| |
| |
| |
Bibliotheek
Klassieke literatuur
Torquato Tasso
Jeruzalem bevrijd, uitg. Athenaeum-Polak & Van Gennep, Amsterdam, 2003, verdeeld door WPG uitgever, Maarschalck Gerardstraat 2, 2000 Antwerpen, geïll. met alle prenten van Giambattista Piazzetta, vertaald door Frans van Dooren, 245 × 170 mm, 621 blz., gebonden € 55,00 - In de Villa Valmarana bij Vicenza heeft de Venetiaanse schilder Giambattista Tiepolo met prachtige kleuren vier toppunten van de epische wereldliteratuur in beeld gebracht: de Ilias, de Aeneis, Orlando furioso, en Gerusalemme liborata. Van dit laatste epos, door Torquato Tasso gedicht, verscheen dit jaar een Nederlandse vertaling van de hand van Frans van Dooren die hiermee niet aan zijn proefstuk is waar het om Italiaanse poëzie gaat en nu de kroon op zijn werk heeft gezet. De Gerusalemme liberata verhaalt over de eerste kruistocht die drie jaar (1096-99) duurde en eindigde met de stichting van het rijk van Jerusalem na een bloedige belegering van vijf weken. Tasso laat de kruistocht zes jaren duren om de moeilijkheden van de onderneming op te drijven en... zijn inspiratie vrije teugel te laten.
Het epos bevat twintig canti met een ongelijk aantal stanza's van acht elflettergrepige verzen met rijmschema abababcc. De vertaler heeft dit schema zo goed mogelijk bewaard. Een moeilijkheid daarbij was dat bijna alle woorden in het Italiaans ‘parole piane’ zijn, d.w.z. hebben het hoofdaccent op de voorlaatste lettergreep. Vrijwel elk vers van het epos eindigt op een trochee (-v). Van Dooren heeft in de meeste gevallen het Italiaanse metrum vervangen door tienlettergrepige verzen met mannelijk rijm.
We hebben de vertaling gevolgd met ernaast de uitstekende Italiaanse uitgave van Guglielminetti (Garzanti, Milaan), de vertaler gebruikte een ander (zie hierboven). Het grootschalig epos bevat ongetwijfeld zwakkere delen met mythologische en pseudo-historische uitweidingen. Het duurzaamste zijn niet de strijdtonelen met veldslagen en tweegevechten, maar de lyrische scènes met tal van liefdesperikelen. Niet zelden komt Tasso met zijn persoonlijk ervaren tussen, zijn torment, zijn weemoed, zijn verlangen naar een ‘paradiso perduto’ (vgl. zijn Aminta) en ook zijn sensualiteit die Mondadori verplicht voor zijn trouwens degelijke schooluitgave met commentaar door Piero Nardi een aantal strofen weg te laten.
Het was een hachelijke opgave honderden strofen uit de klank- en klinkerrijkste van alle talen in een zo verschillend taaleigen als het Nederlands om te zetten. Vertaler geeft zelf in zijn nawoord het verlies toe. Enkele vergelijkingspunten, in een recensie noodgedwongen aanwezig, beletten niet dat we de vertaling van Frans van Dooren meesterlijk durven noemen. In de nocturne van VI, 103 waar Erminia in het vijandelijke kamp is geslopen: ‘fea I muti campi e quel silenzio amico’ wordt niet zo gelukkig vertaald door het stereotype ‘land dat rust in pais en vree’. Echt geslaagd is de muziek bewaard van het charmante ‘Vezzosi augelli’ (XVI, 12) trouwens door de Vlaamse componist Jaak De Wert met een madrigaal bedacht. Moeilijk was het een vers als ‘apriche collinette, ombrose valli’ (XVI, 9) met zijn klare a's en i's en zijn schaduwige o's in kleurig Nederlands over te zetten. Het ook door Monteverdi beroemd geworden Combattimento di Tancredi e Clorinda (XII, 52-69) vinden we een van de best geslaagde vertaalde delen, trouwens reeds in de vroeger verschenen bloemlezing Gepolijst albast opgenomen. De donkerste strofe XVIII, 12 (vgl. burg. XXX) eindigt op twee verzen waarvan de klank- en kleurmagie onmogelijk te herdichten is.
Quinci notturne e quindi mattutine
Bellezze incorruttibili e divine
Ook de rijmdwang oefent zijn druk: de trochees worden afgeknot door het ietwat banale machtpracht. Genoeg gepiekerd.
Als vorm is het epos dood en men leest een werk als de Gerusalemme liberata niet in een ruk. Maar ook nu nog, en desnoods in een vertaling als die van Frans van Dooren, kan Tasso door zijn verbeeldingskracht, zijn lyrisch elan, zijn levensdrang, vele lezers boeien.
JvA
| |
Kunst
Albert van Wiemeersch
Prominenten van Beeldende Kunst in de twintigste eeuw 1901-2000, uitg. Lannoo, Kasteelstraat 97, 8700 Tielt, 2003, 240 × 175 mm, 408 bz., gebonden € 22,00 - Albert van Wiemeersch (1920) heeft zijn hele leven gewijd aan de beeldende kunsten. Nadat hij de tijdschriften Kijk (1950) later Kunstecho's publiceerde, heeft hij in 1969 de galerie Kunstforum gesticht in Schelderode, waar hij dertig jaar lang individuele en groepstentoonstellingen organiseerde met het accent op Cobra en de Nieuwe Figuratie. Daarna volgden zestig Kunstpockets en grotere uitgaven als Contemporary Painters and Sculptors in Belgium (1973), Internationaal Lexicon van de moderne beeldende kunst (1988 en 1995) en herinneringen: Mijn omgang met kunst (2000). Nu verrast hij toch wel met dit omvangrijk en goed gedocumenteerd boek over Prominenten, een naslagwerk waarin 1340 kunstenaars, geboren tussen 1870 en 1970 zijn opgenomen, een internationaal alfabetisch repertorium van de betekenisvolle figuren en ook van de opeenvolgende strominge en disciplines in de beeldhouwen schilderkunst. De auteur hanteerde een nauwkeurig selectiesysteem. Volledigheid is hier natuurlijk ondenkbaar. Hij steunde op overtuigende originaliteit, karakteristieke eigenschappen qua thema, vorm, kleur, materie, techniek, buitengewone realisaties, grote opdrachten, weerklank in de media, beïnvloeding en eigen invloed, werk in musea, grote exposities. Ik heb de Belgischa c.q. Vlaamse kunstenaars opgezocht en kwam tot een bijzonder hoog aantal kwalitatieve namen. Bijvoorbeeld bij de letter L: Labisse, Lacaisse, Lacomblez, Laenen, Lafontaine, Landuyt, Legrand, Lempereur-Haut, Lannep, Leplae, Lismonde, Lohaus. Er staat enorm veel tekst in dit boek in een aangename lay-out. Elke kunstenaar kreeg circa twintig regels - dit alleen moet een tuchtvolle
beheersing veronderstellen - en deze tekst wordt gevolgd door de webadressen, waar de lezer afbeeldingen van de werken van deze kunstenaar kan vinden. Dit werd dus een boek om te lezen en om te bekijken op internet. Van Wiemeersch roept geregeld duidelijke beschouwingen en opinies van oordeelkundige critici en kunsthistorici ter hulp via citaten en recensies. Dit boek vormt een compact geheel, strict opgesteld, zonder veel uitweidingen of onnodige persoonlijke interpretatie. Kortom, dit werd een uitnemende informatiebron. Al wie met de hedendaagse beeldende kunst begaan is, zal deze publicatie herhaaldelijk en met vrucht kunnen consulteren.
