| |
| |
| |
Bibliotheek
Poezie
Magda Castelein
Druppelteller, uitg. P, St.-Antoniusberg 9, 3000 Leuven, 2002, geïll. met kleurenfoto's van beeldend werk van de auteur, 200 × 170 mm, 64 blz., ingenaaid € 17,50 - Magda Castelein debuteert bij uitgeverij P met de prachtig ogende dichtbundel Druppelteller. De verschillende soorten etsen die deze bundel illustreren, verschaffen het geheel een warm en gevarieerd karakter. Een variatie die in de teksten minder opvalt, ook al is die toch aanwezig. Het manifeste familiethema (ouder-kind, man-vrouw, familiale problemen rond ziekte, psychologie) leidt de aandacht af van de veelheid aan invloeden (literaire, plastische, muzikale) die de druppeltelster heel sereen behandelt, maar misschien te weinig sprekend maakt. Met haar zachte stem en hand is ze voortdurend op zoek naar de correcte vertolking, naar de juiste klank, naar het allesomvattende woord en beeld: ‘Druppelteller’ ‘Buiten maakt plassen en gure wind./Bomen brullen om iemand door te jagen./ Maar zij schuilt. Voldaan en klein./Warm in veelvoud. Tussen donsdekens breit ze./Minzaam als ze is. Een druppeltellergedicht.’ Ervaringen krijgen op die manier langzamerhand beeld in fijn gecomponeerde gedichten zonder pretentie. Niet groots, maar berekend en met veel liefde voor woord en beeld. Dit zoekende karakter doet de spankracht dalen, maar heel vaak frapperen knap geïsoleerde frases en mooie aquaetsen.
pb
| |
Gery Helderenberg
Een boog in de wolken. De mooiste religieuze poëzie, uitg. Lannoo, Kasteelstraat 97, 8700 Tielt, 2002, verzameld en ingeleid door Piet Thomas, 222 × 147 mm, 133 blz., gebonden € 19,95 - Nadrukkelijk heeft Gery Helderenberg (pseudoniem van Hubert Buyle, 1891-1979) gekozen voor het moeilijke genre van de religieuze poëzie: die is, zo noteert Piet Thomas in zijn inleiding bij de keuze die hij maakte uit Helderenbergs oeuvre, ‘een stamelen tegen het onzegbare aan, een tastend onthullen van wat achter het zichtbare schuilgaat, een tragisch gevecht met de engel, een overwinning op de “verzwegen ademhaal”.’ In zijn priestertaak werd Helderenberg vaak geconfronteerd met ziekte, lijden en dood van mensen. Die problematiek is dan ook sterk aanwezig in zijn gedichten, maar steeds weer streefde Helderenberg ernaar die te verbinden met de vraag waartoe liefde voor God en de mensen in staat is in deze moeilijke omstandigheden. Thomas gaat ook dieper in op wat hij zelf omschrijft als ‘de drie bundels der vernieuwing’: ‘Omdat ik u bemin’ (1951), ‘Emblemata biblica’ (1953) en ‘Triomf van de dood’ (1955). Bij wijze van besluit typeert Thomas Helderenbergs poëzie, die een wereld op zichzelf vormt, als ‘een onafgebroken zoektocht naar geloof, schoonheid en goedheid.’ De gedichten in ‘Een boog in de wolken’ nodigen uit tot stilstand in deze jachtige tijd, tot bezinning over de meest fundamentele waarden in een mensenleven. Helderenberg filosofeert zonder in abstracties te vervallen, o.m. over de broosheid van ons bestaan. ‘Aan de zachte vlam van antieke lampen/sterft de grijze mot./'s Mensen dagen zie ik tot pulver verdampen/en de ziel fladdert eeuwig voor God.’ (uit: ‘De mot’). Op zijn zoektocht blijft Helderenberg ook niet blind voor wat volgens hem de kerk verwijdert van de echte
evangelische waarden: ‘Waarom hebben bisschoppen en prelaten/de handen met zijde geschoeid?/Jezus' hand zal mij eeuwig baten/die naakt als een lelie bloeit.’ (uit: ‘Handschoenen’). En toch: ‘Ik blijf geloven/ook als men krast aan de oeroude boom.’ (uit: ‘Bijbelprenten’).
JvH
| |
Jotie T'Hooft
In mij is onstuitbaar de doodsbloem ontloken. De beste gedichten van Jotie T'Hooft, uitg. Manteau, Antwerpen, 2002, verdeeld door Standaard Uitgeverij, Belgiëlei 147a, 2018 Antwerpen, reeks Manteau Literair, 210 × 140 mm, 111 blz., paperback genaaid € 12,50 - Onder de titel ‘De beste gedichten van Jotie T'Hooft’ verscheen deze uitgave voor het eerst in augustus 1992, met snel erop volgende herdrukken in oktober '92 en maart '93. Onder de titel ‘In mij is onstuitbaar de doodsbloem ontloken’ (een vers uit het gedicht ‘Schuldbekentenis’) is het boek thans, vijfentwintig jaar na Jotie's dood, aan een zesde druk toe. De inleiding van Hugo Brems blijft ook nu nog even lezenswaardig, vooral omdat hij erin geslaagd is de mythevorming rond de figuur van Jotie T'Hooft te doorbreken en eindelijk, waar het de gedichten betreft, ‘te lezen wat er staat’. Brems analyseert de poëzie van T'Hooft vanuit een literair-historische situering in de Vlaamse nieuwe romantiek, met aandacht voor de motieven die met dit uitgangspunt verbonden kunnen worden. Toch gaat hij verder dan deze (klassieke) benadering: voor Brems is de poëzie van T'Hooft een voortdurende evenwichtsoefening tussen spel en werkelijkheid, authenticiteit en schijn, onthulling en maskerade. Brems selecteerde die gedichten uit het oeuvre die hij omwille van hun poëtische kwaliteit de moeite waard vond. De eis van kwaliteit dus, want niet alles wat Jotie T'Hooft geschreven én gepubliceerd heeft, beantwoordde daaraan. Brems: ‘Sommige gedichten en talrijke verzen en fragmenten verraden een meer dan gewoon gevoel voor de dwingende kracht van woorden. Daar staat tegenover dat zijn vakmanschap en zijn kritische zin om het al te gemakkelijke en het doorzichtige weg te filteren tekort schoten.’ Verantwoorde herdruk van een selectieve bloemlezing die weer nieuw generaties poëzielezers met
het werk van Jotie T'Hooft in contact kan brengen.
JvH
| |
Jotie / Norbert de Beule en Frank Pollet
Jotie. Een dichtersleven van naald tot daad. Een poëtische monoloog, uitg. P, St.-Antoniusberg 9, 3000 Leuven, 2002, 210 × 160 mm, 40 blz., ingenaaid € 9,80 - Jotie T'Hooft zou in 2002 zijn zesenveertigste verjaardag hebben gevierd. Norbert de Beule en Frank Pollet schreven, naar aanleiding van de herdenking van de dood van de dichter nu 25 jaar geleden, een indringende poëtische monoloog die de persoonlijkheid van de dichter in perspectief stelt. Een 46-jarige man, incarnatie van de gestorven dichter, blikt terug op wat het leven-in-woorden hem heeft gebracht aan winst en verlies: ‘En toch dacht ik: er moet méér zijn’. Beide auteurs hebben het werk van Jotie T'Hooft grondig nagelezen: steeds weer worden verzen of fragmenten uit gedichten gebruikt om de onafwendbare gang naar de dood te illustreren. Het portret dat zo vorm krijgt, toont een jongeman die uiteindelijk het kind is gebleven dat de weg naar huis niet vindt: ‘Ik ben/een blindenstok van woorden, dichters/- leuven, moederskind./Ik taalde naar het allerlaatste/woord dat niets meer zegt.’ De manier waarop De Beule en Pollet dit ‘dichtersleven van naald tot daad’ (het laatste woord een allusie inhoudend op de zelfmoord van Jotie in 1977) de dichtersfiguur oproepen, getuigt van vakmanschap en sterk inlevingsvermogen. Als monoloog biedt het geheel een sterke tekst die ook voor wie niet direct vertrouwd is met het werk van T'Hooft, een beklijvende ervaring inhoudt.
