens I(eugae) Zijde 3: Item a CaS- Cassel tello Fines Atrebatiu[m] grens van de civitas I(eugae) XIIII der Atrebaten Nemetac(um) I(eugae) [-] Arras Item a Ba[gaco -] Bavay van het Municipium Aelium Cananefatium (Voorburg) bijzondere inspanningen leverde om hem in goede staat te houden. Tijdens de Late Keizertijd bracht men soms ook een nieuw opschift op een oude mijlpaal aan. Onder meer het schrappen van de keizersnaam ten gevolge van de damnatio memoriae en de spaarzaamheid van civitates in economisch moeilijkere tijden zijn hiervan de oorzaak.
De tekst op deze mijlpalen vermeldde op de eerste plaats de naam en het ambt van wie de straat bouwde of herstelde, daarna het startpunt van de weg en de afstanden. Tijdens de Republiek waren dit de aediles, de consules, de praetores en de proconsules. Tijdens het principaat traden de keizers als opdrachtgevers voor de bouw van wegen in hun plaats. Opschriften op mijlpalen waren oorspronkelijk dus de schriftelijke neerslag van het feit dat de regerende keizer de betreffende weg had aangelegd of gerepareerd. De keizerlijke opdrachtgever signeerde in de nominatief. De miliaria vermeldden de naam van de keizer samen met zijn volledige titulatuur. In het geval van secundaire wegen trad ook wel eens een stad of een civitas als opdrachtgever op. Maar ook hier ontbrak de naam van de keizer niet. De inscriptie kreeg in dat geval het karakter van een ereopschrift. In de Gallisch-Germaanse provincies gebeurde dit voor de eerste maal bij Nerva. De mijlpaal van Rijswijk is hiervan een goed voorbeeld. Die werd in | |
[pagina 160]
| |
Het miliarium van Claudius, Buzenol (naar ILB)
[Ti(berius) Cl]a[udi]us / Caes[ar] Aug(ustus) Ger(manicus) / pon[t(ifex) ma]x(imus) trib(unicia) / p[ot(estate)] III[I i]mp(erator) VIII / c[o(n)s(ul)] de[s]ig(natus) I[I]II p(ater) p(atriae) / ab Aug(usta) m(ilia) p(assuum) / LIIII. Tiberius Claudius Caesar Augustus Germanicus, pontifex maximus, bekleed met de tribunicia potestas voor de vierde maal, imperator voor de achtste maal, consul designatus voor de vierde maal, vader des vaderlands. Vanaf Trier 54 mijl. 250 ter ere van keizer Decius opgericht door de civitas van de Cananefaten.
De afstanden op de miliaria werden uitgedrukt in MP (mille passuum), Romeinse mijlen. Een Romeinse mijl komt overeen met circa anderhalve km. In de Gallische en de Germaanse provincies, met uitzondering van Gallia Narbonensis, werden de afstanden ook uitgedrukt in leugae, die overeenkwamen met ongeveer anderhalve Romeinse mijl. Een leuga staat aldus voor 2,2 km. Deze lengtemaat kwam sporadisch in voege sedert de regering van Traianus en werd zo goed als algemeen vanaf de regering van Septimius Severus. In onze gewesten is het zogenaamde itinerarium van Tongeren hiervan een sprekend voorbeeld.