fb
| |
Luk Lambrecht
2000-2002 Young Artists [selected by] Luk Lambrecht, uitg. Witte Zaal, Zwartezustersstraat 34, 9000 Gent, 2003, geïll. met kleurenreproducties, 210 × 160 mm, 60 blz. (z.p.), ingenaaid. - Frans Aerts, departementshoofd Beeldende Kunst van het Sint-Lucasinstituut verantwoordt deze publicatie. De studenten die het instituut verlaten kunnen best nog een duwtje in de rug gebruiken bij de start en uitbouw van een artistieke carrière. Elk jaar worden afgestudeerden van de voorbije drie jaar uitgenodigd om hun werk voor te leggen aan een autoriteit op het gebied van de actuele kunst. Na Jan Hoet, Lex ter Braak en Chris Dercon werd voor 2000-2002 Luk Lambrecht uitgenodigd een selectie voor te stellen. Deze keuze wordt in dit boek getoond. Het wordt aldus mogelijk met tentoonstelling en publicatie de grote tendensen van de hedendaagse kunst af te bakenen. In een inleidend opstel schrijft Luk Lambrecht o.m. dat ‘Belgische kunstenaars aan onze academies goed opgeleid worden op het vlak van het technisch-kunnen. Belgische schilders maken het mooie weer uit in het buitenland, daar waar onze (jonge) kunstenaars bijna totaal spoorloos zijn op het forum van de grote internationale tentoonstellingen waar ideeën over de ongemeen snel veranderende wereld aan het vertrekpunt (moeten) liggen voor een beeldend discours’. Negen jonge kunstenaars komen ter sprake in dit boek: houtskooltekeningen van Stijn Cole, muurtekeningen van Eva de Leener, van Hadelijn Dewilde constructies met vilt, leder en polyester, een reeks sterke zelfportretten in olieverf van Isabel Ginneberge, een schoolportret van Kadirya Elma, dingen zonder titel in plaaster, lak, acryl door Lieven Leurs, een aangrijpende installatie van Tynni Oorlynck, olieverfwerken en foto's uit Beirut van Vadim Vosters en stripachtige kleurige tekeningen o.a. een knap ‘Roodkapje’ van Karel Wouters en Josine Timmers. ‘Kunstenaars moeten uit de
voorspelbaarheid van de kapitalistische beeldlogica treden en resoluut kiezen voor de ontwikkeling van een beeldtaal die wringt met de algemene perceptie van de gangbare wereld’ is een van Lambrechts besluiten of wensen. Dit keurige boek probeert dit alvast te bewijzen.
fb
| |
Archeologie in Vlaanderen. VII
Uitg. door het Instituut voor het Archeologisch Patrimonium, p.a. Phoenixgebouw, Koning Albert II-laan 19 bus 5, 1210 Brussel, 2003, geïll. met tekeningen en zwart-wit foto's, 305 × 215 mm, 328 blz., ingenaaid met harde kaft. - Het zevende jaarboek van het Instituut voor het Archeologisch Patrimonium bezorgt ons een reeks uitvoerige verslagen van hun opgravingen in de periode 1999-2000. Het toont ons inderdaad, zoals het in de persnota staat, hoe waardevol het Vlaamse bodemarchief is. In deze fraai uitgegeven publicatie ligt de nadruk op de opgravingen op Oostende met de studie van leerresten uit het verlaten vissersdorp Walraversijde en vooral met het archeologisch en fysisch-antropologisch onderzoek onder Visserskaai en het Mijnplein aldaar. Daar werden o.a. beenderen van slachtoffers gevonden die mogelijk betrokken waren in het beleg van Oostende (1604), dat volgend jaar zal worden herdacht. Uiteraard komen ook andere opgravingen aan bod: o.a. een muntdepot uit Geel, Gallo-Romeinse crematiegraven in Huise, midden-paleolithische nederzettingen in Veltwezelt-Hezerwater, een muntschat in Tongeren en middeleeuwse en Romeinse sporen in Zandvoorde, Ettelgem en Brugge. Met andere woorden een boeiend overzicht van hun activiteiten en rijke aanvulling van het historisch verleden van Vlaanderen.
jlm
| |
Lurinda Dixon
Bosch, uitg. Phaidon Press Limited, Alberdingk Thijmstraat 4, 1054 AJ Amsterdam, 2003, geïll. met hoofdzakelijk kleurenfoto's, 220 × 162 mm, 352 blz., ingenaaid - Dit rijk geïllustreerde boek bevat een overzicht van het oeuvre van de bekende kunstenaar Hiëronymus Bosch. Traditioneel bezorgt de auteur ons naast een biografische levensschets, waarover we uiteindelijk weinig weten, ook een uitvoerige kijk op de schilderijen van deze meester. Leuk hierbij zijn het groot aantal afbeeldingen, waarvan vele details, en het bijhorende vergelijkingsmateriaal. Met andere woorden deze professor van de Universiteit van Syracuse (New York) beschrijft niet alleen de vele werken, maar zorgt ervoor dat ze in het tijdskader van de vijftiende eeuw worden ingepast en worden vergeleken met andere schilderijen, prenten of tekeningen. Hierbij komen ook de wel bekende aspecten van alchemie, astrologie en scheikunde ter sprake. Deze studie behoort tot een reeks waarin ook vele andere kunstenaars worden behandeld.
jlm
| |
| |
| |
Catalogus tentoonstelling Anversa & Genova. Een hoogtepunt in de barokschilderkunst
Uitg. Kon. Museum voor Schone Kunsten Antwerpen, Plaatsnijdersstraat 2, 2000 Antwerpen, 2003, geïll. met hoofdzakelijk kleurenfoto's, 295×248 mm, 168 blz., ingenaaid - Naar aanleiding van Europalia Italia vindt tot 4 januari 2004 een tentoonstelling plaats onder de titel Anversa & Genova. Een hoogtepunt in de barokschilderkunst. Deze tentoonstelling schetst voor het eerst een beeld van de wisselwerking tussen Vlaamse en Genuese kunstenaars in de zeventiende eeuw. We mogen namelijk niet vergeten dat het verblijf van Rubens daar onmiskenbaar een grote invloed heeft uitgeoefend op heel wat plaatselijke kunstenaars. Ook Van Dijck moet hierbij worden vermeld. Beiden hadden nogal wat cliënteel in de Ligurische havenstad die toen tot voornaamste steden van Europa behoorden. En ook Frans Snijders en Jan Wildens verkochten er hun werken. Enkele Vlamingen hebben er zich zelfs gevestigd: Jan Roose, Cornelis en Lucas de Wael. Die invloed op de schilderkunst ligt vooral in de overname van compositieschema's en in het koloriet. Dit betekent evenwel eveneens dat de kwaliteit van bepaalde schilderijen niet altijd tot de topwerken kunnen worden gerekend. De bijhorende en fraai uitgegeven catalogus, waaraan traditioneel een resem specialisten hebben meegewerkt, bezorgt ons daar natuurlijk een overzicht van. Het lijkt mij dat boekwerk boeiender is dan de tentoonstelling zelf.
jlm
| |
Catalogus tentoonstelling Pracht en praal van de Paus. Schatten uit het Vaticaan
Uitg. Ludion en Museum Catharijneconvent (Lange Nieuwstraat 38), Amsterdam-Utrecht, 2003, geïll. met hoofdzakelijk kleurenfoto's, 280 × 230 mm,, 140 blz., ingenaaid - Met de nodige Hollandse hoogdraverij werd op 10 september 11. in het Museum Catharijneconvent in Utrecht de tentoonstelling Pracht en praal van de Paus. Schatten uit het Vaticaan geopend. Iedereen kon er zich vergapen aan allerlei pronkstukken die voor de laatste elf pausen werden gemaakt en nu nog steeds worden bewaard in de Vaticaanse sacristie: mijters, tiara's, kazuifels, ringen, kelken, patenen, koorkappen, borstkruisen, rituele hamers, kruisstaven, pontificale schoenen en dito blakers, cibories en dergelijke. Ze tonen ons het rijke roomse leven van weleer. Educatief en aanvullend waren de grote beeldfragmenten die de plechtigheden filmisch weergaven waarbij die luxe objecten werden gebruikt. De catalogus was eigenlijk interessanter dan de tentoonstelling. Aan de hand van een reeks goed geschreven artikels krijgen we een overzicht van die liturgische en kerkelijke gebruiksvoorwerpen en paramenten met een beschrijving, met hun functie en met hun doel. Ook hier ondersteunen foto's terecht de tekst. Meteen zijn een aantal verloren gegane liturgische handelingen en gebruiken vastgelegd. Daarom alleen is zo'n uitgave belangrijk.