JvH
| |
Luc Devoldere
Een menigte van talen. Vijfenveertig dichters voor Jozef Deleu, uitg. Lannoo, Kasteelstraat 97, 8700 Tielt, 2002, 250 × 155 mm, 75 + I t/m X blz., gebonden € 32,95 - 45 jaar lang was Jozef Deleu hoofdredacteur van het tijdschrift Ons Erfdeel. Bij zijn afscheid van de gelijknamige Stichting wou hij geen ‘liber amicorum’, maar een boek met gedichten. 45 dichters, alfabetisch opgenomen van Frank Martinus Arion die een gedicht dat hij oorspronkelijk in het Papiamentu schreef, in het Nederlands bewerkte, tot Ad Zuiderent, leverden voor deze mooi verzorgde jubileumuitgave een gedicht over de moedertaal. ‘Dat waren’, schrijft Luc Devoldere in de inleiding, ‘twee vliegen in één klap: zijn strijdende aandacht voor het Nederlands kwam samen met zijn eigenlijke passie, de poëzie.’ Terecht wijst Devoldere erop dat de 45 gedichten in of ondanks hun onderlinge samenhang ‘een menigte van talen’ vertegenwoordigen. Jo Gisekin gaat op ‘zoek naar een woord dat knistert/als de wildste zijde’, in Stefan Hertmans' gedicht ‘Kalender’ luidt het: ‘Alles is vrij -/Maar hij die naar de woorden/In zijn handpalm staart,/Hij staat er als een balling bij.’ Mooi en passend in deze bundel is ook ‘Le flamand est tellement doux’, de vertaling die Liliane Wouters maakte van Gezelles ‘De vlaamsche tale is wonder zoet,/voor die heur geen geweld en doet’: een bijna onmogelijke opdracht uiteraard (vertalen is dan ook strelen met handschoenen aan), maar, gaat Devoldere verder, ‘Dit is geen verwijt. Met Franse delicatesse streelt Wouters de taal van Gezelle.’ De indrukwekkende lijst van intekenaars, die achteraan in de uitgave als tabula gratulatoria is opgenomen, bewijst nog maar eens hoe sterk Jozef Deleu werd en wordt gewaardeerd.
JvH
| |
Stefan van den Bossche & Koen Vergeer (samenstelling)
Naar 't zuiderland. Moderne Nederlandstalige dichters langs de Middellandse Zee, uitg. Lannoo, Tielt & Atlas, Amsterdam, 2002, 210 × 140 mm, 397 blz., paperback € 22,50 - Het mediterrane gebied is van oudsher een broeinest van culturen. In de inleiding bij hun bloemlezing ‘Naar 't zuiderland’ citeren samenstellers Stefan van den Bossche en Koen Vergeer o.m. Paul Theroux: ‘De Middellandse Zee was een raadsel. Ze was corrupt, ze was zuiver. Er waren afschuwelijke appartementen, er waren prachtige voorgebergten. Er waren vreselijke tycoons, er waren alleraardigste mensen. De zee was vervuild en blauw; de zee was een groene gin fizz van stilte. Alles wat over de Middellandse Zee was geschreven was waarheid.’ Met de ruim 300 gedichten van moderne (d.w.z. na de Tachtigers) Nederlandstalige dichters volgt de lezer de wijzers van het uurwerk en van de kust; van Gibraltar tot Cetuan in Marokko. Dichters verwoorden hoe zij de zee en alles wat erbij hoort, hebben beleefd en doorleefd: ‘Wie schrijft, schrijv' in den geest van deze zee/of schrijve niet’, luidt het bij Hendrik Marsman. En zittend op een bank onder ‘Platanen bij het station van Nîmes’ zegt Miriam Van Hee: ‘ik voelde dat ik schrijven zou/(omdat alles altijd was/zoals het niet kon blijven)’. Zoveel verschillende aspecten van de mediterrane cultuur, van het weldadige klimaat tot en met het mondaine karakter van de kustgebieden, blijven dichters inspireren om het onvatbare te verwoorden. Zo schrijft Willy Spillebeen in ‘Kreta 2’: ‘Het gaat niet om wat bestaat/niet om wat onvermijdelijk/moest komen/(...) Hoe verder naar het verleden/hoe dichter wij bij de waarheid.’
JvH
| |
| |
| |
Gerrit Komrij
Hutten en paleizen. De mooiste gedichten, uitg. De Bezige Bij, Amsterdam 2001, verdeeld door WPG Uitgever, Maarschalck Gérardstraat 2, 2018 Antwerpen, 180 × 110 mm, 207 blz., pocket € 4,50 - ‘Een mens doorkruist zo dikwijls de tunnels, ach,/Wat ooit begint als hartslag en gelach/Raakt als een zakmes uit een jongensbroekzak zoek.’ De slotstrofe uit ‘Scripta manent, maar niet altijd’ typeert de manier waarop Gerrit Komrij, tot nader order ‘dichter des Vaderlands’ bij onze noorderburen, in zijn ppoëzie veel, zoniet alles weet te relativeren. ‘Hutten en paleizen’ brengt in een mooi verzorgde pocket een verantwoorde keuze uit Komrij's omvangrijke poëtische oeuvre. Komrij toont zich een gedreven dichter: ‘Uit woorden die de foliant omsluit/Komt vonkens iets als een gedicht tot stand./De dichter die ontwaakt hoeft het hooguit/Te pakken, mits er stroom staat op zijn hand.’ (uit: ‘Voltage’). In klassieke verzen, met een uitgesproken voorkeur voor het kwatrijn en de sonnetvorm, maakt Komrij de balans op van wat 's mensen handel en wandel (zie het gedicht ‘Twintigste eeuw’, ‘de eeuw, kortom, van waan en massamoord’). Uit zijn al of niet vertekende poëtische zelfportretten blijkt hoe rusteloos hij verder op zoek blijft naar zichzelf. Het sonnet ‘Contragewicht’ mag voor mij klassiek worden: ‘Er is een land dat ik met pijn verliet,/Er is een land dat ik met pijn bewoon./Een derde land daartussen is er niet./Mijn leven volgt een zonderling patroon: //Want waar ik heen ga voel ik me niet thuis/En waar ik thuis ben wil ik telkens weg./(...)’
JvH
| |
Jannah Loontjens
Varianten van nu. Gedichten, uitg. Bert Bakker, Amsterdam, 2002, verdeeld door Standaard Boekhandel, Belgiëlei 147a, 2018 Antwerpen, 200 × 125 mm, 48blz., paperback € 14,95 - Deze dichteres beweegt zich in een ervaringswereld waarin zij geborgenheid meent te mogen beleven, maar die gelijktijdig vervreemding opwekt. Doorheen deze dualiteit, zelfs doorheen facetten van nog complexere, maar niet altijd meteen te duiden ervaringen, dringt zich constant het verlangen op naar het andere, het nog niet bereikte. In vele verzen biedt dat verlangen vormen van liefde: het zichzelf ontstijgen naar de andere. De volheid van die liefde ontbloeit echter nooit volkomen, zij blijft omhuld met een waas van het onvoldane. In deze gedichten is een stuwende kracht voelbaar, een zoekend onthullen over het blijkbaar altijd aanwezig vervreemdende. De waarde van deze gedichten is allicht te vinden in de tegenstelling tussen het zekere, het gewone in een modern maatschappelijk patroon, het vertrouwde dus dat meteen ook de drager is van die vervreemding. Het geestelijk bevinden en de emotionele betrokkenheid van de dichteres worden intens gedragen door een raak beeldgebruik en een treffende versificatie. Behoedzaam benaderend, voorzichtig maar ook scherp en rijk verbeeld tasten deze gedichten de grenzen af van een zekere onwennigheid bij de beleving van het dagdagelijks reële dat omhuld is, soms verhuld wordt door vormen van mystificatie of vermoede mystificatie. Het is alsof de dichteres zich node neerlegt bij het besef dat ze haar ervaring nooit in een alomvattende, onbeweeglijke volledigheid kan weergeven? In haar hart en geest leeft meer dan ze verwoorden kan. Ze zoekt en met haar zoekt ook de lezer. Altijd ervaart ze - en zal ook de lezer ervaren - dat iets in het verborgene blijft, dat iets bevreemdens meespeelt, zich telkens opnieuw laat voelen en haar naar woorden doet grijpen. ‘In mijn stolp van glas / leef ik klein en
opgekruld...’ maar ze tracht zich thuis te voelen, ze rijkt naar een rondzingen ‘binnen de koele hemelssfeer, / die zo overstaanbaar is...’ Dichtkunst van het onbestendige die grijpt en telkens weer grijpt naar het tijdeloze.
