| |
| |
| |
Bibliotheek
Beeldende kunst
Archeologie in Vlaanderen. VI. 1997/1998, uitg. Instituut voor het Archeologisch Patrimonium, Zellik, 2002, 298 × 210 mm, 336 blz., zwart-wit- en kleurenillustraties, harde kaft, genaaid. - Voor de zesde maal gaf het Instituut voor het Archeologisch Patrimonium van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap begin 2003 een jaarboek uit. Ditmaal gaat het om de periode 1997-1998. Gewoontegetrouw hebben verschillende medewerkers een wetenschappelijke bijdrage geschreven over het onderzoek waarmee ze in die periode bezig waren of over de opgravingen die ze op dat ogenblik leidden. De artikelenreeks is chronologisch gerangschikt. Dit betekent dat de eerste teksten handelen over aspecten van de prehistorie in Vlaanderen en verder doorlopen over de Romeinse tijd tot in de Middeleeuwen. Tussen die bijdragen valt zeker het onderzoek op over de Keltische goudschat die in Beringen werd gevonden en over nederzettingssporen uit de Romeinse tijd en de Middeleeuwen in Sint-Andries nabij Brugge. Daar gebeurden de opgravingen in samenwerking met de Stedelijke Archeologische Dienst van Brugge. Verder komen nogmaals de opgravingen in Varsenare, Walraversijde (Oostende) en in Zeebrugge ter sprake. Een artikel over een zestiende-eeuws depot van gouden en zilveren munten uit Zingem sluit de reeks opstellen af. Het toont inderdaad, zoals minister Paul Van Grembergen het in zijn woord vooraf schrijft, de verscheidenheid van het lopende wetenschappelijk onderzoek en de rijkdom van het Vlaamse archeologische erfgoed. Het is goed dat het resultaat van dit onderzoek geregeld in boekvorm verschijnt. Alleen betreuren we dat deze publicaties met enkele jaren vertraging worden uitgegeven.
jlm
| |
Ludo Beheydt
Eén en toch apart. Kunst en cultuur van de Nederlanden, uitg. Waanders Uitgevers, Zwolle & Davidsfonds, Blijde-Inkomststraat 79-81, 3000 Leuven, 2002, met kleurenillustraties, 320 × 255 mm, 304 blz., ingebonden € 62,50. - De culturele link Noord-Zuid is een gegeven dat wel meer (kunst)historici boeit de laatste tijd. Rudy Fuchs en Jan Hoet confronteerden Nederlandse en Vlaamse kunst uit de late 19de en uit de 20ste eeuw in het Palazzo Grassi in Venezia (1997). Onlangs was er nog de tentoonstelling ‘Verwantschap en eigenheid’ die verrassende verbanden legde en parallellen aantoonde tussen Belgische en Nederlandse kunst van 1890 tot 1945 (Gent, Museum voor Schone Kunsten, 2002). De Nederlandse kunsthistorica Saskia Debodt bracht in ‘Halverwege Parijs’ haar onderzoeksresultaten over Nederlandse kunstenaars in het 19de-eeuwse Brussel samen. Over de aanwezigheid van Belgische kunstenaars in Nederland is nog maar weinig studie gebeurd, tenzij over deze die er tijdens WO I verbleven.
‘Eén en toch apart’ confronteert de taal, de beeldende kunst en de architectuur uit Noord en Zuid van de voorbije vijf eeuwen. Het betoog wijst op gelijkenissen, parallellismen en verschillen.
De cultuurgeschiedenis van Noord en Zuid wordt hier over 300 bladzijden breed uitgemeten en op vele plaatsen in elkaar geklikt; op andere helemaal niet. De nadruk ligt sterk op de beeldende kunsten en daarnaast ook op de taal (niet zozeer op letterkunde, maar op het loutere taalfenomeen). Eeuw na eeuw, cultuurperiode na cultuurperiode schuift het verhaal in dit boek streng gestructureerd op van de late Middeleeuwen tot diep in de 20ste eeuw. De bibliografie toont aan dat de auteur ook met heel recente publicaties vertrouwd is - deze publicaties dus waarin we de meest vernieuwende inzichten over deelaspecten van ‘Eén en toch apart’ mogen verwachten. Al deze gegevens heeft Beheyt kunnen verwerken en integreren. Dat is de meerwaarde van dit boek tegenover vroegere publicaties van die aard. Zo komt in de teksten die over taal handelen, de eerder recente vraagstelling aan bod van de zin van het Nederlands als omgangstaal, ten voordele van het Engels. Wat dan weer het fenomeen van de globalisering in beeld brengt. ‘Eén en toch apart’ presenteert zich op de flaptekst expliciet als een kijkboek. Toch biedt de tekst veel meer dan oppervlakkige duiding bij de afbeeldingen.