jlm
| |
Architectuur
Marc Dubois
Nieuwe architectuur in Brugge. Contemporary architecture in Bruges, uitg. Stichting Kunstboek, Legeweg 165, 8020 Oostkamp, 2002, tweetalige editie Nederlands-Engels, geïll. met zw.-w.- en kleurenfoto's, 227 × 227 mm, 84 blz., genaaid € 19,80 - Brugge wordt, vooral in de toeristische literatuur, meestal als een middeleeuwse stad betiteld. Dit is evenwel niet zo. Natuurlijk, het kronkelende stratenpatroon, de trapgevels en enkele monumentale gebouwen herinneren aan die periode. Recente architectuur kwam er niet of zeker zelden aan bod. Marc Dubois stelt in een recente publicatie correct dat ‘geen enkele stad in België van die grootte een zo uitgesproken visuele grens tussen het historische stadscentrum en haar periferie’ bezit. Intussen begon Brugge wel aan een inhaalbeurt. Sedert het einde van de vorige eeuw kwam er niet alleen hedendaagse invularchitectuur tot stand, maar de bewindslieden kozen ook voor gedurfde nieuwe creaties die de Zwinstad meteen op de werreldkaart van moderne architectuur plaatste. Het gaat hier niet alleen over het nieuwe en door sommigen sterk bediscussieerde concertgebouw op 't Zand of over het paviljoen van de verbeelding op de Burg dat spijtig genoeg het gesuggereerde grondplan en de maquette van de voormalige Sint-Donaaskerk deed verdwijnen. Ook enkele rijwoningen, kantoorgebouwen en verbouwde panden behoren intussen tot de bekendste architectuur uit de 21ste eeuw. Dat tussen de uitzonderlijk grote reeks publicaties over Brugge nu ook een handig overzicht over ‘Nieuwe architectuur in Brugge’ verscheen, mochten we wel verwachten. Het werd geschreven door een specialist ter zake: architect-docent Marc Dubois. Met kennis geeft de auteur een overzicht van die hedendaagse gebouwen. Van de brug die het kanaaleiland met de vesting verbindt werden enkel ontwerptekeningen opgenomen, omdat die nog niet was geplaatst. Dit is nochtans één van de meest
merkwaardigste ensembles in de reeks van die nieuwe ‘monumenten’. Fraaie foto's verluchten en ondersteunen deze uitgave.
jlm
| |
Poëzie
Sjoerd Kuyper
Het lied dat mijn moeder zong, uitg. L.J. Veen, Amsterdam, 2003, verdeeld door Veen Uitgeversgroep, Ternesselei 326, 2160 Wommelgem, 200 × 125 mm, 56 blz., paperback € 13,50 - Ook in deze nieuwe bundel kan de lezer nog altijd iets ervaren van de oude wat distantiërende houding van deze dichter in vroegere bundels. Ook nu, net als vroeger, is het niet altijd meteen en zonder meer gegeven een doorleefde werkelijkheidservaringen en een luchtiger relativerend spel duidelijk van elkaar te onderscheiden. Ze grijpen integendeel op elkaar in en daaruit resulteerde en resulteert allicht ook nu nog het aansprekend vingervlugge, zij het behoedzaam benaderende en aftastende beleven van de dichter. In deze bundel neemt dat echter geprononceerder vormen aan. Hij biedt nu verzen die getuigen van een rustiger evenwicht dat zeker ook steunt op de dichterlijke beleving van een eenheid, van een enkelvoudigheid: één roos, ‘die immers alle in zich draagt’. Dat verlangen naar een berustender, aanvaardende en veredelende houding wordt opgevangen in beelden van het goede en in het verlangen naar wat was of naar het zijn van ‘wie ik al was’, van een geloof ‘in meer dan ooit’, van een weer te worden als het gras. In een kleine reeks verzen speelt de dichter het beeld van ‘gras’ uit. Dat mag allicht als één der voorbeelden gelden voor een telkens weer aan te voelen opwellende levenskracht. Levensaanvaarding in volle overgave of toch een beweging in die richting! Wezenlijk gaat het de dichter inderdaad om fundamentele en eenvoudig menselijke belevenissen, gedachten en gevoelens die van het kind én van de volwassene kunnen zijn. Gras! ‘Wuiven op de wind,/baden in de dauw,/reiken naar de zon,/buigen voor de storm,/geuren na het onweer,.../en herinneringen/zaaien/met mijn geur/als ik sterf,/keer op keer’. Het in vroegere verzen wel eens toegepaste
enigszins naïef ‘verkinderlijken’ dringt zich hier heel wat minder op. Dat wat als naïef-kinderlijk zou kunnen voorkomen, behoudt nu meestal een algemene authenticiteit. In deze verzen ook vormen en beelden van een wezenlijk tekort, die echter vrij vlot en op een aanvaardbare wijze in een positieve zin vervluchtigen. Eens te meer minder scherp geformuleerd dan vroeger. Verzen die hoe dan ook getuigen van een eenvoud die meer dan vroeger zelfs alle vormen van complexiteit weren. Allicht toch ook nog even melden dat ook in deze nieuwe bundel vrij narratief gestelde verzen voorkomen die ongetwijfeld een allegorische meerwaarde hebben. Grootse poëzie? Misschien niet. Maar wel een dichtkunst die gegroeid is vanuit een fijn aanvoelings- en inlevingsgevoelen van de dichter. Dat wordt uiteraard ook van de lezer verwacht.
gg
| |
Bloemlezing uit de poëzie van Maurice Maeterlinck
Samengesteld, ingeleid en vertaald door Stefaan van den Bremt, PoëzieCentrum, Gent, 2002, geïll., 200 mm × 126 mm, 195 blz., paperback € 17,50 - De Gentenaar Maurice Maeterlinck (1862-1949) is de enige Belgische auteur aan wie ooit - in 1911 - de Nobelprijs voor literatuur is toegekend. Als vijftiende deel in de reeks ‘Dichters van Nu’ verscheen bij het PoëzieCentrum Bloemlezing uit de poëzie van Maurice Maeterlinck. In zijn inleiding verbindt Van den Bremt de belangrijke biografische gegevens van Maeterlinck met een analyse van zijn poëzie en met de literaire achtergrond van betreffende periode. De titel Bloemlezing uit de poëzie van Maurice Maeterlinck is enigszins misleidend. Eigenlijk presenteert Stefaan van den Bremt met de vertaling van Serres chaudes (1889) en van Quinze Chansons (1900) de eerste integrale vertaling van Maeterlincks belangrijkste poëzie. Oorspronkelijke tekst én vertaling worden in deze uitgave naast elkaar geplaatst, zodat de lezer zelf de rijkdom en hoge kwaliteit van de vertaling kan ontdekken. Dank zij deze bloemlezing kan de lezer opnieuw kennismaken met een Franstalig hoogtepunt uit het Vlaamse literaire patrimonium. Het is immers veertig jaar geleden dat Maeterlincks poëzie in vertaling binnen het bereik van een breed publiek lag. Alle lof ook voor de uitgever die dit mogelijk heeft gemaakt.
gs
| |
Cathérine de Kock
.onderkomen., uitg. DiVers, Amsterdam:, 2003, 43 blz., € 9,95 - De twee punten waartussen .onderkomen., het debuut van Cathérine de Kock, zich opspant zijn de twee oerpolen van het bestaan: het zijn en het niet-zijn. De dichteres onderzoekt de aan- en afwezigheid en de mogelijkheden daartussen. Ze vraagt zich af hoe iets dat afwezig is er toch nog kan zijn en hoe het komt dat wat men kwijt wil opdringerig kan blijven kleven. Maar het moet gezegd: er ontbreekt nogal wat in De Kocks gedichten: er wordt gevlucht, gemist, verlaten, vergeten en verloren. Het draait in deze bundel om de vraag naar de mogelijkheid om samen te komen en om samen te zijn. Dat is het wat er op het spel staat: samen zijn of niet zijn. De Kock onderzoekt de voorwaarden daarvoor. Ze stelt het tasten in plaats van het grijpen, het verlangen vervangt de vervulling, de verstilling doet de kreten uitsterven. Waar het zachte tasten door handtastelijkheid vervangen wordt, loopt het mis; waar het aan geduld ontbreekt, wordt de tederheid gemist. En het is net in het tedere gebaar en in de stilte dat de afwezigheid omgebogen kan worden tot aanwezigheid. En ook voor het zijn geldt wat voor het samenzijn de regel is: het bestaat pas echt als er tederheid en geborgenheid is, als je een onderkomen vindt, ook al is het een onderkomen onderkomen. En dat is waarschijnlijk een stukje te vinden in poëzie. Dit is een bundel die zich meer dan eens verzet tegen het grijpen en het snelle begrijpen. Hij zit vol ongemakkelijke zinsconstructies en bizarre associaties. Je moet hem lezen en herlezen, want voor de ontdekking van de langzaamheid is de langzaamheid van de ontdekking nodig. De bundel .onderkomen. is hoe dan ook een verrassend debuut.