gg
| |
Maurits Van Vossole
Requiem, uitg. Eigen Beheer, Konkelgoedstraat 12, 9280 Lebbeke, 2002, 28 blz., ingenaaid, 210 × 300 mm. - ‘Requiem’ is de zesde gedichtenbundel van Maurits Van Vossole (1924), die ook, bekend staat om zijn psalmberijmingen, zijn vertaling van Latijnse hymnen en zijn mooie keuze van door hem vertaalde poëzie van Rainer Maria Rilke. Deze bundel bevat 25 gedichten over en voor eenvoudige mensen die in het leven van de auteur voorbijkwamen en die hij post mortem in sonnetvorm omschrijft: bakkerin, begijn, bloemist, dokter, eeuweling, hond, kat, kind, kloosterzuster, koster, onderwijzeres, postbode, priester stationschef. De meeste gedichten hebben een moraliserende ondertoon en zo zijn ze ook bedoeld. Het laatste gedicht, en een van de mooiste, eindigt met de wijze vraag:
Waar is het koren dat wij overhouden
wanneer de wind valt na de storm ‘bestaan’?
Waar is het graan, waar is de grote gouden
beloofde oogst, waar is de laatste rode eeuwige zonsopgang, na volle maan van lente-evening, voor zoveel doden?
Dit zijn de gedichten vol levenservaring, zin voor relativiteit en van verlangen naar een overoever op de jongste dag, na al die levens ‘vol zorgzaamheid in 't kleine en in 't grote’ Toegewijde poëzie, waarin velen vertroosting kunnen vinden..
fb
| |
Jeugdliteratuur
Henri Van Daele & Klaas Verplancke
Heksje Paddenwratje, uitg. Davidsfonds/Infodok, Blijde Inkomststraat 79-81, 3000 Leuven, 2002, met kleurenillustraties van Klaas Verplancke, 220 × 145 mm, 206 blz., ingebonden € 15,95 - Heksje Paddenwratje, een sexy heksje gespecialiseerd in kikkerprinsen, maakt zich op voor de Sint-Walpurgisnacht. Ze raakt zo in de ban van de jonge duivel Iscariot dat ze alleen nog de spreuk waarmee ze hem kan oproepen, kan onthouden. Maar wat is een heks zonder haar spreuken? Ze krijgt bezempech en moet de lange weg naar het Woestewoud over land terug. Onderweg ontmoet ze wonderlijke figuren, zoals Koning Bombardon I die zich in de duinen terugtrekt om bombardon te spelen terwijl zijn onderdanen denken dat hij overspel pleegt, Kabouter Fons die mediteert om te verstillen, Cycloop de kobold en Flierefluiter die op zichzelf een eenmansfanfare is. De actie wordt vooral veroorzaakt door de paters Ambrosius en Anselmus, twee heksenjagers die Paddenwratje op de hielen zitten. Ten slotte, zoals in alle sprookjes, slaagt het heksje erin de ban van Iscariot te overwinnen en haar tovergeheugen terug te krijgen.
In dit sprookje voor jongeren en volwassenen laat Henri van Daele zijn fantasie de vrije loop. Vol milde ironie en knipoogjes naar onze maatschappij vertelt hij een vermakelijk verhaal dat leest als een trein. De dialogen zijn gemoedelijk, met een volkse inslag, gevat en soms ronduit hilarisch. De auteur is een meester in de typering van de kleine trekjes en de verholen verlangens van mensen. Hij vergroot ze uit en drijft er de spot mee, zoals in de figuren van de mediageile paters die in de eerste plaats de geneugten van het aardse leven nastreven. Zij zijn doorheen het verhaal de pechvogels die Heksje Paddenwratje achtervolgen en op het einde het gelag betalen. De hoofdfiguur zelf is een hip, eersterangsheksje dat zich verplaatst op een Heli's Broom, een gesofistikeerde bezem. Ze wil lekker gemeen zijn tegen iedereen, maar de ontmoetingen met tal van figuren tonen haar ook van haar milde, begrijpende en menselijke zijde. De vormgeving van dit boek is bijzonder fraai. Elk hoofdstuk begint met een gekleurde bladzijde vol fijne motiefjes met in het midden een illustratie in de stijl en techniek van oude tarotkaarten. Klaas Verplancke vat zo op zijn eigen creatieve manier dit prikkelende sprookje in suggestieve plaatjes..
rds
| |
Johanna Kruit
Opa, hou jij het nog vol? 100 gedichten over opa's en oma's, uitg. Averbode & DiVers, Amsterdam, postbus 54, 3271 Averbode, 2002, met illustraties van Wim Hofman, 238 × 168 mm, 126 blz., ingebonden € 14,95 - Dichteres Johanna Kruit verzamelde in deze dichtbundel honderd gedichten van 43 dichters uit Vlaanderen en Nederland. Ze worden geordend in vier leeftijdsgroepen: voor kleuters, kinderen vanaf 8 jaar, kinderen vanaf 12 jaar en adolescenten. Alle kinder- en jeugdgedichten bieden een aparte kijk op opa's en oma's. Bij de jonge kinderen ligt de nadruk vooral op het op bezoek gaan bij grootouders, op het samen spelen, op de geborgenheid die ze bieden. De dood of de afwezigheid van een opa of oma roept al vlug gemis en verdriet op. De eigenheid van opa's en oma's, hun karakter - van energiek tot ingetogen stil - wordt soms in enkele beelden treffend getypeerd. Voor oudere lezers komen dood, ouder worden, dementie en aftakeling steeds vaker op de voorgrond. Toch zijn het meestal gedichten vol tederheid, herinneringen en gemis om de leegte die grootouders achterlaten.
De band tussen opa's en oma's en hun kleinkinderen is vaak heel sterk. In rake observaties en krachtige metaforen geven een aantal gedichten gevoelens van ontroering, liefde en machteloosheid treffend weer. Andere gedichten drijven meer op woordspel, op een beschrijving van een opvallende eigenschap of een verstilde herinnering. De gedichten in dit boek richten zich tot verschillende leeftijden, van kleuters tot adolescenten, maar ook voor ouders en grootouders is dit een waardevolle dichtbundel.
rds
| |
Gerda van Erkel
Een dubbel vuurteken, uitg. Davidsfonds/Infodok, Blijde Inkomststraat 79-81, 3000 Leuven, 2002, 220 × 145 mm, 302 blz., ingenaaid € 14,95 - Saya wordt geboren in het jaar van het dubbel vuurteken. Volgens de Japanse traditie brengt dat ongeluk en het dorp verstoot haar familie. Moeder blijft haar na de dood van vader door dik en dun verdedigen, maar ten einde raad stuurt ze Saya naar haar eigen vader in de stad. Dat is zoveel als afstand doen van haar kind. Saya woont bij haar opa, gaat er naar school en maakt er vriendinnen. Toch weegt de eenzaamheid zwaar. Als opa sterft, scheldt men Saya opnieuw uit voor vuurmeisje. Bij haar moeder kan Saya niet terecht, want die woont niet meer in het dorp. Ze belandt bij een ruimdenkende tante en oom die een dansstudio hebben. De moderne butoh-dansen brengen evenwicht in Saya's leven. Toch blijft ze onrustig, duiken flarden uit het verleden weer op en vraagt ze zich af wat er met haar moeder is gebeurd. Wanneer ze met haar tante terugkeert naar het dorp moet ze belangrijke keuzes maken.