Uit de inventaris van de mijlpalen uit de Gallisch-Germaanse provinciesGa naar eindnoot4 blijkt dat mijlpalen van Augustus en Tiberius enkel in Gallia Narbonensis aanwezig zijn. StraboGa naar eindnoot5 vermeldt anderzijds expliciet de omvangrijke wegenaanleg van Agrippa in de Tres Galliae met Lugdunum (Lyon) als knooppunt. Klaarblijkelijk is het tijdens de regeringen van Augustus en Tiberius bij plannen gebleven. Te oordelen op grond van de gekende miliaria heeft de eigenlijke wegenaanleg buiten Gallia Narbonnensis pas tijdens de regering van Claudius een aanvang genomen. Mijlpalen met zijn naam werden in alle Gallisch-Germaanse provincies aangetroffen met uitzondering van Germania Inferior. | |
De mijlpalen van BelgiëIn België werden tot op heden drie mijlpalen ontdekt, met name in Buzenol, Péronnes en Tongeren. Péronnes is gesitueerd in de voormalige civitas Nerviorum, Buzenol in de civitas Treverorum en Tongeren uiteraard in de civitas Tungrorum. Het miliarium van Buzenol werd ontdekt in 1913.Ga naar eindnoot6 Deze mijlpaal had zeker betrekking op de weg Reims - Trier die enkele kilometer ten noorden van de vindplaats liep. Op zich hoeft die afstand tussen vindplaats en weg geen verwondering te wekken. Slechts in weinig gevallen bestaat zekerheid over de oorspronkelijke standplaats. De bewaarde lengte van de steen bedraagt 85 cm. De tekst bleef fragmentarisch bewaard. De mijlpaal kan op basis van de tribunicia potestas worden gedateerd tussen 25 januari 44 en 24 januari 45. Hij vermeldt keizer Claudius (41-54) als opdrachtgever voor de aanleg van de weg. De keizer wordt vermeld met zijn volledige naam en titulatuur. De aanleg van het Gallische wegennet wordt in verband gebracht met de verovering van Britannia. Claudius startte de campagnes hiervoor
Het miliarium van Antoninus Pius, Péronnes (naar ILB)
[Imp(eratori)] / Caes(ari) T(ito) / [Ae]lio Hadr/iano Ant/onino Aug(usto) / Pio p(atri) p(atriae) a Ba/g(aco) Ner(viorum) m(ilia) p(assuum) XXII Aan Imperator Caesar Titus Aelius Hadrianus Antoninus Augustus Pius, vader des vaderlands. Vanaf Bavay van de Nerviërs 22 mijl. in 43 met de landing van vier legioenen onder leiding van Aulus Plautius. Hij werd naar aanleiding van de overwinning op de Britten bedacht met de erenaam Britannicus.
Het miliarium van PéronnesGa naar eindnoot7 werd gevonden in 1979 op de grens van Binche en Morlanwelz, op de noordelijke rand van de ‘Chaussée Brunehaut’. Dit is de Romeinse weg Bavay - Tongeren - Keulen. De mijlpaal is 210 cm hoog.
De inscriptie is gewijd aan Antoninus Pius (138-161). De keizerlijke titulatuur is slechts gedeeltelijk opgegeven. De hoofdstad | |
[pagina 161]
| |
van de Nerviërs wordt met de volledige naam vermeld: Bagacum Nerviorum. Zij komt onder meer ook voor op zijde drie van het itinerarium van Tongeren en op de Tabula Peutingeriana. De mijlpaal kan worden gedateerd omstreeks 139, de eerste maal dat de titel pater patriae in de inscripties in relatie tot Antoninus Pius wordt vermeld. Omdat het opschrift de tribunicia potestas noch het consulaat opgeeft, is het niet mogelijk een nauwkeurigere datering naar voren te schuiven.
De zogenaamde mijlpaal van Tongeren verdient bijzondere aandacht. Zijn ontdekking in een voormalige caput civitatis kan niet als een toeval worden beschouwd. Hij werd omstreeks 1820 tijdens wegenwerken juist buiten de Sint-Truiderpoort gevonden. In 1848 schonk de stad deze mijlpaal aan de staat. Vermoedelijk stond hij oorspronkelijk op het forum van Atuatuca.Ga naar eindnoot8 Het itinerarium is sterk fragmentarisch. Van het oorspronkelijk octogonale prisma in zwarte steen bleven slechts drie zijden gedeeltelijk bewaard. De tekst is dus niet compleet. Onder meer het tekstgedeelte met de vermelding van de keizer ontbreekt volledig.