cds
| |
| |
| |
Discotheek
Schola Trunchiniensis
Cantus Gallicanus, uitg. Eufoda/Davidsfonds, Blijde-Inkomststraat 79-81, 3000 Leuven, 2002, 1 cd (75 min.), Eufoda 1346, informatieboekje (N, E, F), 40 blz., met de vertalingen van alle gezongen teksten, € 19,95 - Het gregoriaans zoals we het nu kennen, is gegroeid uit een aantal eeuwenoude tradities. In de Karolingische tijd werd het van hogerhand opgelegd. Om door de paus tot keizer gekroond te kunnen worden, liet Pepijn de Korte de Gallicaanse liturgische traditie vervangen door de Romeinse liturgie en zang. De Gallicaanse zang dateert van voor de invoering van het muziekschrift; enkel teksten zijn overgeleverd. Toch ondernemen verschillende onderzoekers pogingen om het Gallicaans te reconstrueren. Fred Schneyderberg zet dit op zeer beknopte en daardoor voor de leek bijzonder moeilijk te volgen manier uiteen in het bijhorende boekje. Dit is de eerste cd die één van de historische wortels van het gregoriaans tot klinken brengt. Hoe de Gallicaanse zang precies geklonken heeft, zal nooit met zekerheid achterhaald kunnen worden, maar zeker is wel dat het andere moet zijn geweest dan het geval is met de gevormde, gepolijste stemmen van de Schola Trunchiensis op deze cd. Althans als we Johannes Diaconus mogen geloven. Omstreeks 880 typeerde hij de ‘kwaliteiten’ van de Gallische zangers als volgt: ‘De alpiene lichamen brengen door het gedreun met de donder van hun stemmen en met de barbaarsheid van een dorstige keel door een soort aangeboren gekraak, net zoals vrachtkarren over een trap, harde tonen voort.’
jvh
| |
Flor Peeters
Orgelconcerto & Missa Festiva, Peter Pieters, orgel, Vlaams Radio Koor o.l.v. Vic Nees, Vlaams Radio Orkest o.l.v. Yoel Levi; Klara MMP 041; met inlegboekje N-E-F, 22 blz.; uitgave Maestro Music Productions, Marktstraat 11, 3680 Maaseik. - Een nieuwe Klara-cd, de derde in de reeks The Flemish Connection, is integraal gewijd aan Flor Peeters die samen met Jaak Lemmens tot de allergrootste Vlaamse organisten ooit gerekend mag worden. Het Orgelconcerto op. 52 is een grootse, monumentale compositie, niet alleen door zijn dimensies (het duurt ruim 40'), maar ook door de soms wat theatrale en volumineus uitgewerkte thema's en door de exuberante cadenza bij het begin van het derde deel. Anderzijds worden de triomfalistische passages - Peeters schreef dit werk toen de Tweede Wereldoorlog in een beslissende fase was getreden - gepast afgewisseld met rustige, meditatieve passages. Het tweede deel is een parel van kleurrijke lyriek. Orkest en solist musiceren zeer snedig en geïnspireerd. De opname is er alleszins in geslaagd om de akoetische problemen die live-uitvoering van dergelijke werken vaak met zich meebrengt, te omzeilen. De opname van de Missa Festiva is historisch, niet alleen omdat het de eerste opname is, maar ook omdat Vic Nees daarmee een dubbele primeur realiseert: op kerstdag 1949 zong hij, als knaap in het Sint-Romboutskoor, mee tijdens de wereldcreatie van diezelfde mis. Bovendien werd de opname gerealiseerd in de abdij van Tongerlo waar Peeters een tijdje ondergedoken leefde, nadat hij had geweigerd concerten te geven in Nazi-Duitsland. De titel laat vermoeden dat het werk zowat dezelfde sfeer ademt als het orgelconcerto. En toch is ook hier weer een evenwicht gerealiseerd tussen euforie en versobering, tussen jubel en ingetogenheid. Een mooie hulde aan een componist die 100 jaar geleden werd geboren.
jvh
Portait of Marcel Poot. Anthology of Flemish Band Music, vol. 2; Brass Band Buizingen o.l.v. Luc Vertommen en Royal Symphonic Band of the Belgian Guides o.l.v. Norbert Nozy; WWM500.090; met inlegboekje, N-E-F, 10 blz. - Na een eerste volume met werk van Paul Gilson, de ‘vader van de Belgische blaasmuziek’, brengen beide ensembles nu werk van wellicht de belangrijkste discipel van Gilson: Marcel Poot (1901-1988). Poot was één van de markantste Belgische componisten van zijn generatie. Zeker geen beeldenstormer, maar een synthetist in de letterlijke betekenis van het woord (deel uitmakend overigens van de componistengroep ‘Les Synthétistes). Zijn muziek is lang niet altijd erg diepzinnig, maar vooral schalks en onbevangen, pittig en levendig. Toch schuwt hij de dramatische conflicten niet, is soms zeer intimistisch en lyrisch, ritmisch bijzonder snedig, met uitgesproken voorkeur voor klassieke vormschema's. In zeer accurate en gedreven uitvoeringen werd een mooie, elf composities tellende bloemlezing samengebracht die Poot ten voeten uit tekent. Van jeugdwerk (Défilé Royal, 1922) tot composities uit zijn latere levensjaren (Diptiek, 1984); van een eerder banale Nuptial March met circusmuziek-allures over het ingenieuze en qua kleurpalet zeer rijke Charlot (naar de films van Charlie Chaplin) tot een imposant Mouvement Symphonique. Een aanwinst voor iedere discotheek, ook de niet-Vlaamse. Het is meteen al uitkijken naar volume 3.
jvh
| |
Literair essay
Dirk van der Meulen
Multatuli. Leven en werk van Eduard Douwes Dekker, uitg. Sun, Amsterdam 2002, verdeeld door uitg. Denis, Vosstraat 341, 2100 Deurne, geïll. met zw.-w.-foto's, 227 × 150 mm, 912 blz., gebonden € 49,50 - Multatuli wordt algemeen beschouwd als de grootste schrijver van zijn tijd en een van de belangrijkste schrijvers van het Nederlandse taalgebied. Reeds tijdens zijn leven, maar vooral sedert zijn dood in 1887 zijn boekenkasten over hem volgeschreven. En tussen 1950 en 1995 verschenen de vijfentwintig delen tellende Volledige werken van Multatuli, met een schat aan biografische gegevens. En toch ontbreekt een recente volledige biografie. Sedert vorig jaar is er nu Multatuli. Het leven en werk van Eduard Douwes Dekker van de hand van Dirk van der Meulen. Daarin bespreekt hij het hele oeuvre van Multatuli met de maatschappelijke context van de negentiende eeuw als achtergrond. De tijd waarin Multatuli leefde wordt door de auteur trefzeker tot leven gebracht. Van der Meulen houdt daarbij ook rekening met de persoonlijke omstandigheden van de schrijver. Van der Meulen onderzoekt - zoals hij al bij het begin het boek aankondigt, de samenhang tussen leven en werk bij Multatuli. Hij gebruikt het oeuvre als bron voor levensbeschrijving en gaat uitgebreid in op de relatie tussen fictie en werkelijkheid in het werk van Multatuli. Het resultaat is een erg leesbaar, haast meeslepend boek. Dat komt vooral omdat Dirk van der Meulen het onderzoek zelf ‘zichtbaar’ maakt voor de lezer: hij plaatst documenten naast elkaar stelt vragen, wijst op lacunes, op tegenspraak... De lezer moet de onderzoeker volgen in zijn onderzoek. Dat vergt een inspanning, maar loont meer dan de moeite. Onder de talrijke biografieën die verschijnen vormt Multatuli. Het leven en werk van Eduard Douwes Dekker van Dirk van der Meulen een hoogtepunt. Alle lof ook voor de uitgever: de vormgeving is
fraai, de illustraties talrijk en het ook landkaarten ontbreken niet. Registers op persoons- en plaatsnamen vergemakkelijken het gebruik. Zelfs een leeslint ontbreekt niet.
gs
| |
Willem Maas
Jacques Gans. Biografie, uitg. de Prom, Amsterdam, 2002, verdeeld door Veen uitgeversgroep, Ternesselei 326 Wommelgem, 215 × 145 mm, 319 blz., gebonden € 26,50 - Toen Jacques Gans (1907-1972) in 1955 voor De Telegraaf ging werken, verbijsterde hij vriend en vijand. De biografie die Willem Maas over Gans schreef, begint met een scène uit 1955. Wanneer Gans een café aan de Amsterdamse Rozengracht binnenstapt, wordt hij furieus uitgescholden door de redactie van Het Parool die er bijeen is: ‘Eruit! Vuile Haagsche Post! Smerige Telegraaf-man!’. De Telegraaf was fout in de oorlog. En Jacques Gans had met zijn in dienst treden van die krant een bocht van 180o gemaakt. Eens een overtuigde communist, trotskist en anti-kapitalist, werd hij de spreekbuis van het kapitaal. Een overloper, kortom. De auteur die bekend werd met romans als ‘Liefde en goudvissen’ en ‘Het vege lijf, had zichzelf verkocht en gekozen voor de lieve centen. En nadat W.F. Hermans een vernietigend stuk over Gans schreef, werd hij uitgestoten als een paria. In zijn vloeiend geschreven biografie nuanceert en corrigeert Willem Maas dit beeld van een platte opportunistische reactionair. Het boek belicht de markante figuur die Gans zijn hele leven is geweest. De lezer maakt kennis met de journalist Gans die ooit zijn loopbaan begon als bohémien, klaploper, tientjeslener en vechtersbaas in Parijs. We volgen Gans, terwijl hij als communist in de straten van Berlijn het Hitlerregime bevecht, maar uiteindelijk op instigatie van Eddy du Perron met dat communisme breekt. Ook Gans als literator die vanuit Parijs intensief correspondeerde met Du Perron en Ter Braak komt ruimschoots aan bod.