nh
| |
Geschiedenis
Raoul Bauer
In het teken van verzoening, uitg. Pelckmans, Kapelsestraat 222, 2950 Kapellen, 2002, 220 × 138 mm, 174 blz., paperback 16, € 25 - Raoul Bauer is bekend als een eminent cultuurhistoricus. In die zin heeft deze geleerde een zoektocht ondernomen naar Petrus de Eerbiedwaardige, de laatste grote abt van de even bekende abdij van Cluny in Bourgondië. Iedereen die zich bezighoudt met middeleeuwse geschiedenis weet welke belangrijke rol deze overste heeft gespeeld. Hij drukte ongetwijfeld een stempel op de vele veranderingen die zich tijdens de eerste helft van de twaalfde eeuw in Europa afspeelden. Ten andere, over deze abt zijn al vele boeken beschreven. In die publicatie gaat Bauer op zoek naar de mens Petrus Venerabilis. Om dit leven te reconstrueren beschikt de wetenschapper eigenlijk over vrij veel materiaal: brieven, preken, kloosterstatuten en allerlei geschriften. Vergeten we niet dat Petrus ook zeer lange tijd dit enorme benedictijnenklooster heeft geleid. Het boek biedt meer dan een strikte biografie. Om dit doel te bereiken maakt de auteur zelf gebruik van de briefvorm, een literair genre waarin de abt uiteindelijk ook uitmuntte. Zeker literatuur voor hen die zich verdiepen in de middeleeuwse geschiedenis.
jlm
| |
Discotheek
Wouter M. Hessles & Marc Peire
Ander alfabet/Autre Alphabet. Taal-klankexperiment/Expérimentation verbale et sonore met Wouter M. Hessels, voordracht & Marc Peire, blokfluit, producer M. Peire, Polderhoeklaan 31, 8310 Brugge, 2002, geïllustreerd informatieboekje (N, F), 24 blz. - Woordkunstenaar en dichter Wouter Hessels schreef tussen 1998 en 2001 een poëtische triptiek waarvan elk van de drie delen, Diep Dal / Bas Bas, Hoge toppen / Point Culminant en Harmonie, bestaat uit een reeks gedichten, in het Nederlands of in het Frans, gebaseerd op een letter uit het alfabet. In de drie delen komen alle letters aan bod, keurig in alfabetische volgorde. Een virtuoos woordenspel is dit waarbij in ieder gedicht de betrokken letter basis is van een klank- en kleurenspel. Toch is het geen louter taal- en klankexperiment op zich. De auteur wil, zo schrijft hij in het informatieboekje, ‘zowel onrust en angsten als dromen en verlangens’ uitdrukken ‘van een leven dat geleid en geleden wordt op het einde van oude en het begin van nieuwe tijden’. Het driedelige geheel is, aldus weer de auteur, opgevat volgens het dialectische principe van these, antithese en synthese (zie de onderscheiden titels) en ‘is ook psychoanalytisch (Freud) te duiden’. Met een klinkende smak dompelt dergelijke gedateerde duiding ons meteen terug in de oude tijden waarvan sprake. Het geheel, waarvoor Marc Peire een partituur schreef voor respectievelijk tenor-, sopraan- en altblokfluitsolo (al even dialectisch dus: nu eens sfeerscheppend, dan woord- en toonschilderend of commentariërend) is al even gedateerd. Je hoort hier Van Ostaijen en zijn geestesgenoten, lang na datum; en de eerste experimenten van Louis de Meester, zij het dan niet elektronisch. Interessant, maar een ‘taal-klankexperiment’ dat vandaag niet echt een experiment meer is.