Het itinerarium van Tongeren, dat ca. 200 kan worden gedateerd, is uitzonderlijk. In feite hebben wij hier niet te maken met een mijlpaal in de strikte betekenis. In principe vermeldden mijlpalen slechts één afstand, namelijk de afstand vanaf het startpunt van de weg tot de plaats waar het miliarium was opgericht. Het gebeurde soms dat een mijlpaal twee afstanden vermeldde. De eerste afstand had betrekking op een nabijgelegen stad, de tweede afstand richtte zich op Rome.Ga naar eindnoot9 Uitzonderlijk gaven mijlpalen de afstanden met betrekking tot meer steden aan. Het itinerarium van Tongeren is hiervan een opvallend voorbeeld.Ga naar eindnoot10 De reiziger werd hier grondig geïnformeerd over de verschillende trajecten en bijhorende afstanden. In dergelijke gevallen kunnen wij spreken van itineraria of reisbeschrijvingen. Zijde 1, bewaard van Bonn tot Worms, schetste het traject Tongeren over Keulen in de richting van Worms en Straatsburg. Zijde 2, bewaard van Noue Maga (?) tot Amiens, schetste het traject Tongeren in de richting van Reims, Amiens en Boulogne. Zijde 3 schetste op zijn minst twee secundaire wegen, één van Cassel tot Arras, een tweede die vertrok vanuit Bavay.Ga naar eindnoot11 Het itinerarium van Tongeren is niet de enige bron die deze trajecten vermeldt. De Tabula Peutingeriana, een middeleeuwse kopie van een Romeinse wegenkaart uit de vierde eeuw, vermeldt vanuit Keulen dezelfde route. Ook het Itinerarium Antonini, een soort reisgids van alle mansiones (reishaltes) met telkens een opgave van de afstanden ertussen uit de tijd van Caracalla (211-217), vermeldt dezelfde reiswegen. Opmerkelijk is tenslotte dat de afstanden werden genoteerd in leugae. Dit handschriftelijke overgeleverde itinerarium gaat terug tot de regering van keizer Caracalla (211-217).
Miliaria zijn belangrijke bronnen voor de geschiedenis van de wegenbouw en de ontwikkeling van het wegennet. Indien zij in situ werden gevonden, dan informeren zij over het verloop van de weg. Maar de inscripties die erop voorkomen, zijn even belangrijk, zo niet belangrijker. Zij informeren immers niet alleen over het verloop van een weg. Zij vertellen een heel verhaal over aanleg, herstellingen, geldschieters, afstanden,... Zij helpen de weg dateren en in een historische context plaatsen. | |
Mijlpalen en de communicatiepolitiek van keizer AugustusKeizer Augustus was de eerste ‘politicus’ die alle mogelijke middelen tot informatieoverdracht benutte voor het voeren van zijn persoonlijke propaganda. Hij deed dit op een schaal zoals tot dan toe nooit eerder vertoond. Het is zeker niet overdreven te stellen dat Augustus de grondlegger was van de Romeinse epigrafische cultuur en dit op het niveau van het hele Romeinse rijk. Hij was de eerste staatsman die inscripties aanwendde voor het uitdragen van een boodschap, voor het voeren van een doelgerichte communicatie. Het medium groeide bovendien uit tot een uitstekend communicatiemiddel. Vijf eeuwen Keizerrijk leverden circa driehonderdduizend inscripties op tegen slechts drieduizend voor de Republiek. De regering van Augustus vormde het keerpunt. De keizer werd vermeld in opschriften, op mijlpalen, bouwwerken, basissen van standbeelden, votiefaltaren, in wijopschriften en ereopschriften. De opschriften op mijlpalen nemen in dit geheel een bijzondere plaats in, vooral omdat Augustus die ook doelbewust gebruikte als communicatiemedium voor zijn politiek programma en voor de positionering van zijn persoon. De verkeerstechnische ontsluiting van het Romeinse Rijk is zonder twijfel één van de belangrijke realisaties van keizer Augustus. Het is bijgevolg niet te verwonderen dat de wegenbouw in de politiek en de propaganda van de keizer een belangrijke plaats innam. Het is evenmin verwonderlijk dat mijlpalen een belangrijke rol speelden in de politieke communicatie van de keizer. In dat licht is het goed even de aard en de opbouw van deze monumenten te analyseren. Augustus heeft zijn eerste miliarium vermoedelijk in 20 v. Chr. geplaatst toen hij de cura viarum, de zorg voor de wegen, op zich nam. In de jaren die volgden, richtte hij een bijzonder groot aantal mijlpalen op: in Italië vanaf 17/16 v. Chr., in Gallia Narbonensis vanaf 13/12 v. Chr., in Hispania vanaf 9 v. Chr. Die mijlpalen moeten tijdens de regering van keizer Augustus de aandacht van de reizigers hebben getrokken. Men was het immers reeds sedert lang niet meer gewoon langs de wegen nieuwe en bovendien talrijke mijlpalen te zien staan. Maar ook de inhoud van de teksten was bijzonder. De analyse van de inscripties onthult een relatief vast schema dat uit de aard van zijn doelstelling, met name de communicatie van een politieke ideologie, niet zo verrassend is als het lijkt. Als voorbeeld hiervoor nemen wij een