Jacques Gans is bij het Vlaams lezerspubliek ongetwijfeld niet erg bekend. Deze biografie biedt een mooie gelegenheid om nader kennis te maken met een bijzonder kleurrijk personage te midden van een woelige tijd.
gs
| |
Literair proza
Christine D'haen
Het huwelijk, uitg. Meulenhoff, Amsterdam, 2003, verdeeld door Standaard Uitgeverij, Belgiëlei 147A, 2018 Antwerpen, 200 × 125 mm, 61 blz., paperback € 17,50 - ‘...Zij is getrouwd. Iemand heeft gewild, zijn leven met het hare samen te leven. Het is iemand, met wie zij denkt haar leven te kunnen leven.’ En goed vijftig bladzijden verder luidt het: ‘Zij moet aanvaarden dat zij haar man en haar dochter en haar zoon onderdrukt heeft en dat die daar nog onder lijden.’ In deze ‘spaarzame ruimte’ brengt Christine D'haen (o1923) in weinig woorden verslag uit over het samenleven van een kunstzinnige vrouw met een man, over hun dromen en illusies. Het huwelijk is het voorlopig sluitstuk van het zelfportret dat ze al in 1989 begon met ‘Zwarte sneeuw’. Het is een flinterdunne novelle: D'haen is geen auteur van grote en vele woorden. De spanning tussen het leven voor de kunst en de zorg voor man en kinderen vormen het leitmotiv. In karige bewoordingen schetst zij op afstandelijke wijze het leven van een vrouw die droomt van een leven van en voor de kunst, die maar één ding écht wil: dichteres zijn. Zonder anekdotiek of vals sentiment worden ook de obstakels die dat leven in de weg staan geschetst. Zij beseft goed dat haar huisgenoten voor haar streven een prijs betaald hebben. Het resultaat is het portret van een huwelijk, eerlijk, ongenadig - óók voor zichzelf -. ‘Levenslang moet haar man leven met haar moeilijk, leven-afwijzend karakter. Levenslang leeft zij met zijn karakter dat niet bij het hare past.’, schrijft ze. En wat verder luidt het: ‘Het huwelijk is het beste op aarde; het is ook de valstrik waarin we, door onze eigen hechting, onontkoombaar vastzitten.’ Omwille van het rake, sobere taalgebruik, de afstandelijkheid (D'haen gebruikt consequent de zij-vorm) en eerlijkheid
is Het huwelijk een kleinood om te koesteren.
gs
| |
Marco Daane en Wieneke 't Hoen
U schijnt de stad niet goed te kennen? Een literaire wandeling door het Antwerpen van Willem, uitg. Bas Lubberhuizen, Amsterdam, 2002, verdeeld door Uitg. Van Halewyck, Diestsesteenweg 71A, 3010 Leuven, geïll. met ca. 50 zw.-w.-foto's, 190 × 105 mm, paperback € 11,45 - Willem Elsschot en de stad Antwerpen zijn onverbrekelijk met elkaar verbonden. Elsschot hield van zijn stad. Hij woonde, werkte en leefde er. Elsschot was een fervent stadswandelaar. Hij zwierf graag door de straten van zijn geboortestad en nam graag bezoekers mee voor een wandeling langs de havenkant en langs de vele kerken, hoven en andere merkwaardige gebouwen en plekken die Ant- | |
| |
werpen telt. De stad was ook het decor van enkele van zijn boeken, zoals Een Ontgoocheling en Het Dwaallicht. Maar ook in Kaas, Tsjip en De leeuwentemmer is Antwerpen onloochenbaar aanwezig. Voor wie in de voetsporen van Willem Elsschot wil treden en de schrijver wil volgen op zijn dwaaltochten door de stad is U schijnt de stad niet goed te kennen? een onmisbare gids. De auteurs nemen de lezer mee voor drie wandelingen. De eerste en langste wandeling brengt de wandelaar langs tal van interessante plekken en bezienswaardigheden in het centrum van de stad en de havenkant. De tweede wandeling voert richting Zuid en het Leienkwartier, de buurt waar Elsschot woonde en werkte. Het Dwaallicht is Elsschots laatste grote werk. De samenstellers van deze literaire wandelgids stippelen een route uit in het spoor van dit verhaal. U schijnt de stad niet goed te kennen? verscheen als tiende deel van een reeks literaire wandelingen. Wie de liefde voor de literatuur en voor het wandelen wil combineren, mag dit boekje en deze reeks niet missen.
gs
| |
Kris Peeraer
Reis naar de begeerte, uitg. Davidsfonds Literair, Blijde-Inkomststraat 79-81, 3000 Leuven, 2003, 222 × 150 mm, 539 blz., gebonden € 35 - Als Max Dreven, de ikverteller en zijn vriendin Eva Wildiers in 1976 het beklemmende ouderlijk huis ontvluchten, zijn ze allebei nog geen achttien. Ze zijn onvoorbereid, maar bezield met een onbestemd romantisch verlangen: ‘Ik wilde kennis van de wereld, ik wilde de begeerte van de reis, ik wilde de wereld zelf.’ Het is het begin van een drie jaar durende zwerftocht. De eerste halte is Parijs, waarna het richting Provence gaat, waar ze hun reisgeld trachten aan te vullen met seizoensarbeid. Dat verblijf in Zuid-Frankrijk wordt plots onderbroken door een ongewenste zwangerschap van Eva. Tijdens Eva's herstel van de abortus droomt Max in het Musée Guimet weg bij de lectuur van boeken over hun geplande reisweg: Turkije, vandaar naar Iran en Afghanistan om via Pakistan en China ten slotte Mongolië te bereiken. Dat zijn de plannen, maar eerst belandt het tweetal nog op Kreta voor de druivenpluk. Na een terugkeer van Max naar Brussel om uitstel van legerdienst te bekomen vindt hij Eva terug in Istanbul. Eva werd aangerand op Kreta en moet, voor de reis verdergezet wordt, haar zelfvertrouwen terugvinden. Ook de centen zijn als sneeuw voor de zon verdwenen en Max en Eva moeten eerst bijklussen eer de tocht kan worden verdergezet. Eva gaat aan de slag als buikdanseres en Max verkoopt intussen souvenirs. Opnieuw wordt Eva (en niet voor het laatst) slachtoffer van mishandeling. Het belet haar niet om konsomatris, een soort escortdame voor rijke Arabieren te worden. Het is voorjaar 1978 wanneer ze Istanbul verlaten en naar het Iran van de Sjah vertrekken. Vandaar gaat het naar Afghanistan. Ze belanden er in een bijzonder turbulente politieke situatie. Max wordt opgesloten; Eva is spoorloos. Uiteindelijk vindt Max haar in Pesjawar, Pakistan terug, volkomen in de war en uitgeput
door de gruwelen die ze heeft meegemaakt. Maar verder dan China raken ze niet: Mongolië blijft een onbereikbare bestemming. Geschiedenis, avontuur, liefdesverhaal, reisdocument en introspectie worden door Kris Peeraer verweven tot een erg aantrekkelijke cocktail. Natuurbeschrijvingen worden afgewisseld en aangevuld met historische achtergrondgegevens. Tegen dat decor beleven Max en Eva hun vaak adembenemende avonturen. De auteur reisde samen met zijn vrouw zes jaar lang door Azië. De authenticiteit van Reis naar de begeerte is geworteld in dat rijke reservoir van eigen ervaringen. Zijn boek is evenwel meer dan een goed gedocumenteerde avonturenroman. De relatie tussen Max en Eva wordt gaandeweg verdiept; hun reis krijgt meer en meer de dimensie van een louterend geestelijk avontuur. Reis naar de begeerte is dan ook een ongemeen boeiend en rijk boek.
