Carpe diem (tweemaal Horatius)
[1]
Horrida tempestas caelum contraxit et imbres
nivesque deducunt Iovem; nunc mare, nunc silvae
Threicio Aquilone sonant: rapiamus, amici,
occasionem de die, dumque virent genua
et decet, obducta solvatur fronte senectus.
Tu vina Torquato move consule pressa meo.
[2]
Tu ne quaesieris, scire nefas, quem mihi, quem tibi
finem di dederint, Leuconoe, nec Babylonios
temptare numeros. Ut melius, quidquid erit, pati,
seu pluris hiemes seu tribuit Iuppiter ultimam,
quae nunc oppositis debilitat pumicibus mare
Tyrrhenum. Sapias: vina liques et spatio brevi
spem longam reseces. Dum loquimur, fugerit invida
aetas: carpe diem quam minimum credula postero.
[1]
Een gure storm sloeg bars de hemel dicht
en haalt de Weergod neer met sneeuw en regen.
Nu huilt de zee, nu kreunen op het land
de bossen, door de noordenwind gegeseld.
De kans moeten wij grijpen, elke dag,
mijn vrienden, en zolang wij jong van lijf zijn
en naar behoren fit, mag ons gezicht
geen wolk van nare ouderdom vertonen.
Jij, schenker, haal de wijn, geperst in 't jaar
van consul Manlius, bij mijn geboorte!
[2]
Zoek toch niet, jij, Bel-espritje,
naar verboden wetenschap,
welke toekomst door de goden
mij en jou is voorbeschikt.
Doe niet mee aan het gecijfer
van dat tuig uit Babylon.
Hoeveel beter kan je alles
wat moet zijn maar laten zijn!
Jupiter kan nóg veel winters
gunnen of slechts deze laatste,
die de westerstorm nu jakkert
Wees verstandig: klaar je landwijn,
en de hoop op lange duur,
snoei die weg uit korte dagen.
Zie, we praten nog maar net,
of de tijd is al afgunstig
heengespoed. Geniet daarom
dag voor dag en reken geenszins
Vertaling: Andries Welkenhuysen
Quintus Horatius Flaccus (65-8 v.C.). Noten: 1. Tweemaal het thema van carpe diem bij winters stormweer: Epod. 13, 1-6, gepubliceerd ca. 30 v.C. (Horatius 35 jaar); Carm. 1, 11, gepubliceerd ca. 23 v.C. (Horatius 42 jaar). - 2. Lucius Manlius Torquatus was consul in 65 v.C., het geboortejaar van Horatius. Vgl. Carm. 3, 21, 1: O nata mecum consule Manlio. Het is dus een belegen wijntje, voor het 35ste jaar van de dichter. - 3. Leuconoe: Grieks, ‘(stralend) witte geest’; koosnaam voor een liefje van de dichter. - 4. Babylonische (Chaldeeuwse) wichelaars waren in Rome als toekomstvoorspellers en -berekenaars erg in trek, vooral bij vrouwen.
|
|