Het miliarium van Antoninus Pius, Wateringse Veld (naar J.A. WAASDORP, 2003)
[Imp(eratori) Caes(ari) D]ivi Hadr(iani) fil(io) divi Trai(ani) Parthic(i) nepoti divi Nervae pronepoti T(ito) Aeli(o) Antonino Aug(ust)o pont(ifici) m[ax](imo) trib(unicia) [p]otes(tate)XIIII imp(erator) II co(n)s(ul) IIII a M(unicipio) A(elio) C(ananefatium) MP IIII Aan Imperator Caesar, zoon van de goddelijke Hadrianus, kleinzoon van de goddelijke Traianus Parthicus, achterkleinzoon van de goddelijke Nerva, Titus Aelius Antoninus Augustus, pontifex maximus, bekleed met de tribunicia potestas voor de veertiende maal, imperator voor de tweede maal, consul voor de vierde maal. Vanaf het Municipium Aelium Cananefatium 4 mijlen. | |
[pagina 162]
| |
miliarium dat werd gevonden in Peyriac-de-Mer, 15 km ten zuiden van Narbonne.Ga naar eindnoot12
[Imp(erator)] Caesar / [Divi f(ilius)] Augustu[s / p(ater) p(atriae) po]ntif(ex) maxu[m(us) / co(n)s(ul)] XIII tribunic(ia) / [pote]st(ate) XXXVI / [im]p(erator) XIIII / (milia passuum) VIIII
Imperator Caesar, zoon van de goddelijke, Augustus, vader des vaderlands, pontifex maximus, consul voor de dertiende maal, bekleed met de tribunicia potestas voor de zesendertigste maal, imperator voor de veertiende maal, negen mijl (van Narbonne in de richting van Elne).
De mijlpaal kan op basis van de keizerlijke titulatuur worden gedateerd tussen 1 juli 13 en 14 juni 14 n. Chr. Wanneer een keizer tijdens zijn leven in een inscriptie wordt vermeld, wordt zijn praenomen, nomen gentilicium en cognomen tenminste tot het midden van de derde eeuw vergezeld van een reeks titels en namen die zich steeds op een gelijke wijze presenteren. Die keizerlijke titulatuur is dus erg eenvormig, niet enkel op de mijlpalen, maar ook bijvoorbeeld op bouwopschriften, munten of militaire diplomata. In de naam en de titulatuur van de keizer ligt de ideologie van het principaat besloten. Wanneer wij beide ontleden, blijkt dit zeer duidelijk. De keizerlijke macht wordt overeenkomstig republikeins staatsrecht als een som van magistraturen en bijzondere privilegiën gedefinieerd. Betekenden deze ambten afzonderlijk dat de republikeinse instellingen tijdens het principaat bleven bestaan, dan leidden zij samen tot de absolute macht verenigd in één persoon. Het imperium proconsulare dat het militaire bevel over het leger inhield, was veruit het belangrijkste recht. Door de aard van formulering verborg het militaire karakter van het principaat zich op subtiele wijze in de naam van de keizer. Maar er is meer. De keizer was ook divi filius en Augustus. Divi filius betekent ‘zoon van de goddelijke’. Hiermee wordt verwezen naar de consecrato of de vergoddelijking van C. Julius Caesar. Na de apotheose van Augustus kwam het gebruik in voege dat de dynastische opvolger, die door bloedverwantschap of adoptie tot de familia van de overleden keizer hoorde, voor zijn voorganger de consecratio verzorgde. ‘Augustus’ is de eretitel en bijnaam die de senaat op 16 januari 27 v. Chr. aan Octavianus verleende. De titel betekende zoveel als de gezegende, de geheiligde, de verhevene. Deze erfelijke titel werd door de keizers van de lulisch-Claudische dynastie als cognomen gedragen. Vanaf Vespasianus werd dit echter de titel zelf voor de keizer. De positie van de princeps vond zo van in het begin ook haar grondslag in een politieke ideologie die niet in rechtsbegrippen te vangen is en die buiten de traditionele republikeinse staatsregeling staat. De keizer is geen republikeins magistraat of een privaat persoon. Hij is een monarch. Wie heerser in Rome was, werd aan de reiziger mijl na mijl ingeprent. Die boodschap geven alle inscripties op mijlpalen mee.