jvh
| |
Poëzie
Jos Smeyers
Zie je, ik hou van je. Liefhebben in poëzie en kunst, uitg. Davidsfonds/Literair, Blijde-Inkomststraat 79-81, 3000 Leuven, 2002, geïll. met kleurenreproducties, 290 × 230 mm, 196 blz., gebonden € 49,95 - Van ‘hebban olla vogala’ tot ‘tot de in 1973 geboren Jo Govaerts’ (met het gedicht ‘Waar ik naar verlang vandaag’): in een honderdtal gedichten, telkens worden geconfronteerd met een kunstwerk (een schilderij, een foto, een tekening), biedt deze bloemlezing een persoonlijk overzicht van wat Nederlandstalige dichters aan liefdesverzen hebben bijeengeschreven. Kritiek op de keuze die Jos Smeyers maakte, kan uiteraard. Het is het lot van alle bloemlezingen dat gedichten die anderen er wel hadden ingezet, vergeefs gezocht zullen worden. Een bloemlezer maakt voor zichzelf uit wat hij op het moment dat hij zijn selectie maakt, vanuit een aantal invalshoeken belangrijk vindt. Jos Smeyers heeft ervoor geopteerd een historisch overzicht te bieden van liefdesgedichten. Dat daarom een aantal hedendaagse dichters (ik denk aan Leonard Nolens) geen onderkomen hebben gevonden in deze bloemlezing, moeten we aanvaarden. In zijn keuze blijft Smeyers overigens nogal klassiek: Claus staat erin met ‘Ik schijf je neer’, Gruwez met ‘Sourdine’ en Andreus met ‘Voor een dag van morgen’. Het mooie, het uitdagende aan ‘Zie je, ik hou van je’ (titel ontleend aan het ook al overbekende gedicht van Herman Groter) is de confrontatie met het beeldend werk. Geen plaatjes als uitleg bij de verzen, of omgekeerd: geen verzen als onderschriften bij de beelden, maar een eigenzinnig, vaak verrassend en tot verdere exploratie uitnodigend samengaan van woord en beeld. Dit prachtig uitgegeven lees- en kijkboek, een ideaal geschenkboek, verdient een ruim publiek.
jvh
| |
Johan van Iseghem
Gezelle vertaald. Een meertalige bloemlezing, uitg. Pelckmans, Kapelsestraat 222, 2950 Kapellen, 2003, 160 blz., paperback € 15,95 - Goede Gezellevertalingen zijn essentieel om het werk van deze dichter te exporteren. De bloemlezing die hier afgeleverd wordt, is echter om meer dan één reden een miskleun. De publicatie wordt niet alleen uitgegeven vier jaar nadat het ‘boek’ aan de pers voorgesteld werd, maar bevat zelfs geen enkele nieuwe vertaling. Erger: de belangrijkste vertalingen die de laatste jaren verschenen, werden niet eens ingelast. De inleiding suggereert dat de vertalers C. D'Haen en P. Claes geen toestemming gaven tot opname van hun vertalingen. Met zo'n bundel verkopen we Gezelle zeker niet aan buitenlandse lezers. De inleiding (een aaneenschakeling van clichés) is eentalig Nederlands en in de selectie werden er in totaal slechts vijf Engelse vertalingen opgenomen, inclusief dan nog twee vertalingen uit 1937! Een derde Engelse vertaling is die van Boerke Naas (Farmer Nick of all poems!). Omdat Gezelle in 1899 overleed, mogen er blijkbaar wel vijftien (15!) Latijnse vertalingen in. Het boek biedt de anderstalige lezer bovendien geen enkele steun om zich in deze vertalingen terug te vinden: een apparaat met een taalkundige, literaire, historische of culturele duiding ontbreekt volledig. Ook over de achterliggende vertaalstrategieën, die de laatste decennia het internationale literaire landschap zo sterk gewijzigd hebben, wordt met geen woord gerept. Onze eigen perceptie van het werk van Gezelle wordt door dit amalgaam van vertalingen evenmin gewijzigd of genuanceerd. Ook aan het meertalige aspect wordt in het licht van een mogelijke polysysteembenadering evenmin voldoende aandacht besteed. Beter had men de centen gebruikt om een reeks goede, nieuwe vertalingen via het internet internationaal toegankelijk te maken. Gezelle vertaald is dus een maat voor niets, erger
zelfs: het is twee stappen achteruit. Van een Gezellekenner als Johan van Isehem die de exclusieve verzameling Gezellevertalingen van Jos Verheyen mocht gebruiken, hadden we beter verwacht.