gs
| |
Paul Verhuyck
De elektrische man, uitg. De Arbeiderspers, Amsterdam, 2003, verdeeld door Standaard Uitgeverij, Belgiëlei 147A, 2018 Antwerpen, 215 × 135 mm, 192 blz., paperback € 18,95 - In De elektrische man schetst Paul Verhuyck de tragische geschiedenis van de eenvoudige, straatarme dagloner Ambrosius Hoeks (1826-1853). Hij leefde in het Waasland in een tijd zonder elektrische voorzieningen of machines, zonder gas, waterleiding of vuilnisophaaldienst of andere voorzieningen die voor ons vanzelfsprekend zijn. De dagloners hokken in houten huisjes en zijn afhankelijk van het werk dat de enkele rijke herenboeren hun toestoppen. Net als zijn vader en grootvader werkt Ambrosius in de zomer op het land. In de winter verdient hij de kost als voddenman, opkoper van lompen en oud ijzer. Het mag geen verbazing wekken dat bij de simpele bevolking uit de streek nog niet alle heidense tradities teloorgegaan waren en bijgeloof welig tierde. Nadat hij door de bliksem getroffen is, ontdekt Ambrosius bij toeval dat hij over genezende krachten beschikt. Hij kan mensen van hun pijnen verlossen en hun verkrampte gewrichten en ledematen weer losmaken, door zijn overschot aan zogenoemde elektriciteit over te brengen op de zieken. In een eigen brabbeltaaltje, zijn raptaal, bezweert hij de zieken terwijl hij hen knijpt. Het is de start van een blitzcarrière. De patiënten stromen toe, dikwijls tot afgunst van de reguliere dokters, die zich in hun bestaan bedreigd voelen en van de kerk, die het alleenrecht op het bovennatuurlijke claimt. Ambrosius zoekt geen geldelijk gewin; hij laat zijn patiënten zelf bepalen of ze al dan niet een gift willen geven. Zijn genezende gave brengt hem en zijn gezin een zekere welvaart. Maar het geluk is van korte duur: nog geen jaar later wordt de wonderdoener ziek en sterft. Paul Verhuyck heeft zich bij het schetsen van het leven van de imaginaire Ambrosius Hoeks geïnspireerd op de
biografie van een historische figuur: Andries de Clerck (1826-1853), een wonderdokter die lokaal bekend stond als Drieske Nijpers. De elektrische man schetst een overtuigend beeld van het leven op het platteland tijdens de 19de eeuw. Ook de personages zijn levensecht. Opnieuw toont Verhuyck zich een rasverteller. Een roman die een breed publiek verdient.
gs
| |
Paul Claes
Lily, uitg. De bezige Bij, Amsterdam 2003, 210 × 120 mm, 191 blz., gebonden € 18,50. - Paul Claes is bekend als een zeer veelzijdig schrijver, die moeiteloos diverse genres en stijlen aanwendt. Dat leverde tot nu toe ongewone gelaagde historische romans als De sater, De Kameleon en De Phoenix op waarin de auteur zijn grondige kennis van de literatuur etaleert. Met Lily lijkt hij het over een andere boeg te gooien. Deze keer is zijn roman niet in een ver historisch verleden gesitueerd. Lily is het verhaal van een meisje dat opgroeit in een doodgewoon gezin in het katholieke Vlaanderen van de jaren '50. Het boek beschrijft Lily's jeugd tussen haar tiende en haar twintigste levensjaar. In heel eenvoudige bewoordingen schetst Claes haar zoektocht naar zelfvertrouwen, haar relatie met Alice, haar vriendinnetje Alice heeft alles wat Lily niet heeft: charme, lef en verstand. Het boek volgt Lily terwijl zij zich een weg in het leven en de liefde zoekt. En het is geen pad dat over rozen loopt. Een van haar zussen wordt ongewenst zwanger, maar krijgt een miskraam. Lily verliest in een disco de tijd uit het oog terwijl ze met een jongen flirt. Daardoor verschijnt ze te laat op de afspraak met haar vader die haar naar huis zou brengen. Er volgt een kleine ruzie en de autorit eindigt in een ongeluk, waarbij haar vader omkomt en Lily raakt blijvend verminkt aan haar gezicht. En later verliest ze haar baan bij de verzekeringsmaatschappij. Als Alice ten slotte de knappe Max verovert, gaat Lily in op een contactadvertentie. Maar ook haar huwelijk wordt niet echt een succes. Tot overmaat van ramp sterft het dochtertje van Alice aan meningitis als Lily een tijdje op haar past. Claes vertelt Lily's treurige levensverhaal in korte, eenvoudige zinnetjes. Zijn taal is helder en gevoelvol, niet sentimenteel. Maar de ‘eenvoud’ van Claes' nieuwe roman is gedeeltelijk schijn. Claes zou
Claes niet zijn als er niet ook een andere lezing van het boek mogelijk was: achter Lily gaat Lilith, de eerste vrouw van Adam schuil. Zij heeft geweigerd zich seksueel ondergeschikt te maken aan Adam en is sindsdien een soort demon geworden die onheil brengt. Tezelfdertijd is ze ook een sterke onafhankelijke vrouw. Die dubbelheid zit ook in Lily: ‘Tot nu toe had ze altijd ja geknikt, als Eva. Maar diep in haar was er een Lilith die neen wilde zeggen, die haar ogen niet wilde neerslaan, die een man wilde omhelzen als het kussen dat ze nu in haar armen drukte.’ Deze achtergrond geeft diepgang en perspectief aan het verhaal: Lily/Lilith krijgt er een tragische dimensie door. Zonder deze diepere laag blijft Lily een wreed verhaal dat ondanks de vele rampzalige gebeurtenissen nooit echt aangrijpt.
gs
| |
Jeugdliteratuur
Johanna Nilsson
Mosland, uitg. Afijn, Amsterdam, 2003, verdeeld door uit. Clavis, Vooruitzichtstraat 42, 3500 Hasselt, geïll. met tekeningen van Tina Duyvejonck, 215 × 150 mm, 118 blz., ingebonden € 14,95 - De elfjarige Sebastian brengt met zijn ouders de zomervakantie door in een geïsoleerd huisje in een bos. Hij voelt er zich alleen en het feit dat zijn ouders geregeld ruziën, vergroot zijn eenzaamheid. Als hij wil weglopen, ontmoet hij Robin, een meisje dat in het bos leeft. Bijna elke nacht sluipt hij het huis uit en verkent samen met Robin de omgeving. Robin spreekt over Mosland en ze vertelt de wonderlijkste verhalen over wezens die er wonen. Het meisje is duidelijk op de vlucht, maar over haar verleden laat ze niet veel los. Toch ontdekt Sebastian stilaan het geheim van Robin.
De ikfiguur Sebastian is een wat bange, schuchtere jongen. Hij verwijt zijn ouders een gebrek aan moed om hun problemen uit te praten. Robin voelt zich in de steek gelaten door haar ouders en creëert een eigen fantasiewereld rondom zich. Voor beiden is hun verbeelding een uitlaatklep om de tekorten van de volwassenen en hun eigen eenzaamheid en verdriet te vergeten. Het verlangen naar vriendschap en een goede verstandhouding tussen kinderen en hun ouders vormt het thema van dit boek. Het is niet echt spannend, maar door de doordachte opbouw prikkelt het toch de nieuwsgierigheid. Dit uit het Zweeds vertaalde verhaal is gevoelig en poëtisch. Het is geschikt voor kinderen van tien a twaalf jaar.
rds
| |
Anne Rutyne
Prinses van de steppe, uitg. Davidsfonds/Infodok, Blijde-Inkomststraat 79-81, 3000 Leuven, 2003, 220 × 145 mm, 117 blz., ingebonden € 9,95 - De koning van de Sarmaten sluit en verbond met de Scythen om sterker te staan tegenover de veroveringsdrang van de Perzische koning Darius. Zijn dochter Sasja zal worden uitgehuwelijkt aan de Scythische prins Marit. Sasja is evenwel te rebels en te eigengereid om Marit te behagen en hij wijst haar af. Toch blijven de twee gefascineerd door elkaars persoonlijkheid. De hatelijke rivale Valentina zorgt ervoor dat Marit verbannen wordt en daagt Sasja uit. Sasja wint het tweegevecht en doodt Valentina. Ze gaat Marit achterna en zo begint een tocht door de steppe vol gevaar en avontuur. Sasja ontmaskert bij een bevriende bevolkingsgroep een valse sjamaan, ze worden achtervolgd door Perzische krijgers en kunnen ternauwernood ontsnappen als ze in een grafheuvel vallen. Maar als Sasja dat alles overleeft, kan het vonnis voor de dood van Valentina haar nog het leven kosten.