Republikeinse politici vermeldden in hun bouwopschriften slechts dat ambt dat zij uitoefenden op het ogenblik dat zij als bouwheer optraden. Miliaria maakten hierop geen uitzondering. De inscripties vermeldden sedert Augustus echter op een systematische wijze de volledige naam met titulatuur van de keizer. Dit was nieuw. Sedert C. Calvisius Sabinus, die in 28 v. Chr. een mijlpaal oprichtte,Ga naar eindnoot13 had Augustus bovendien aan geen enkel andere magistraat nog toegestaan een mijlpaal te plaatsen. Dit toont aan hoe belangrijk dergelijke opschriften waren geworden in de imperiale communicatie. Zij waren op zeer korte tijd het prerogatief van de keizer geworden. | |
De mijlpalen van de keizersTijdens de eeuwen die volgden, bleef het schema dat de keizerlijke ideologie bevatte, bewaard. Of de keizer optrad als bouwheer dan wel werd geëerd, speelde hierin geen rol. Dit mag blijken uit twee voorbeelden uit Nederland, met name de mijlpalen van Antoninus Pius (138-161) en van Decius (249-251) die in 1997 werden gevonden in het Wateringse Veld bij Den Haag. Van Decius werd in 1963 nog een tweede mijlpaal gevonden in Rijswijk.
De mijlpaal van Antoninus Pius bleef slechts fragmentarisch bewaard. De tekst zelf bleek echter goed geconserveerd hoewel de bovenste regel ontbrak. Met sokkel mat dit monument 207 cm met een omtrek van 145 cm.
De mijlpaal dateert uit 151 n. Chr. en werd waarschijnlijk geplaatst ter gelegenheid van de aanleg van de weg. De filiatie is opvallend in die zin dat naast de adoptievader ook de grootvader en de overgrootvader worden vermeld. Maar op zich is dit niet ongewoon. Naast dit exemplaar zijn nog 54 andere mijlpalen van Antoninus Pius gekend. Zesendertig exemplaren hiervan werden gevonden in zuidoostelijk Frankrijk en zij dateren allemaal uit de periode 144/145. In totaal 7 mijlpalen werden gevonden in Gallia Belgica, Germania Inferior en Superior. Met uitzondering van Claudius is er geen keizer die dit aantal ook maar benadert. Van deze keizer werden in hetzelfde gebied 46 mijlpalen teruggevonden waarvan echter 10 in de drie genoemde noordelijke provincies. Het wegennet is klaarblijkelijk een belangrijk aandachtspunt geweest van de regering van Antoninus Pius. Dit staat in schril contrast met bijvoorbeeld het bewind van de Flavii waarvan de mijlpalen in feite in de Gallisch-Germaanse provincies ontbreken. Enkel van Vespasianus bleef een miliarium bewaard.Ga naar eindnoot14 Dit hangt vermoedelijk samen met de geringe aandacht die deze dynastie voor deze provincies had.
De mijlpaal van Decius bleef vrij goed bewaard. Niettemin is de tekst fragmentarisch. De aanvullingen scheppen echter geen enkel probleem. Bovendien is de tekst nagenoeg identiek aan die op de mijlpaal van Rijswijk die aan dezelfde keizer was gewijd. De totale lengte bedraagt 2,28 meter, de omtrek 1,46 meter.
De mijlpalen van Antoninus Pius en Decius illustreren bijzonder goed hoe het schema dat sedert keizer Augustus in voege was, werd voortgezet. De mijlpalen van Decius illustreren echter nog een ander facet van de politieke communicatie. Van zijn tweejarig bewind bleven in de Gallisch-Germaanse provincies 12 miliaria bewaard waarvan 9 in Germania Inferior en Superior. In het begin van zijn regering werd hij geconfronteerd met een geheel van politieke, militaire, economische en sociale factoren die karakteristiek waren voor de zware crises van de derde eeuw. Als energiek keizer trachtte hij een herstelbeleid te voeren waarin de herwaardering van de officiële staatscultus een belangrijke rol speelde. De goden verdienden van iedereen de nodige eer. Weigeraars ondermijnden de staat en zouden hun verdiende straf niet ontlopen. Decius vaardigde een edict uit dat de vijanden van de staatsreligie, in casu de | |
[pagina 163]
| |
Het miliarium ven Decius, (naar J.A. WAASDORP, 2003)