jv
| |
| |
| |
Jeugdliteratuur
Ina Vandewijer
Hartsteen, uitg. Afijn, Amsterdam, 2002, verdeeld door uitg. Clavis, Vooruitzichtstraat 42, 3500 Hasselt, 215 × 150 mm, 86 blz., gebonden € 13,95 - Freya is de dochter van het hoofd van een van de Noormannenclans die het Frankische gebied hebben veroverd. Sommige Franken werken als slaven in het Noormannendorp maar voor het overige staan de twee groepen vijandig tegenover elkaar. Freya ontmoet aan de rotsachtige kust een inlandse jongen Thiry, tot wie ze zich aangetrokken voelt. Hun vriendschap krijgt geen kans want tijdens de feestelijkheden naar aanleiding van de Walpurgisnacht wordt Thiry bespot en geslagen door Freya's broer. Het bericht dat de koning van de Noormannen zich wil laten dopen en samenwerken met de Frankische vorst, wordt op gemengde gevoelens onthaald. Dankzij Thiry, kunnen de Noormannen Freya van de verdrinkingsdood redden. Een teken van hoop voor een nauwere samenwerking tussen de inlanders en de bezetters?
Het verhaal speelt zich af in drie dagen, van woensdag (Wodans dag) tot vrijdag (Frigga's dag), rond het Walpurgisfeest. De oude Noorse godenverhalen en de geheimen van de runen spelen in dit verhaal een belangrijke rol. Net als in haar vorige boeken over de Inuit, verwerkt Ina Vandewijer tal van rituelen en verhalen verbonden met de cultuur en het geloof. Ook de maatschappelijk belangrijke rol van een ziener, in dit geval Freya's moeder, komt opnieuw naar voren. De belevenissen van Freya zijn niet spectaculair en het verhaal is vooral gefocust op de belevenissen in het dorp naar aanleiding van het feest. De figuur van Freya is niet zo sterk geprofileerd, al komen haar emoties wel goed op de voorgrond via overpeinzingen en suggestieve beschrijvingen. Een steviger plot zou een sterker verhaal kunnen opleveren. Nu domineert de mythische, esoterische wereld van voorspellende dromen, goden en betekenisvolle runen al te zeer het verhaal. Toch is dit een sfeervol, goed geschreven boek voor jongeren vanaf twaalf jaar.
rds
| |
Ted van Lieshout
Jij bent mijn mooiste landschap & 300 andere gedichten en tekeningen, uitg. Leopold, Amsterdam, 2003, verdeeld door WPG Kindermedia, Lil 51, 2450 Meerhout, 225 × 215 mm, 92 blz., gebonden € 17,50 - Ted van Lieshout is een veelzijdig en veelvuldig bekroond auteur, illustrator, kunstenaar. Hij is auteur van tal van boeken en dichtbundels die hij telkens opnieuw voorziet van aparte illustraties en een vaak opvallende vormgeving. Deze bundel brengt een overzicht van zijn dichtwerk met, naast enkele nieuwe gedichten en tekeningen, een ruime selectie van gedichten uit zeven bundels, gepubliceerd tussen 1986 en 1999. Het is een fraai overzichtswerk, mooi gelay-out met tientallen eigenzinnige illustraties in zwartwit en oranje, meestal getekend met Oostindische inkt. Per openliggende bladzijde vormen gedichten en tekeningen een harmonieus, thematisch geheel. In de meeste gedichten is de ikfiguur dominant aanwezig. Ze handelen expliciet, soms ook subtiel impliciet, over gevoelens. De hang van de dichter naar geborgenheid, tederheid en liefde en naar een gelukkige thuis, zindert doorheen de verzen. Daartegenover staat zijn onzekerheid, machteloosheid, eenzaamheid en angst om te ‘verdwalen’ in een wereld die hem niet begrijpt. Als puber komt daar nog de verlegenheid over het eigen lichaam en de onzekerheid over zijn seksuele geaardheid bij. Een belangrijk thema in zijn gevoelsgeladen gedichten is dood en afscheid nemen: herinneringen aan de dood van zijn vader en een broertje, afscheid nemen van opa en oma. De gedichten zijn dan ook overwegend ernstig, diepzinnig en beschouwend.