Het verhaal speelt zich af in 514 voor Christus, op de eindeloze steppen ten noorden van de Kaspische Zee. De ruitervolkeren, zoals de Sarmaten en de Scythen, zijn gedwongen zich te verenigen tegenover de Perzische belagers. Daarheen het
| |
| |
verhaal zit indirect heel wat informatie over de levenswijze van deze volkeren. Het verhaal is vooral spannend door de snel wisselende gebeurtenissen, de gevaren en listen die Sasja en Marit moeten trotseren. Stilaan leren ze elkaar beter kennen en worden ze verliefd. Dit vleugje romantiek is goed gedoseerd en ook het wenvervullende einde komt niet sentimenteel over. Beide hoofdpersonages zijn levendig getypeerd. Vooral Marit dwingt met haar koppigheid en trots, haar moed, vechtlust en zelfstandigheid respect af. Een vlotte schrijfstijl en tussentijdse climaxen houden de lezer in de ban. Voor 12-jarigen en ouder is dit een heel toegankelijk avontuurlijk en boeiend verhaal.
rds
| |
Martha Heesen
Toen Faas niet thuiskwam, uitg. Querido, Amsterdam, 2003, verspreid door WPG Uitgevers, Maarschalk Gérardstraat, 2000 Antwerpen, 213 × 135 mm, 87 blz., paperback € 11,50 - De vijftienjarige Petrus kijkt terug op de langste dag uit zijn leven, zowat een jaar geleden. Hij vertelt wat er toen gebeurde en haalt via flashbacks herinneringen op aan vroegere jaren. Zo wordt stilaan duidelijk hoe de relatie tussen Petrus, zijn elfjarige broer Faas en zijn vader toen was. Faas is een dromer die in zijn eigen wereldje leeft. Hij is onberekenbaar en loopt geregeld zomaar weg, omdat hij iets moet gaan bekijken en bestuderen. Hij legt alles daarna vast in tekeningen en schilderijen. Petrus moet hem telkens terughalen als hij wegloopt en dat zint hem niet. Acht maanden voor die bewuste dag is hun moeder gestorven. Sindsdien is het gezin ontredderd. Faas had vooral contact met zijn moeder maar nu ze weg is, heeft hij zich in zichzelf gekeerd. Vader is apathisch geworden van verdriet en Petrus moet tussen de twee in stand zien te houden. Op een avond verdwijnt Faas en komt niet terug. Als ze hem 's morgens terugbrengen is de vervreemding in het gezin compleet. Petrus neemt het heft in handen, probeert zijn vader aan het werk te zetten en op te beuren en ondertussen uit te vissen waar zijn broer heeft uitgehangen. Hij wil het tij keren.
Zoals in haar vroeger werk brengt Martha Heesen opnieuw een diepgaand psychologisch portret van pubers in een moeilijke situatie. Subtiel en genuanceerd typeert ze Petrus en Faas in hun relatie tot elkaar en tot hun ouders. De ongrijpbare, ‘geschifte’ Faas wordt een fascinerend personage dat slechts af en toe in zijn ziel laat kijken. Petrus analyseert de onhoudbare situatie, blikt terug en zoekt oplossingen om te ontsnappen uit het keurslijf waarin hij zit. De plot is minutieus opgebouwd. Door de gebeurtenissen van uur tot uur en de flashbacks krijgt de lezer stilaan een volledig beeld van wat er aan de hand is. Een sobere en suggestieve climax besluit het verhaal. De auteur verweeft meesterlijk het verwerken van verdriet om de dood van een moeder met het onvermogen om te communiceren. Ze hanteert een rijke taal met vinnige dialogen, gevatte observaties en suggestieve beschrijvingen. In weinig woorden kan ze situaties haarscherp beschrijven en personages levensecht neerzetten. Een ‘literair’ maar toch heel begrijpbaar en aangrijpend verhaal voor jongeren vanaf twaalf jaar.
rds
| |
Klaus Kordon
Honderd jaar en een zomer, uitg. Van Holkema & Warendorf/ Lannoo, Kasteelstraat 97, 8700 Tielt, 2003, vertaald door Gerrit Bussink, 220 × 145 mm, 288 blz., ingebonden € 17,95 - De 21-jarige Eva Seemann schrijft het relaas van de voorbije zomer neer, gericht aan haar betovergrootmoeder Mine. Ze raakte gefascineerd door de figuur van Mine, toen ze kort na de val van de Berlijnse Muur voor het eerst haar opa Robert ontmoette. Eva en haar familie wonen in Bremen en de breuk met Robert, die in Oost-Berlijn woonde, was volledig. In de zomer van 1998 gaat Eva in op een verzoek van Robert om naar Berlijn te komen. Hij woont nog in het huis van Mine dat nu dreigt te worden gesloopt. Eva leert er de geschiedenis van haar familie tijdens de laatste honderd jaar kennen. Ze wordt verliefd op Gregg, een joods-Russische immigrant en zet zich samen met een groep idealisten en daklozen in om de sloop van de oude huizenrij te verhinderen. Dit boek beschrijft de familiegeschiedenis van vier generaties in een Berlijns huis. De jonge, nieuwsgierige Eva is de verbinding tussen de generaties. Ze groeit op enkele maanden uit tot een krachtige persoonlijkheid, een evenbeeld van de sterke vrouwen die haar in de familie voorgingen. Hun geschiedenissen worden stapsgewijs doorheen het verhaal verteld. De emotionele band over de generaties heen wordt geconcretiseerd in het oude huis enerzijds en in de structuur van het verhaal anderzijds. Eva beschrijft namelijk de voor haar ingrijpende gebeurtenissen van de zomer en het najaar 1998 in briefvorm aan Mine. Eva wil journaliste worden. Ze gelooft in veranderingen en wil historische gebeurtenissen begrijpen en analyseren. Doorheen het verhaal groeit ze uit tot een zelfbewuste jonge vrouw. De auteur kiest voor een hoofdfiguur die als kind meemaakte hoe de Muur families scheidde en van elkaar deed vervreemden. Als jong volwassene kan ze na de val van de Muur die kloof overbruggen, maar dat verloopt moeizaam.
Haar grootvader Robert bleef steeds een trouwe aanhanger van het socialistische gedachtegoed van de DDR. Moet hij zich nu verantwoorden en schuld bekennen? Doorheen discussies en ontmoetingen met tal van mensen ervaart Eva dat antwoorden niet zwart-wit zijn. Ze leert nuanceren en ziet in dat standpunten kunnen blijven verschillen, met respect voor elkaars overtuiging. De problematiek van West- en Oost-Duitsland, van de val van de Muur en het moeizame samenleven van Wessies en Ossies, zit in dit boek verweven. Dit is een sfeervol en accuraat geschreven historisch verhaal met scherpe analyses en een sterke sociaal bewogen ondertoon. Het brengt een rijk palet van thema's naar voren, waaronder de schuldvraag van de Duitsers tegenover de Tweede Wereldoorlog en de schaduwzijden van een kapitalistisch systeem waarin geldgewin domineert.
Klaus Kordon schreef eerder al een aantal knappe boeken over de Duitse geschiedenis van de voorbije eeuw. In dit verhaal zitten talrijke autobiografische elementen en staat zijn sterke bewogenheid weer voorop. Zo stelt hij ook duidelijk de rol van schrijvers (via Robert) en journalisten (via Eva) ter discussie. Af en toe komt de boodschap al te expliciet naar voren en is de analyse van Eva erg scherp en volwassen. Toch stoort dit niet echt, omdat er veel afwisseling en vaart in het verhaal zit. Het boek boeit, omdat het een verhaal vertelt met een ziel en met een optimistische levensvisie, namelijk dat het onmogelijke mogelijk is op voorwaarde dat je echt voor iets gaat. De kleurrijke personages, over generaties en sociale klassen heen, zijn levensecht en gevat geportretteerd. Wie als adolescent of volwassene op zoek is naar een vlotgeschreven sociaal-historisch verhaal vindt hier zijn gading.
rds
| |
Carl Hiaasen
Uil, uitg. Lemniscaat, Rotterdam, 2003, verdeeld door uitg. Denis, Vosstraat 341, 2100 Deurne, Nederlandse vertaling van Aleid van Eekelen-Benders, 220 × 150 mm, 250 blz., gebonden € 14,95 - Roy Eberhardt is pas verhuisd naar Florida en gaat er naar de middelbare school. Hij wordt al vlug gepest door de bullebak Dana Matherson maar krijgt onverhoopt steun van de beresterke Beatrice Leep. Wat hem evenwel vooral bezighoudt is de zoektocht naar een jongen die op blote voeten van de schoolbus wegrende. De jongen Harderhand blijkt de stiefbroer van Beatrice te zijn. Harderhand bindt de strijd aan tegen een pannenkoekenmultinational die een nieuwe vestiging wil bouwen op een verlaten terrein. Op de bouwplek wonen enkele uilenparen in holen in de grond. De bulldozers dreigen de uilenfamilies meedogenloos uit te roeien. Harderhand gaat in zijn sabotage drastisch en heel inventief te werk. Moet Roy zijn hoofd of zijn hart laten spreken? Hij steunt Harderhand ten volle maar hij zoekt eerlijke, slimme middelen om de bouw van het pannenkoekenhuis te verhinderen.