Het boek schetst het leven van Saya van haar geboorte tot ze zeventien is. Het speelt zich af in de jaren 1960-1970, wanneer Japan met zijn rijke en strikte tradities onder toenemende Westerse invloed komt. Het boek brengt een genuanceerd en sfeervol beeld van de Japanse maatschappij. Saya groeit op in moeilijke omstandigheden en wordt verscheurd door twijfels. Welke keuze moet ze maken? Kiest ze voor haar loyale oom en tante, voor butoh en voor de stad of keert ze terug naar haar roots, naar het dorp, haar moeder en de buurjongen Yasuno? De auteur tekent het karakter van Saya meesterlijk. Dankzij research en veel inlevingsvermogen portretteert Gerda van Erkel een Japanse maatschappij waarin traditie, gedragscodes en familiegevoel een grote rol spelen. Het verhaal is spannend, met veel ups en downs. Een grote innerlijke spankracht overkoepelt het verhaal dat eindigt waar het begon. Poëtische beschrijvingen, treffende beschouwingen, gevatte dialogen en een welgekozen, rijk taalgebruik maken de lectuur van dit boek tot een genot. De zoek- | |
| |
tocht van Saya naar een eigen identiteit en een plaats in de maatschappij is universeel herkenbaar voor jongeren. Dit doorleefde en boeiende boek voor adolescenten werd bekroond met de Prijs Knokke-Heist beste jeugdboek 2002.
rds
| |
Marita de Sterck
Op kot, uitg. Em. Querido's Uitgeverij, Amsterdam, 2002, verdeeld door WPG Uitgever, Maarschalck Gerardstraat 2, 2000 Antwerpen, 215 × 135 mm, 197 blz., paperback € 12,50 - Nina gaat op kot in een oud herenhuis in de stad. Het is wennen aan het luidruchtige leven met huisgenoten van allerlei slag. Nina ligt evenwel vooral met zichzelf overhoop. Ze voelt al vlug dat geneeskunde haar niet ligt, ze heeft akelige dromen en is geremd in haar contacten met haar huisgenoten. Toch leert ze ook op eigen benen te staan. Ze koopt een ratje als huisdier, verandert van studierichting en zoekt een baantje om iets bij te verdienen. Nina's houding komt voort uit een trauma uit haar jeugdjaren. Het heeft te maken met haar zus Luna aan wie ze geregeld brieven schrijft. Een aantal voorvallen herinneren Nina aan de dramatische gebeurtenis van vroeger en ze gaat er helemaal onderdoor. Dankzij de steun van haar kotgenoten komt ze er toch bovenop en kan ze het academiejaar hoopvol afsluiten.
De compositie van deze roman is heel doordacht. De gebeurtenissen gedurende een negental maanden worden verteld in korte hoofdstukken die het hectische studentenleven weerspiegelen. Het verhaal is meestal geschreven vanuit het standpunt van Nina als ikfiguur. Naarmate David een belangrijker plaats in Nina's leven inneemt, komen er meer hoofdstukken in auctoriaal perspectief die focussen op David. Tussendoor komen passages in cursief: vooral Nina's brieven aan Luna en dromen over haarzelf en haar zus. Het oude herenhuis krijgt het eerste en laatste woord. In de typering van het studentenmilieu en van de personages getuigt de auteur van een scherp observatievermogen. Via vinnige, gevatte dialogen en dramatische confrontaties typeert ze naast Nina nog een vijftal medestudenten, elk met hun eigen karakter, hun kleine trekjes en problemen. In deze psychologische roman gaat de auteur heel diep. Ze laat Nina de traumatische ervaringen van haar geboorte en jeugd herbeleven om gelouterd en sterker herboren te worden. Het is een psychische reis terug naar haar eigen verleden vanaf het prille begin en tegelijk ook een indringende confrontatie met haar ouders. Dankzij de steun van haar kotgenoten kan ze daarna weer verder. Zoals in vorig werk maakt Marita de Sterck gebruik van een aantal symbolische verhaalelementen. Ratten duiken geregeld op: als huisdier van Nina, in het verhaal over een rattenkoning en via een student diergeneeskunde die in een lab ratten bestudeert. Analytisch en realistisch beschrijft de auteur een aantal ingrijpende voorvallen met deze dieren. Het boek is vrij dramatisch, ingrijpend en hard, zonder toegevingen aan romantiek of studentikoze sfeerschepping. Het vraagt een sterk inlevingsvermogen van adolescenten en een nuchtere kijk om de rijke, gelaagde inhoud te interpreteren.
rds
| |
Karel Verleyen
1914-1918. De Eerste Wereldoorlog uitgelegd aan jongeren. Alle grote gebeurtenissen van Sarajevo tot Verdun, uitg. Lannoo, Kasteelstraat 97, 8700 Tielt, 2002, geïll. met zw.-w.-foto's en kaartjes, 235 × 190 mm, 134 blz., paperback € 15,95 - De Eerste Wereldoorlog, de ‘Groote Oorlog’, liet zoveel sporen na in ons land en blijft mensen nog steeds fascineren. De soldatenkerkhoven met hun rijen graven roepen vragen op over het waarom van zoveel verlies van levens. Met dit informatieve boek wil Karel Verleyen jonge mensen vertellen over hoe het er in die oorlog aan toeging. Het boek volgt chronologisch de gebeurtenissen en focust vooral op de oorlog in België en Vlaanderen. Het beschrijft de bombardementen op Leuven en Antwerpen maar vooral de loopgravenoorlog aan de IJzer. De tekst, verdeeld in vlot leesbare tekstblokken met een titel, gaat in op diverse facetten van deze oorlog. Soms gaat het om informatie over personen, zoals Albert I of Winston Churchill, vaak worden technisch aspecten van de oorlogsvoering uitgelegd. Qua lay-out wordt geen onderscheid gemaakt in deze informatie, zodat ze niet in het oog springt. Een personen- en plaatsregister maakt opzoeken mogelijk maar de afwezigheid van een trefwoordenregister is een gemis. Het boek bevat namelijk heel wat eenvoudige, praktische informatie over bijvoorbeeld, de infanterie, de mitrailleurs die werden gebruikt, het veldhospitaal, e.a. De tekstblokken laten zich afzonderlijk lezen maar kaderen in een groter geheel, zodat echt zappen doorheen het boek moeilijk is. Naast de tekst nemen zwartwit foto's, kaartjes en een tijdsband een belangrijke plaats in. De tientallen foto's geven een authentiek en soms ontroerend beeld van de oorlogsmachinerie, van verwoeste steden, van het menselijk leed van burgers en soldaten. Het boek bevat, in schuine druk, ook een tiental korte verhalen met getuigenissen, brieven of belevenissen van jongeren die geconfronteerd
worden met de oorlog. Op het eerste gezicht mist het boek uitstraling en ziet er het er door de zwartwitdruk en het formaat eerder schools uit. Bij nader toezien is het een degelijk, vlot leesbaar boek met veel informatie. Voor de derde graad van de lagere school en voor het secundair onderwijs biedt dit boek veel interessant beeld- en tekstmateriaal.