Imp(eratori) Caes(ari) C(aio) Messio Quinto Traiano Decio [p]io felic(i) invic(to) Aug(usto) [p]ont(ifici) max(imo) trib(unicia) p[o]tes(tate) co(n)s(uli) II p(atri) p(atriae) proco(n)[s(uli)] Cananefates ab civitate leu[g(ae) -] Aan Imperator Caesar Caius Messius Quintus Traianus Decius, de vrome, de gelukkige, de onoverwinnelijke, Augustus, pontifex maximus, bekleed met de tribunicia potestas, consul voor de tweede maal, vader des vaderlands, proconsul. De Cananefates (hebben dit miliarium opgericht). Vanaf de stad - leugae. Christenen zou treffen. Al zijn onderdanen moesten een offer aan de staatsgoden brengen. Tot in het kleinste dorp in het hele rijk werden de inwoners geregistreerd en opgeroepen de voorgeschreven eer te betuigen. De keizer liet erop toezien dat dit in al de centra op een correcte wijze gebeurde. Een belangrijke christenvervolging was het gevolg. Deze actie van Decius was niet religieus, wel fundamenteel politiek geïnspireerd. Het is opmerkelijk dat de 12 mijlpalen van Decius die in het noordwesten van Europa werden gevonden steeds ter ere van de keizer werden opgericht. De oprichting van de mijlpaal van het Wateringse Veld gebeurde door de Cananefates. Hiermee wordt doorgaans de civitas aangeduid. De mijlpaal van Rijswijk vermeldt inderdaad de civitas Cananefatium. De werkelijke naam van de civitashoofdplaats was MAC, Municipium Aelium Cananefatium. Gelet op de historische context was de wijding van de mijlpaal aan de keizer een teken van collectieve trouw. Op dat ogenblik was de naam van de gemeenschap belangrijker dan de naam van de stad.
De mijlpaal van Caracalla (211-217) die eveneens in 1997 in het Wateringse Veld werd ontdekt, toont nog enkele andere facetten van de communicatie van de imperiale ideologie. De zuil, inclusief de sokkel mat 2,6 meter bij een omtrek van 1,45 meter. De tekst heeft sterk te lijden gehad van erosie en beschadigingen allerhande en is bijgevolg erg fragmentarisch.
De mijlpaal van Caracalla kan in 212/213 worden gedateerd. De keizer treedt op als opdrachtgever van de werken. Maar de reden voor de plaatsing blijft feitelijk onbekend. Wat deze mijlpaal voor ons zo interessant maakt, is de vermelding van de eretitels van zowel Caracalla als zijn vader Septimius Severus. Naar aanleiding van succesvolle expedities ontvingen de keizers een erenaam, afgeleid van overwonnen volkeren. Septimius Severus droeg de erenamen Arabicus en Adiabenicus sedert 195 naar aanleiding van zijn militaire successen in het Oosten. De Adiabeni bewoonden een groot deel van Assyrië en werden door Septimius Severus in 195 verslagen. Sedert Marcus Aurelius kon een dergelijke erenaam worden gevolgd door het epitheton Maximus. Net als zijn vader droeg Caracalla de erenamen Parthicus Maximus en Britannicus Maximus. De erenaam Parthicus Maximus ontving hij in 199 voor zijn aandeel in de veldtocht tegen de Parthen, de erenaam Britannicus Maximus in 210 naar aanleiding van de expeditie in Britannia. Beide expedities ondernam hij in het gevolg van zijn vader. In 211 overleed Septimius Severus en op 26 december 211 liet Caracalla zijn jongere broer Geta vermoorden waardoor hij de absolute alleenheerschappij in handen kreeg. In het gebied van de Gallisch-Germaanse provincies werden in totaal 17 mijlpalen ontdekt. Vijftien hiervan stammen uit het jaar 213. Via deze erenamen legt de mijlpaal erg de nadruk op de militaire verdiensten van Septimius Severus én van zijn zoon Caracalla. Hierdoor wordt ook een bijzondere nadruk gelegd op de legitimiteit van zijn regering. En net die legitimiteit kon op dat ogenblik wel extra motivering gebruiken. Opvallend is de grote geografische spreiding van deze miliaria. Dit is ook het geval voor zes andere inscripties die op een erg uniforme wijze verwijzen naar het Orakel van Apollo te Claros. Zij werden op uiteenlopende plaatsen in het Imperium Romanum gevonden.Ga naar eindnoot15 Gezien hun woordelijke uniformiteit moeten deze inscripties zijn opgericht door iemand of op bevel van iemand die een antwoord van het orakel had ontvangen en aan wie werd opgedragen deze inscripties te plaatsen. Vanwege de enorme geografische verspreiding kan het bevel hiervoor in feite enkel van de keizer komen. De moord op Geta op 26 december 211 en de daaropvolgende gebeurtenissen leidden tot enorme inspanningen van de keizerlijke administratie om met religieuze middelen het bewind te legitimeren en Caracalla niet als een broedermoordenaar, maar als een man van de ‘Voorzienigheid’ naar voren te schuiven. Binnen deze historische context dient ook de Constitutio Antoniniana van 212, die het burgerrecht aan alle inwoners van het rijk verleende, te worden geplaatst. De mijlpaal van Caracalla maakt op die wijze deel uit van de keizerlijke propaganda ter legitimering van het nieuwe bewind.