Allerlei aspecten worden in dit verhaal handig door elkaar geweven: de aanpassingsmoeilijkheden van Roy, de voortdurende pesterijen van Dana, het mysterie over de identiteit van de jongen en de sabotagedaden op het bouwterrein. De personages zijn veelal typetjes die soms karikaturaal en ironisch worden neergezet, o.a. de logge en domme pestkop Dana, de naïeve agent Delinko en Curly, de technisch verantwoordelijke van het bouwterrein. Alleen Roy is een gewone jongen uit een modaal, liefhebbend gezin. De andere kinderen, zoals Dana en Beatrice, hebben apathische ouders. Harderhand is zelfs voortdurend op de vlucht omdat zijn moeder hem kwijt wil en hem steeds in inrichtingen stopt. Het boek is luchtig van toon en vaak heel grappig. Via het pannen-koekenconcern steekt de auteur de draak met pseudo-schoonheid en valse schijn, met machtsmisbruik en met de alomtegenwoordige media. Via de reddingsactie voor de uiltjes pleit de auteur voor het behoud van de laatste ongerepte stukken natuur. Er zit vaart in het verhaal door de snelwisselende scènes, de vlotte dialogen en de spannende, soms hilarische gebeurtenissen. Een ontspannend, vermakelijk verhaal voor jongeren vanaf twaalf jaar.
rds
| |
Corien Botman
Leif, mijn lief, uitg Querido, Amsterdam, 2003, verspreid door WPG Uitgevers, Maarschalk Gérardstraat 2, 2000 Antwerpen, 213 × 135 mm, 112 blz., paperback € 11,50 - De zeventienjarige Co (Cornelie) gaat met haar beste vriendin Bies op vakantie naar een buitenhuis in Ibiza. Voor Co is het een vlucht, want ze heeft ruzie met Seger, met wie ze twee jaar geleden een relatie begon. In het buitenhuis zijn verscheidene vakantiegangers, maar Co zondert zich af. Ze kropt haar verdriet en emoties op. Toch is er zoveel om over te praten: haar stukgelopen relatie met Seger, die ze Leif noemt naar zijn Deense grootvader en haar relatie met Bies die ze zowat gedumpt heeft de laatste maanden. Pas als Co en Bies weer kunnen aanknopen bij hun vroegere vriendschap komt alles naar boven en kan Co vrijuit praten. Als ze weer naar huis keert, heeft ze haar keuzes gemaakt.
Deze jeugdroman is heel zorgvuldig opgebouwd: de oneven hoofdstukken spelen zich af op Ibiza, de even hoofdstukken zijn flashbacks van de voorbije jaren en naar het eind toe komt alles samen in een verrassende ontknoping. De schrijfster besteedde veel zorg aan de vaak associatieve overgangen tussen de hoofdstukken. In dit boek wordt de psyche van Co treffend getypeerd. Ze is een zwijgzaam, aanhankelijk meisje dat zich stilaan volledig heeft weggecijferd in haar relatie met Seger. Ze gaf haar hartsvriendin Bies op en stopte met zwemmen waarin ze zo goed was. Het verhaal geeft een knap beeld van de eerste liefde die onvoorwaardelijk, overweldigend en allesopslorpend is. Co ziet in haar jeugdige overmoed alles in functie van haar relatie met Seger. De gekwetste gevoelens van Co, maar vooral de frustratie door het onvermogen tot communiceren worden heel direct en doorleefd weergegeven. Co zwijgt, omdat ze niet de juiste woorden vindt en dat doet haar inwendig bijna barsten. De schrijfster hanteert een sensuele en suggestieve schrijfstijl zonder te vervallen in cliches of meligheid. De gevatte situatieschetsen en de kernachtige, soms heel beeldende beschrijvingen verrassen vaak. Een meeslepend, goed geschreven boek voor adolescenten.
rds
| |
Mireille Geus
Virenzo en ik, uitg. Lemniscaat, Rotterdam, 2003, verdeeld door uitg. Denis, Vosstraat 341, 2100 Deurne, 220 × 150 mm, 114 blz., gebonden € 11,95 - De Surinaamse jongen Virenzo en Jan zijn goede vrienden. Ze zitten in de laatste klas van de basisschool en trekken steeds samen op. Virenzo weet van aanpakken en houdt van grapjes. Jan is eerder stil en heeft niet zoveel zelfvertrouwen. Na een ruzie wacht Virenzo op zater- | |
| |
dag niet op Jan om naar de zeilclub te gaan. Virenzo vertrekt met een andere boot dan Jan. Er steekt een zware storm op en de boot kapseist. Virenzo overleeft het ongeval niet. Jan kan haast niet geloven dat Virenzo dood is. De begrafenis en de daaropvolgende dagen brengen toch troost dankzij zijn ouders en de moeder van Virenzo. In dit debuut schetst de auteur een realistisch portret van de vriendschap tussen twee jongens die op het eerste gezicht veel van elkaar verschillen. In het eerste deel van het boek krijgen we het dagelijkse leven van beide jongens in complementaire hoofdstukken. De auteur beschrijft dezelfde gebeurtenissen namelijk eens vanuit het standpunt van Virenzo en eens vanuit het standpunt van Jan. De eigenheid van de twee jongens komt zo mooi naar voren. Vooral de thuissituatie van Virenzo en de manier waarop hij zich door alles heen slaat, is gevat beschreven. Na het fatale ongeluk verwoordt de auteur treffend de verwarring en het verdriet van Jan. Een rode pet, als symbool van hun vriendschap, en het verhaal van De gebroeders Leeuwenhart van Astrid Lindgren betekenen voor Jan de start van het verwerkingsproces. Een gevoelig en ontroerend verhaal over vriendschap, dood en afscheid nemen voor kinderen van elf à dertien jaar.
rds
| |
Varia
Cultureel jaarboek 2001. Provincie Oost-Vlaanderen
Uitg. in opdracht van de Bestendige Deputatie van de provincie Oost-Vlaanderen, p.a. Prov. Administratief Centrum ‘Het Zuid’, W. Wilsonplein 2, 9000 Gent, 2003, geïll. met hoofdzakelijk kleurenfoto's, 285 × 210 mm, 238 blz., ingenaaid. - Naar goede gewoonte publiceerde het Oost-Vlaamse provinciebestuur, afd. Cultuur, recent het Cultureel Jaarboek 2001. Het is het 55ste deel. Zoals steeds wordt verslag uitgebracht over het provinciaal beleid op het gebied van taal- en letterkunde, bibliotheekwezen, podiumkunsten, muziek, beeldende kunsten, vormgeving en film, geschiedenis en volksontwikkeling... Al die verscheidene aspecten komen uitvoerig aan bod en worden, zoals ook in de vorige jaarboeken, rijkelijk geïllustreerd. Het bezorgt ons een duidelijk beeld over de werking van deze dienst.
jlm
De recensies werden geschreven door:
cds: Carl de Strycker |
fb: Fernand Bonneure |
gg: Guido Goedemé |
gs: Geert Swaenepoel |
jlm: Jean Luc Meulemeester |
jva: Jules van Ackere |
jvh: Jaak Van Holen |
rds: Ria de Schepper |
| |
Zoekertje
Te koop: West-Vlaanderen en Vlaanderen, vanaf nr. 1 van jg. 1952 t.e.m. nr. 297 - alle jaargangen zijn volledig + 3 themanummers. Prijs overeen te komen.
Zich wenden tot mevr. Mahieu-Van Keirsbilck, Naaldenstraat 17, flat 107, 8000 Brugge, tel. 050-35 39 33
|
|