rds
| |
Literair Proza
Joris Note
Timmerwerk, uitg. De Bezige Bij, Amsterdam, 2002, verdeeld door WPG Uitgever, Maarschalck Gerardstraat 2, 2000 Antwerpen, 215 × 135 mm, 288 blz., paperback € 21,50 - Met ‘Timmerwerk’ richt Joris Note een groots en bijwijlen indrukwekkend monument op voor zijn in 1996 overleden vader. Met zijn titel verwijst Note naar het beroep waarvoor zijn vader had geleerd, maar dat hij, gedwongen door de onzekere levensomstandigheden, nooit echt heeft kunnen uitoefenen. Pas als hij zijn actieve loopbaan bij de douane vaarwel heeft gezegd, zal hij terugvallen op zijn roeping, wanneer hij bijv. voor zoon Joris boekenkasten mag en kan timmeren. Het leven van vader Julien, die in 1906 geboren wordt in een eenvoudig West-Vlaams gezin, omspant bijna de hele eeuw. Voor de schrijvende zoon een bijna ideaal uitgangspunt, en terzelfder tijd een levensgrote uitdaging: het relaas van het leven van zijn vader dient in het bredere kader geplaatst van een eeuw (Vlaamse) geschiedenis. Dit verklaart meteen de verschillende tekstlagen in deze roman: de moeizaam verlopende, maar toch sterk ontroerende gesprekken, die de auteur, naar wij kunnen vermoeden, met zijn hoogbejaarde, al lichtjes dementerende vader heeft gevoerd, wisselen af met vlot weergegeven beschrijvingen van de reizen die de auteur maakt naar plekken waar hij ooit met zijn vader is geweest of waar die ooit heeft verbleven, en met essayistisch gekleurde passages over de Vlaamse ‘mentaliteit’ in het algemeen en de evolutie erin. Tussendoor schetst Note een vaak gedetailleerd, maar steeds even beklijvend portret van zijn vader: stipt en nauwgezet in de uitoefening van zijn ambtelijke opdrachten (de enkele keren dat hij een ‘vermaning’ krijgt, omdat hij bijv. te laat op het werk is verschenen, worden op een naïef-aandoenlijke manier weerlegd), zijn niet afnemende inzet om via examens een bevordering in de wacht te slepen. Op die manier creëert
Joris Note een interne spanning in zijn roman: aan de talrijke citaten uit historische werken, die een beeld van de eeuw moeten schetsen, worden de persoonlijke, soms intimistisch aandoende vaderteksten gerelateerd. Daar is het Note uiteindelijk om te doen: ‘Hij schreef niet voor niets, op mijn beurt lees ik het allemaal, met de grootste oplettendheid. Om hem te vinden tussen zijn letters, om hem eruit te breken, een zweem van verlossing.’ (p.204) Waarmee meteen wordt gesuggereerd hoe strak het keurslijf was waarin zijn vader, een leven lang, werd gedwongen.
JvH
| |
Dimitri Verhulst
De verveling van de keeper, uitg. Contact, Amsterdam, 2002, verdeeld door Veen Uitgeversgroep, Ternesselei 326, 2160 Wommelgem, 200 × 125 mm, 126 blz., paperback € 14,90 - In 2034 wint Vlaanderen de wereldbeker voetbal, na een overwinning op de Turken. Plaats van die glorieuze finale: in het Philip Dewinterstadion. Eigenaardig genoeg is het kampioenenelftal, het dream team van toen, in het collectieve geheugen herleid tot tien spelers. Wie ontbreekt, is de doelman. In de roman gaat een anoniem blijvende verteller op zoek naar de geschiedenis van die ontbrekende schakelfiguur, Zarcko Vandegeneugten. De man werd geboren op 11 juli (!) 2002 in Dendermongo. Op dat gezegende moment al verbaasde Zarcko alles en iedereen: zijn moeder was in verwachting van een tweeling, maar als Zarcko ten tonele verschijnt, blijkt dat de ene foetus de andere helemaal heeft opgevreten. Na een korte carrière als suppoost in het Stedelijk Museum Voor Zondagskunst -het museum voor plaatselijke kliederaars, zoals Zarcko het omschrijft - brengt hij het tot profspeler. Als doelman kan hij zich, zeker in het oersterke Vlaamse elftal waarvoor hij geselecteerd wordt, niet in de kijker spelen. Zelfs een onverkwikkelijke omkoopaffaire zal hem niet uit de vergetelheid halen. Als satire op een aantal Vlaamse toestanden kan de roman wel overtuigen. Verhulst projecteert zijn verhaal in de toeomst, maar schrikt er terzelfder tijd niet voor terug in de beste negentiende-eeuwse traditie aan ieder hoofdstukje en inleidend woordje te laten vooraf gaan, waarin al kort wordt samengevat wat de lezer dit keer voorgeschoteld zal krijgen. En voor het overige: eens je het spelletje hebt doorzien, ervaar je al snel dat Verhulst er al te onbesuisd gaat. Het klinkt allemaal zo goedkoop...
JvH
| |
Emile Degelin
De doublure, uitg. Davidsfonds/Literair, Blijde-Inkomststraat 79-81, 3000 Leuven, 2002, 223 × 146 mm, 180 blz., gebonden € 22,50 - Hoofdpersonage in deze roman is een regisseur, die aan een autobiografische film werkt. Het verhaal draait rond drie collega's-architecten, Erik, Paul (de naam waaronder Johan in de film verschijnt) en Leona. Tijdens een bergtocht is Erik verongelukt en Leona is nadien met Johan getrouwd. Leona gaat gebukt onder de gevoelens bij de dood van rik en mede daardoor loopt haar relatie met Johan op de klippen. Degelin tilt dit verhaal via een spiegelbeeld op het fictionele niveau van de film. De rol van Leona wordt gespeeld door een Kosovaars meisje, dat naar hier is gesmokkeld door een ontwikkelings-helper. Uit dankbaarheid is ze met die man getrouwd, maar ze wordt verliefd op Johan, die in haar zijn geliefde Leona terugzoekt. Uiteindelijk zal de Kosovaarse voor een carrière als actrice kiezen. Vooral de ingenieuze opbouw van ‘De doublure’ weet te overtuigen. Realiteit en fictie vloeien naarmate het verhaal vordert, meer en meer in elkaar over. Degelins jarenlange ervaring als cineast staat verder borg voor een aantal boeiende passages over acteren
| |
| |
en het filmgebeuren in het algemeen. Zo beidt ‘De doublure’ perspectieven voor een breed lezerspubliek.
JvH
| |
Architectuur
Richard Weston
Het huis in de 20ste eeuw, uitg. THOTH, Bussum & uitgeverij Lannoo, Kasteelstraat 97, 8700 Tielt, 2002, geïll. Met zw.-w.- en kleurenfoto's, 295 × 260 mm, 272 blz., gebonden € 49,95 - Er zijn al vele boeken verschenen over de architectuur van de twintigste eeuw, maar woonhuizen kwamen daarin meestal weinig of niet aan bod. Richard Weston benadert in Het huis in de 20ste eeuw de architectuurgeschiedenis niet vanuit de architectuur zelf, maar vanuit de manier waarop er gewoond wordt. Dat is zijn uitgangspunt en invalshoek. Het ontwerpen en indelen van huis heeft de architecten uit de 20ste eeuw de gelegenheid geboden tot onbegrensde experimenten, waarin ze nieuwe stijlen en theorieën verkend, en de meest uiteenlopende vormen en materialen toegepast hebben. Het boek geeft een uitvoerig overzicht van de geschiedenis van het moderne woonhuis, waarbij naast vele grensverleggende ontwerpen ook een aantal minder bekende, even belangrijke voorbeelden aan bod komen.
Het boek kent geen chronologische, maar een thematische indeling, gekoppeld aan de belangrijke architectuurstromingen uit de 20ste eeuw. Op deze manier kan men willekeurig een hoofdstuk doorlezen, zonder de draad van het complexe architectuurverhaal kwijt te raken. De auteur legt bovendien interessante verbanden die steeds teruggekoppeld worden aan het centrale gegeven: hoe woont men, hoe leeft men in een huis?
Weston licht zijn helder geschreven tekst toe met gedetailleerde tekeningen en kleurenfoto's en geeft zo een uitstekend beeld van de toonaangevende huizen van de afgelopen eeuw. Daarnaast laat hij zien hoe de architectuur van het woonhuis onze veranderende manier van leven weerspiegelt en beïnvloedt, en hoe omgekeerd het verlangen van de bouwheer inspiratie heeft gegeven aan de architecten.