Dat de inscripties op mijlpalen ook effectief als een onderdeel van de keizerlijke propaganda werden ervaren, kan met enkele voorbeelden duidelijk worden geïllustreerd. Goed bekend is het principe van de damnatio memoriae. De keizer die na zijn dood tot staatsvijand werd verklaard, werd ten eeuwigen dage uit de herinnering gebannen. Dat had onder meer tot gevolg dat zijn naam in alle inscripties op openbare monumenten werd geschrapt. Dat keizer Nero (54-68) enkel op de mijlpalen van Gallia Narbonensis wordt vermeld, kan verband houden met de opstand die tegen hem vanuit de noordelijke provincies werd georganiseerd onder leiding van lulius Vindex en dat men bij die gelegenheid ieder aandenken aan deze keizer heeft vernietigd. Na zijn dood volgde alleszins de damnatio memoriae. Nero was niet de enige keizer die door de damnatio memoriae werd | |
[pagina 164]
| |
Het miliarium van Caracalla Wateringse Veld (naar J.A. WAASDORP, 2003)
Imp(erator) Caes(ar) / divi Septimi / Severi Pii Arabici / Adiabenici Parthi/ci Max(imi) Britanici / Max(imi) filius / M(arcus) Aur[elius Ant]oninus / Piu[s F(elix) Aug(ustus) Parthi]cus / M[axim(us) Britani]cus / [Maxim(us) pont(ifex)] max[im(us)]/ - p(ater) p(atriae) - / - / - O - / - [milia] pass(uum) / [IIII] Imperator Caesar, zoon van de goddelijke Septimius Severus, Pius, Arabicus, Adiabenicus, Parthicus Maximus, Britannicus Maximus, Marcus Aurelius Antoninus, Pius, Felix, Augustus, Parthicus Maximus, Britannicus Maximus, pontifex maximus, vader des vaderlands. (Vanaf -) 4 mijl. getroffen. Ook Didius lulianus (192-193) en Elagabal (218-222) moesten dit lot ondergaan. Na een liederlijk bewind werd Elagabal samen met zijn moeder door het leger omgebracht. Het schrappen van de keizersnaam werd in zijn geval in de Gallisch-Germaanse provincies zeer grondig doorgevoerd. Van de 9 gekende exemplaren is enkel het miliarium uit Heidelberg gespaard gebleven van een volledige delging van de naam.Ga naar eindnoot16 | |
SyntheseHet belang van het wegennet in de Gallisch-Germaanse provincies zoals dat door M. Vipsanius Agrippa werd uitgetekend, lag al snel niet langer op het militaire vlak, maar dient vooral in politiek-administratief, sociaal, economisch en cultureel perspectief te worden gezien. Gezien de nabijheid van de Rijngrens met een belangrijke aanwezigheid van troepen is het militaire belang van de heirbanen in Germania Inferior en Superior wel nooit weg geweest. Hoe dit wegennet zich ontwikkelde, daarvan leggen de mijlpalen in belangrijke mate getuigenis af: planning, trajecten, datering, enz. Uit het voorgaande blijkt echter ook duidelijk dat de miliaria niet enkel getuigenissen zijn van het Romeinse wegennet en zijn geschiedenis. Zij waren tegelijk ook imperiale opschriften die de machtsbasis van de Romeinse keizer en de achterliggende ideologie illustreren. Alle keizers waren erop uit mijlpalen als teken van hun heerschappij te laten oprichten. De civitates van hun kant toonden via de oprichting van miliaria hun onderdanigheid aan die macht. De kracht van de keizerlijke politieke communicatie ligt onder meer in al die inscripties op mijlpalen die melding van de keizer maken, mijl na mijl. De uniformiteit in naamgeving en titulatuur in het hele rijk toont aan dat de keizerlijke administratie dit strak organiseerde. De boodschap was duidelijk. De princeps regeerde het Imperium Romanum en oefende zijn gezag uit tot glans van de steden en welstand van de burgers. Dat was de boodschap van de bouwopschriften. Dat was de boodschap op de mijlpalen. De tekst moest de lezer erop wijzen dat de keizer zijn imperium liet gelden tot aan de grenzen van het rijk, tot aan het einde van de wereld. De keizer, omnipresent in het hele Imperium Romanum, was zo de vaste gezel van de reiziger. | |