Slechts af en toe slaan enkele gedichten met een speelser ritme en woordspelingen een luchtiger toon aan. Van Lieshout verrast vaak door zijn originele beelden en suggestieve verwijzingen. Hij suggereert meer dan hij zegt, verbindt ongewone elementen en tegenstrijdige gevoelens met elkaar. Zijn gebalde stijl, doordachte woordschikking en weglatingen maken de gedichten soms complex. Toch zijn ze voor twaalf- à vijftienjarigen best begrijpbaar. Deze bundel brengt een boeiende staalkaart van het poëtisch werk van Ted van Lieshout. Een register op titel en op de eerste versregel, met verwijzing naar de oorspronkelijke publicatie, vergemakkelijkt opzoekwerk.
rds
| |
Marcus Sedgwick
Zwart paard, uitg. Van Goor, Amsterdam, 2003, verdeeld door Standaard Uitgeverij, Belgiëlei 147a, 2018 Antwerpen, 210 × 130 mm, 188 blz. paperback € 14,75 - Op een niet nader genoemde plaats en in ver vervlogen tijd leeft het volk van Storn in een primitief dorp ergens aan de kust. Horn is de Wetspreker, maar er is nog steeds een sterke rivaliteit met Olaf die de strijd om de macht van Horn verloor. Olafs zoon Sigurd en zijn geadopteerd zusje Muis vinden op een dag een geheimzinnig kistje. Later duikt de al even vreemde bezitter van het kistje in het dorp op. Muis, een tenger meisje dat als kind van bij de wolven weggehaald is, beschikt over bijzondere gaven waardoor ze met dieren kan communiceren. Zij alleen kan het kistje openen en de vreemde man is op pad met een missie die met Muis te maken heeft. Er heerst hongersnood in het gebied en het dorp wordt bedreigd door de schrikwekkende ruiters van de stam van Zwart Paard. Na enkele dramatische gebeurtenissen wordt de zestienjarige Sigurd Wetspreker. De komst van Zwart Paard brengt dood en ellende, maar ook een hele ommekeer in de relatie tussen Sigurd en Muis wiens verleden stilaan onthuld wordt.
Dit meeslepende verhaal wordt verteld door Sigurd die terugblikt op zijn jeugdjaren met Muis. Het is uitermate spannend doordat de lezer slechts fragmentarisch informatie krijgt over het verleden van Muis en over de dreiging van Zwart Paard. Wisselingen in vertelperspectief en flashbacks brengen dynamiek in het verhaal. De verteller of ikfiguur anticipeert geregeld op raadselachtige wijze op het verhaalverloop, wat nieuwsgierigheid wekt. Sigurd en Muis zijn de hoofdfiguren en hun bijzondere vriendschap wordt treffend beschreven. Zowel de relaties en intriges tussen de dorpsbewoners zelf als de dreiging van buitenaf dragen bij tot een onheilspellende sfeer. Het verhaal is exotisch, met een vleugje magie en een flinke dosis emoties en avontuur. De schrijfstijl is soepel en beeldend. Voor lezers vanaf dertien jaar is dit een boeiende jeugdroman.
rds
| |
Literair proza
Leo Pleysier
De dieven zijn al gaan slapen, uitg. De Bezige Bij, Amsterdam, 2003, verdeeld door WPG Uitgever, Maarschalck Gerardstraat 2, 2000 Antwerpen, 200 × 125 mm, 166 blz., paperback, € 16,50 - Dit boek, dat volgens de achterflap als een beknopte autobiografie gelezen mag worden, bevat korte notities die ons een prachtige mozaïek tonen van 's schrijvers besognes. Het boek is zeer rustig vormgegeven en leest, zoals we van Pleysier gewend zijn, erg vlot.