Het geheel zorgt voor een toegankelijk boek over architectuur, dat bovendien heel leesbaar en begrijpelijk is. De auteur analyseert met kleurenfoto's en gedetailleerde tekeningen de toonaangevende woonhuizen van de afgelopen eeuw. Hoewel veel ingewijden het een gebrek zullen vinden dat de afgedrukte plannen te onleesbaar zijn (vaak niet groter dan een flink uit de kluiten gewassen postzegel), zullen de liefhebbers veel waarde hechten aan de zorgvuldig uitgekozen en mooi weergegeven afbeeldingen. Iedere lezer zal een groot deel van zijn favoriete huizen tegenkomen, maar ook een aantal verrassende nieuwe ontdekkingen doen. Een prachtig kijkboek
ts
| |
Beeldende kunsten
Paul De Roy
Spitsbergen, uitg. P, Sint-Antoniusberg 9, 3000 Leuven, geïll. met zw.-w.- en kleurenfoto's, 295 × 220 mm, 88 blz., gebonden € 24,50 - In 1970 maakte Paul De Roy (Merksem, 1951) een voettocht van driehonderd kilometer door Lapland. Hij wilde nog meer noordwaarts trekken en vanuit Narvik nam hij de boot naar de Noorse archipel Svalbard. Daar trok hem vooral het grootste eiland, Spitsbergen, aan. Het werd zijn grafisch ontginningsgebied. De Roy werd voor schilderkunst opgeleid aan de Antwerpse academie en studeerde Noors aan het Leuvense Instituut voor Levende Talen. Zijn grafiek, tekeningen en olieverfschilderijen waren op verschillende tentoonstellingen te zien. In dit boek is hij zo mogelijk nog meer aanwezig, want hij schreef zelf de teksten, die de reproducties van zijn beeldend werk begeleiden en nam de foto's van zijn eigen werk. Hij werd door de natuur in haar meest rauwe vorm aangetrokken, maar ook geleid door zijn eigen wil om uit de consumptiemaatschappij weg te raken. Daar kwam nog bij dat hij niet welkom was op Spitsbergen. Maar hij zette door en zo werd zijn hart van streek gebracht. Hij bracht beelden van dit land realistisch en met schaars koloriet op doek en papier. Hij toont er geen mensen, slechts enkele dieren, poolvossen, ijsberen, meeuwen, stormvogels, eidereenden, walrussen (ieder afgebeeld dier beschouw ik als een gedenksteen voor de diersoort zelf) en voor het overige de majestueuze natuur van bergen, gletsjers, scherpe rotspunten, hele woestijnen met stenen, kloven, restanten van vroegere kampplaatsen en passanten, sneeuw, graven van jagers. De Roy schrijft niet alleen een poëtische, maar ook een instructieve en geëngageerde tekst met o.a. een getuigenis over de Teloorgang van een Grootmacht, de heel nabije Sovjetunie en Rusland. Hij was er getuige van een vliegtuigcrash met 140 doden, allemaal Russische mijnwerkers en werd er geconfronteerd met drie ijsberen. Hij
toont vooral zijn geoefend oog, waardoor deze onbekende wereld voor de lezer en kijker op een zeer boeiende wijze opengaat. Het boek werd met zorg gemaakt en brengt zo een goed beeld van een heerlijke, maar vrijwel onbekende wereld van stilte en rust.
fb
| |
Marcel Janssens, Klaartje Poesmans (e.a.)
10 jaar cultuurprijs van de K.U. Leuven, 1992-2002, uitg. K.U. Leuven, Cultuurcommissie, Leuven 2002, geïll. met zw.-w.-foto's, 295 × 220 mm, 96 blz., ingenaaid € 15,00 - De Cultuurprijs van de K.U. Leuven ontstond dank zij het echtpaar Eugène Blanlin-Evrart. In juni 1991 werden de statuten ondertekend van het fonds dat het echtpaar aan de K.U. Leuven legateerde. Bedoeling was ‘de kunst in België te bevorderen en te steunen’ door een verdienstelijk kunstenaar, musicus, kunstschilder of schrijver, te onderscheiden. Er werd een Raad van Bestuur aangesteld en een adviescomité gesticht, dat deze Raad zou bijstaan. Beide comités duiden de externe juryleden aan en bepalen de richting waarbinnen de prijs jaarlijks wordt uitgereikt. De jury zoekt steeds naar kunstenaars waarvan het werk nog volop in ontwikkeling is, maar die toch al een zeker oeuvre kunnen voorleggen. Het aspect ‘reflectie’ speelt bij deze keuze in belangrijke mate mee. Intussen bestaat deze Cultuurprijs tien jaar en werd dit boek uitgegeven als verslag, als teken van dank aan deze stichters en meteen als engagement van de universiteit in de hedendaagse culturele sector. De twaalf laureaten (1992-2002) worden in dit boek uitvoerig voorgesteld met een geïllustreerd essay over hun artistieke levensloop, ook met de vermelding van de juryleden, de adviescommissies en hun motivering: Jan Caeyers (1953) stichter en dirigent van het Nieuw Belgisch Kamerorkest, vanaf 1993 de Beethoven Academie; Champ d'Action (1998), Nieuwe Muziek in Vlaanderen; Luc Brewaeys (1959) componist. De driedimensionale kunsten kregen als laureaten Luc Deleu (1944) stedebouwkundig architect; Ann Veronica Janssens (1956) beeldend kunstenares; de architecten Paul Robbrecht (1950) en Hilde Daem (1950). De kunst in twee dimensies werd onderscheiden met het werk van Raoul De Keyser (1930), kunstschilder, Luc Tuymans (1958) kunstschilder,
Joëlle Tuerlinckx (1958) installatiekunstenares; Dirk Braeckman (1958) fotograaf. De podiumkunsten ten slotte met Marianne Van Kerkhoven (1946), dramaturge en Meg Stuart (1965) & Damaged Goods, hedendaags dansgezelschap. In 1996 besliste de Raad van Bestuur deze prijs voortaan Cultuurprijs K.U. Leuven/Prijs Blanlin-Evrart te noemen. Met deze belangrijke prijs en dit bijzonder verzorgd uitgegeven boek werd een decennium artistiek leven in Vlaanderen met enkele hoogtepunten in kaart gebracht.
fb
| |
André Debaveye
35 jaar vormingswerk in het jeugdatelier Kuurne centrum voor creatief werk, uitg. Jeugdatelier Kuurne, Heerbaan 44, 8530 Harelbeke, 2002, geïll. met zw.-w.- en kleurenfoto's, 240 × 160 mm, 160 blz. ingenaaid € 20,00 (Bankrek. Jeugdatelier nr 465-3352181-87). - ‘Het is verbazingwekkend wat gewone mensen kunnen doen als zij zonder vooroordelen beginnen.’ Onder dit motto uit de praktijk start een uitvoerig overzicht van ontstaan, geschiedenis en activiteiten van dit jeugdatelier dat 35 jaar geleden werd opgericht. In plaats van het accent te leggen op vaardigheden, zoals in veel klassiek kunstonderwijs, wilden de initiatiefnemers plaats bieden aan de totale expressie. Uitgaande van de stelling dat elk kind een innerlijke drang heeft om zich creatief te uiten werd van in den beginne door een groeiende groep medewerkers hard en vaardig gezocht en geoefend. De historiek die hier met tekst en beeld wordt geïllustreerd, is een goed bewijs van hun succesvol en degelijk werk. Per jaar worden de diverse activiteiten beschreven: contact, medewerking en uitwisseling met ateliers uit andere steden, ook uit het buitenland; thematische activiteiten (o.a. Week van het Vlas, Jaar van het Kind, Kleurdag), reizen, bezoek aan galeries en musea, waarnemingstekenen. Het bewijs is geleverd dat een jeugdatelier als dit van Kuurne voor een gemeenschap levensnoodzakelijk is. Belangrijk in dit boek is dan ook de pedagogische visie die hier uitvoerig wordt uiteengezet (werkvormen, methodiek, materialen en technieken). Honderden illustraties verluchten dit gedenkboek op aantrekkelijke wijze. Medewerkers vanaf de stichting worden opgesomd. Zij zorgden voor een uniek stuk plaatselijke culturele geschiedenis.