BibliografieG. Alföldy, Epigraphisches aus dem Rheinland, II, 8, Zwei Meilensteine aus Niedergermanien, in: ES, 4, 33-43, 1967; G. Alföldy, Augustus und die Inschriften: Tradition und Innovation. Die Geburt der imperialen Epigraphik, in: Gymnasium, 98, 289-324, 1991; J.E. Bogaers, Forum Hadriani, in: BJ, 164, 84-103, 1964; R. Cagnat, Cours d'épigraphie latine, Paris, 1914; R. Chevallier, Les voies romaines, Paris, 1972; F. Cumont, Catalogue des sculptures & inscriptions antiques (monuments lapidaires) des Musées Royaux du Cinquantenaire, Brussel, 1913; A. Degrassi, Nuovi miliari arcaici, in: Latomus, 58 (Hommages A. Grenier), 499-513, 1962; A. Deman & M.-Th. Raepsaet-Charlier, Nouveau recueil des Inscriptions latines de Belgique (ILB?) (Collection Latomus, 264), Brussel, 2002; H. Devijver, De ‘Pax augusta’. Een nieuwe wereldorde?, in: Kleio, 21, 156-175, 1992; P. Fustier, La route, voies antiques, chemins anciens, chaussées modernes, Paris, 1968; O. Hirschfeld, Die römische Meilensteine (Kleine Schriften), Berlin, 703 sqq, 1913; L. Keppie, Understanding Roman Inscriptions, Londen, 1991; I. König, Die Meilensteine der Gallia Narbonensis. Studien zum Strassenwesen der Provincia Narbonensis (Itinera Romana, 3), Bern, 1970; G.I. Laing, Roman Milestones and the Capita Viarum, in Transactions and Proceedings of the American Philological Association, 39, 15 sqq, 1908; L. Lesuisse, Le titre de CAESAR et son evolution au cours de l'histoire de l'empire, in: LEC, 29, 271-278, 1961; J. Mertens, Les routes romaines de la Belgique, in: Industrie, 9, 673-683, 1955; J. Mertens, Quelques aspects chronologiques du réseau routier romain en Belgique, in: Caesarodunum, 1983, 329-337, 1983; E. Meyer, Einführung in die lateinische Epigraphik (Wissenschaftliche Buchgesellschaft), Darmstadt, 1973; R. Nouwen, Tongeren en het land van de Tungri (31 v. Chr. - 284 n. Chr.), (Maaslandse monografieën, 59), Leeuwarden - Mechelen, 1997; G. Radke, Miliarium, in: Der Kleine Pauly, 3, 1299-1300, 1975; M.-Th. & G. Raepsaet-Charlier, Gallia Belgica et Germania Inferior. Vingt-cinq années de recherches historiques et archéologiques, in: ANRW, II, 3-319, 1975; J.E. Sandys, Latin Epigraphy, Groningen, 1969; P. Stuart, Provincie van een imperium. Romeinse oudheden uit Nederland in het Rijksmuseum van Oudheden te Leiden, Leiden, 1986; P. Stuart, De Tabula Peutingeriana, (Museumstukken II), Vereniging van Vrienden van het Museum Kam, Nijmegen, 1993?; P. Stuart & M.E.Th. De GroothTH, Langs de weg, Heerlen - Maastricht, 1987; J.A. Waasdorp, Een Romeins wegennet bij Den Haag, in: Spiegel Historiael, 34, 436-440, 1999; J.A. Waasdorp, IIII M.P. naar M.A.C. Romeinse mijlpalen en wegen (Haagse Oudheidkundige Publicaties, 8), Den Haag, 2003 G. Walser, Meilen und Leugen, in: Epigraphica, 31, 1969, 84-103, 1969 en E.M. Wightman, Der Meilenstein von Buzenol, eine inschrift aus Mainz, und die Rechtsstellung des römischen Trier, in: TZ, 39, 61-68, 1976. |
|