Daarom is het aanbevelenswaard om het met mate te consumeren, kwestie van het leesplezier zo lang mogelijk te rekken. Want Pleysier mag dan veel universeels beschrijven, hij charmeert in de gevatte, rake, nu eens grappige, dan weer ontroerende observaties. De opluchting van de grootmoeder wanneer de haarkleur van het ikpersonage ‘Ein-de-lijk!’ (p. 11), nl. op zijn twaalfde, zwart is, zoals dat van de rest van de familie, kan alleen des grootmoeders zijn. Je lacht mee met ‘ouwe gabber Mark’ en de ikfiguur wanneer zij het samen besterven en iemand opmerkt dat er ‘niks meer heilig’ is voor hen (p. 46). Grappig zijn de brieven van ene Sylvie aan ‘Patrick mijn lief’ waarin ze er wonderwel in slaagt om eerst ongelooflijk verliefd op hem te zijn en even later te gaan lopen met Eddy - ‘Ik weet niet of ik wel verliefd ben op hem’, terwijl Patrick intussen voor Ingrid koos. Maar... ‘Als gij Ingrid beu zijt moogt ge altijd terugkomen.’
(p. 92) Ook leuk is de anekdote dat de vriend van dochter Hanne ein-de-lijk aan de weet komt dat ze een dochter is van. Humor en ontroering liggen dicht bijeen. Wanneer de familie de donkere strafinrichting van Merksplaskolonie passeert tijdens een avondlijke autorit van Weelde naar huis, merkt zoon Simon op: ‘Mama kijk! De dieven zijn al gaan slapen’. De titel van het boek is een prachtig eerbetoon van vader aan zoon. Familieliefde is Pleysier helemaal niet vreemd. Mooi zijn de passages over ‘la famiglia’: ‘Maar ik zou de warmte die die hoop mensen (soms) afgeeft toch ook niet graag missen’ (p. 34). Hij beschrijft er zijn (schoon)broers en (schoon)zussen, tantenon, Leen, de uitzwermende kinderen en de vier jongenskleinkinderen. Als Leen (tweede) kleinzoon Nathan eten geeft, betrapt de schrijver haar op de ontwapenende familietrek dat moeders toch zo graag voor genoeg eten zorgen.
Van een andere orde, maar al even aangrijpend vind ik de passage waarin Pleysier zijn bewondering uit voor de brevierende priester Juul Sterkens. Maar ook het verhaal van de stervende duif, nadat ze tegen het raam gevlogen was, en de korte opmerking dat ‘gestremdes’ een vreselijk Afrikaans woord is voor ‘gehandicapten’ (p. 141). Andere woorden waarvoor de auteur even tijd uittrekt, zijn de vergeetwoorden ‘vaderons’ en ‘geelogen’. Doet dit alles u ook aan vroeger denken? Tot slot nog even dit: de enkele drukfoutjes in de tweede helft van het boek vergallen het leesplezier niet, maar de dt-fout op p. 117 stoort wél. Wat er ook van zij, hier is een man aan het woord die de kunst beheerst om, doodgewoon, tegengas te geven tegen het ‘mondiale gekwek’ dat ‘met geen pen te beschrijven’ (p. 145) is én de opzichtigheid (p. 75) die ons willens nillens allen achtervolgt. ‘Het naklinken van iemands stem, je herinneren hoe die persoon praatte, de ritmiek van zinnen die nazinderen.
Noem het voor mijn part de akoestische imprint die de ene mens op de andere achterlaat. Die imprint is een herinnering. Een bijzonder intieme herinnering, trouwens. Maar soms vormt die imprint ook een litteken. Het litteken van de moedertaal.’ (p. 147) Men mag hopen dat De dieven zijn al gaan slapen een imprint mag nalaten bij een indrukwekkende schare lezers.
hvl
De recensies werden geschreven door:
hvl: Hilde van Looveren |
jlm: Jean Luc Meulemeester |
jv: Julien Vermeulen |
jvh: Joris van Hulle |
jvh: Jaak Van Holen |
nh: Norbert Hostyn |
rds: Ria de Schepper |
|
|