fb
| |
Ronny Delrue
Portretten,, Uitg. Onder den Toren 12, 2800 Mechelen, 2002, teksten van Koen Leemans, Eva Wittocx, Peter De Graeve en Bert Vandenbussche, geïll. met zw.-w. en kleurenfoto's, 170 × 270 mm. 118 blz. Ingenaaid. - Ronny Delrue (Heestert 1957) is tekenaar en kunstschilder. In de jongste jaren exposeert hij zijn werk graag in reeksen, die dan veelal beantwoorden aan de artistieke oefeningen die hem in verschillende periodes bekommeren: Sluishuis 4 (1986) de sluis + woning die hij betrok, het vierde van de elf sluiswachtershuizen die destijds langs het kanaal Kortrijk-Bossuit stonden. Voorts waren er de Ontmoetingen (1989), 10 monochrome schilderijen met acrylverf (1995) en Portretten (2002). Veel van zijn tentoonstellingen werden begeleid met een verzorgde catalogus. Zijn abstracte schilderijen, altijd vrij donker van koloriet, kwamen zelfs beangstigend over. Enige uitkijken waren hier en daar lichtstrepen in blauw of rood. Delrues kracht ligt, naast dit bezwerende koloriet, vooral in de stevige en forse vormen die elkaar overrompelen in kleine, maar ook in zeer grote formaten. Ook de portretten, beschreven in dit jongste boek, vertonen soms hoekige vormen, maar lijken wat vriendelijker dan het vroegere werk. De figuren, koppen vaak zonder zintuigen, haken vast in het geheugen van de beschouwer, soms egaal van kleurenfamilie, meestal danig bewerkt tot zelfs een materieel reliëf met kreuken en scheuringen. Schilderijen, ook tekeningen van Delrue kan men rustig in detail bekijken en traag ontleden en de sporen van inzicht en vinding verkennen in hartstochtelijke momenten. De beweging en het ritme van vlakken en kleuren groeien samen tot één overweldiging van nieuw, vitaal, dynamisch expressionisme. Dit jongste boek is daarvan een treffend getuigenis.
fb
| |
Lohse lesen
Studienbuch 2, uitgegeven door Hans Heinz Holz, Johanna Lohse James en Silvia Markun in samenwerking met de Stiftung für konstruktive und konkrete Kunst. uitg. Offizin Verlag; Zürich, Selnaustrasse 25 8001 Zürich, 2002, geïll. met kleuren- en zw.-w. foto's, 230 × 165 mm, 352 blz. Ingebonden. - Richard Paul Lohse werd in 1902 geboren in Zürich. Hij werd een belangrijke
| |
| |
Zwitserse kunstenaar: kunstschilder, graficus, designer vooral boekontwerper, en cultuurtheoreticus. Onder zijn bekenden waren Paul Klee, Max Beckmann, Hans Arp, Le Corbusier. Hij was stichter van tijdschriften, promotor van grote tentoonstellingen, ontwerper van boekenreeksen, brochures, affiches. Hij nam deel aan de Biënnale van Sao Paulo (1965), Documenta Kassel (1968), de Biënnale van Venetië (1972). Hij exposeerde zijn werk in vele wereldsteden, ook in Nederland: Amsterdam, Stedelijk (1961), Eindhoven Van Abbe (1978), niet in België. Hij overleed in zijn geboortestad in 1988.
Dit Duitstalige boek werd uitgegeven door de Stiftung für konstruktive und konkrete kunst in Zürich, naar aanleiding van zijn honderdste geboortedag en viel samen met een grote overzichtstentoonstelling in het Haus Konstruktiv in Zürich. Beide initiatieven tonen voluit het inhoudelijk rijke en altijd provocerende beeldende en theoretische werk van deze kunstenaar. Globaal gezien een even conceptueel als visueel overtuigende beeldentaal. Het boek bevat zeventig teksten over en vooral van Lohse, meteen een boeiende biografie met zowel zijn artistiek als zijn durend sociaal en antifascistisch engagement. Lohse kende een armoedige jeugd. Zijn vader was kelner in het stationsbuffet en overleed al wanneer Lohse pas dertien was. Het gezin werd, naar zijn eigen woord, gestort in een subproletarische situatie. Hij oefende wel dertien stielen uit, van krantenverkoper tot loopjongen in winkels en magazijnen, maar intussen beleefde hij Dada aan den lijve, met omgang met Tsara, Arp, Huelsenbeck. Met achttien jaar werd hij leerjongen in een reclamebureau, waar hij weer andere artiesten zoals Giacometti, promotor van de abstractie, leerde kennen. Hij schilderde toen en bezorgde vooral de typografie voor pamfletten. Honger naar informatie begeleidde hem constant. Hij las veel tijdschriften, o.a. De Stijl. In die jaren kwam hij vooral onder de indruk van de hemelbestormende diagonalen van het Russisch constructivisme. Lange tijd, getuigt hij, was voor hem de diagonaal de uitdrukking van revolutionaire energie en meteen van de identiteit tussen politieke theorie en kunst.
Ook heeft hij meegemaakt dat een deel van de Entartete Kunst in 1939 in Luzern werd geveild en terechtkwam in het Kunstmuseum in Basel. Lohse zette zich in voor hulp aan de Internationale Brigade tijdens de Spaanse Burgeroorlog.
Dit boek bevat een aantal bijzonder lezenswaardige en ten dele nog nooit gepubliceerde teksten: redevoeringen, pamfletteksten, manifesten, relaas van bezoeken o.a. aan Kirchner en Max Bill, beschrijving van eigen artistieke concepten over de constructieve kunst, over het vlak, over fotografie, over het beeld van de tijd, over sociaalrealisme en constructieve kunst, over de sociologische positie van de graficus, en vooral ook in de illustraties, over de kleuren in hun seriële ordeningen en over extreme en buurtkleuren. Alles komt neer op een van zijn geliefde uitspraken: Er bestaat geen bepaling van de kunst zonder een bepaling van haar sociale basis. Buiten deze sterk gedocumenteerde en boeiend geschreven inhoud, valt het boek op door de typografie in de eigen Helveticaletter en de uiterst verzorgde lay-out. In de geschiedenis van de beroemde moderne Zwitserse drukkunst een mijlpaal.
fb
| |
Mariette Simonis, Emile Snellen (eindredactie) & Constance Maes (tekst)
Kunsthandel Simonis & Buunk. Wintersalon 2002, 20e eeuw, uitg. Kunsthandel Simonis & Buunk, Notaris Fischersdtraat 17-19, 6711 BD Ede (Nederland) 2002, kleurenillustraties, 260 × 210 mm, 68 blz., ingenaaid. - Een collectie schilderijen, aquarellen en tekeningen, voornamelijk uit de eerste helft van de 20ste eeuw: klassiek-moderne neo-impressionisten, luministen en vertegenwoordigers van expressionistische stromingen als Bergense School, Groninger Ploeg, Nieuwe Zakelijkheid en Abstracten. Zeer verzorgde catalogus van een tentoonstelling, die najaar 2002 plaatsvond in de grootscheeps verbouwde eigen kunstgalerie. Na een beknopte inleiding van Emile Snellen, worden alle schilderijen in kleuren getoond en met begeleidende tekst verklaard. Het zijn in hoodfdzaak landschappen, stillevens en bloemstukken. Er is ook werk van Vlaamse kunstenaars als Gaston Haustrate, Georges Morren, Raoul Hynckes, Maurice Sys, Charles Kvapil, Reimond Kimpe. Keurige publicatie
fb
| |
Mariette Simonis, Emile Snellen (samenstelling & eindredactie) & Nina Wevers (tekst)
Kunsthandel Simonis & Buunk. Wintersalon 2002, 19e eeuwl, uitg. Kunsthandel Simonis & Buunk, Notaris Fischerstraat 26-36, 6711 BD Ede (Nederland), 2002, kleurenillustraties, 260 × 210 mm, 68 blz., ingenaaid. - Op vrij geregelde tijdstippen publiceren kunsthandels luxueuze verkoopscatalogi, waarin zij kunstwerken bespreken en afbeelden. Het gaat uiteraard om commerciële boeken met de bedoeling klanten te winnen en te verkopen. Toch hebben deze uitgaven ook voor geïnteresseerden en kunsthistorici een bepaalde waarde. Ze zijn niet alleen fraai uitgegeven brochures en aldus kijkboeken, ook helpen ze mee ceuvre-catalogi van kunstenaars te vervolledigen. In die zin bezorgen ze inlichtingen over de te bestuderen figuur en vervolledigen de monografie. Ongetwijfeld daarom zijn ze gretige verzamelbrochures voor kunsthistorische instituten. De hier vermelde en traditioneel rijk verluchte brochure bevat vele namen van vooral negentiende-eeuwse Hollandse schilders, zoals Koekkoek, Schelfhout, Rademaker, Bakhuyzen, Kleijn, Meijer, Eversen, Vertin, Verhoesen, Verschuur, Jongkind, Gabriël, Roelofs, Tholen, Maris...
jlm
| |
Stefan Hertmans (e.a.)
Jan Fabre. Gaude succurrere vitae, uitg. Imschoot, uitgevers, Burggravenlaan, 20, 9000 Gent, 2002, met voorwoorden van Jan Hoet, Thierry Raspail, Giacinto Pietrantonio, geïll. met kleurenfoto's, 310 × 245 mm, 336 blz. gebonden € 80,00 - Der Zeit ihre Kunst. Der Kunst ihre Freiheit. Motto en levensregel van de Wiener Werkstätte (1903-1935), een kunststroming en vereniging voor vernieuwing van expressie in wonen en leven. Dit beginsel kan nog gelden, hoe vreemd het ook mag klinken, blijkens wat nu in Europa en in Vlaanderen als kunst wordt aangeboden en -geprezen.
Het omvangrijke en zeer verzorgd uitgegeven boek over de Vlaamse kunstenaar Jan Fabre is daar een treffend voorbeeld van. Onder de titel Gaude succurrere vitae of eigenlijk voluit en origineel Hic locus est mors, gaudet succurrere vitae (Dit is de plek van de dood. Verheug u ter hulp te komen aan het leven), titel van een tekening van Fabre uit 1980, uitgevoerd met twee soorten bics op een gedrukte illustratie. De verkorte Latijnse tekst was tevens de titel van de tentoonstelling, waarvoor dit boek als begeleiding gold, in het S.M.AK. Gent (oktober 2002 - februari 2003) en in musea en galeries in Lyon, Bergamo en Barcelona. Er zijn drie voorwoorden, waarvan het degelijkste en intelligentste dat van de Italiaan Giacinto di Pietrantonio, die de dialoog tussen leven en dood benoemt als het centrale thema van Fabres werk. Daarop volgen twee schitterende teksten van de dichter Stefan Hertmans. De eerste handelt over Fabres films. Er staan er zeventien in het boek als illustratie opgenomen, telkens stripsgewijze afgedrukt op zwart papier, heel rijk en chic, maar niet altijd even duidelijk, wat zeer waarschijnlijk ook de bedoeling was. Hertmans' tweede tekst over de reeksen tekeningen van Jan Fabre tussen 1978 en 1990 is geschreven vanuit een ruime en rijke culturele achtergrond en gaat bijzonder diep in op de altijd vreemde, esoterische, mythologische en pornografische stimuli van deze kunstenaar. Tekeningen met bic, met bloed (voorwaar niet nieuw in de kunstgeschiedenis), met sperma. Soms ziet men resultaten van uitdaging of zelfverminking, soms onhandig lijkende schetsen en op scherts en schimp stoelende tekeningen, maar altijd door leven en dood behekst en omschreven met teksten waarin, eveneens bedoeld? nogal wat spellingsfouten voorkomen.
Deze royale publicatie is een vaste bron geworden voor verdere studie van een groot deel van Fabres oeuvre. Hij maakte, zoals bekend, ook merkwaardig beeldhouwwerk en succesvolle theater- en danscreaties, die hier niet eens vermeld worden. Wellicht ook bedoeld om alle disciplines van deze omnipracticus goed gescheiden te houden. De figuur en het werk van deze kunstenaar vormen een teken des tijds, een hedendaags pleidooi en tegelijk icoon voor tijdgebonden kunst in volle vrijheid.
fb
| |
Bert Popelier
De welgezinden van Permeke. Uitg. Pandora, Antwerpen, 2003, geïll. met 13 ingekleefde reproducties van schilderijen en beeldhouwwerken van Constant Permeke, 190 × 220 mm, 92 blz., gebonden € 25,00 - Kunstschilder Constant Permeke overleed in 1952, een halve eeuw geleden. Om dit te gedenken werd op 13 december 2002 in zijn woonhuis en atelier De vier Winden, nu het Permekemuseum in Jabbeke, het jongste boek van dichter en kunstcriticus Bert Popelier (Passendale, 1945) voorgesteld: De welgezinden van Permeke. Het werd geschreven in opdracht van het Provinciaal Bestuur van West-Vlaanderen en op initiatief van Willy Van den Bussche, hoofdconservator van het PMMK Oostende en het PMCJ in Jabbeke. Popeliers tekst is een theatermonoloog, zoals hij vroeger gelijkaardige teksten schreef over Ensor (1994), Spilliaert (1996) en Rik Wouters (1999). Ook dit boek is bibliofiel en zeer keurig uitgegeven en werd geïllustreerd met reproducties van schilderijen en sculpturen van de Meester van Jabbeke. Te midden van de Permeke-kunstwerken in dit museum wordt vanaf mei 2003 deze poëtische monoloog gespeeld door de bekende Vlaamse theater- en filmacteur Herbert Flack (Reet, 1942) Den Welgezinden (met buigings-n) is de titel van een werk van Permeke uit 1935, een tekening met houtskool en terpentijnverf van een man die voldaan ligt te slapen, in zichzelf opgerold en kennelijk zonder enige zorg. Hij is, zoals bij veel figuratie van Permeke, als het ware één geworden met de aarde waarop hij ligt. Popeliers tekst, onder de titel De Welgezinden (meervoud) beschrijft in wezen alle figuren van Permeke als weldoorvoede, tellurisch wroetende en goedgezinde wezens, hoewel zij vaak, blijkens hun verschijnen in zijn kunst bijzonder sober leven, armelijk gekleed lopen en slechts genieten van de buitenlucht, het akkerland, de dieren, de zee.
Popelier volgt zichzelf op bezoek in Jabbeke, langzaam uitkijkend naar deze welgezinde mensen en hun verschijnen in Permekes kunst. Hij bracht een zeer bewogen monoloog, een sensueel, nu eens krachtig dan weer teder geschrift, dat eindigt met de prachtige vaststelling: Ik ben verdwaald in zijn wereld.
fb
| |
Egbert Aerts
Raf Coorevits, uitg. Pandora, Antwerpen, 2002, verdeeld door B. Coorevits-Boel, Hoge Bokstraat 55, 9111 Belsele, 2002, geïll. met 48 vierkleurenreproducties en 48 zw.-w.-foto's, 297 × 245 mm, 120 blz. gebonden, € 30,00 (porto: € 4,00) - Raf Coorevits (Sint-Niklaas, 1934) staat sinds vele jaren bekend als een van de bekwaamste etsers van het land. Hij studeerde aan de Stedelijke Academie van Sint-Niklaas en aan het Hoger Sint-Lucasinstituut in Gent, waarna hij veel jaren aan beide scholen docent was voor talrijke door hem gevormde begaafde leerlingen. Zijn kunst was te zien in tientallen tentoonstellingen en werd in evenveel teksten beschreven. Egbert Aerts (Brussel, 1941) germanist, romancier en essayist, schreef voor dit kunstboek een voortreffelijke inleiding, waarin hij vooral dieper ingaat op de eigen artistieke persoonlijkheid van de kunstenaar. Hij vertrekt van Gilliams' uitspraak: ik werk moeilijk, omdat ik voor iets in mij niet wil onderdoen en hij onderzoekt dan dit ‘iets’ in dit ruime, levenslange kunstenaarschap, met name in het landschap, inclusief het stadsgezicht, ook oude gebouwen en ruïnes, in de ‘stil-levende dingen’ en in het portret, drie voor Coorevits bevoorrechte onderwerpen, waarin hij telkens heeft uitgemunt. In de natuur gaat zijn aandacht naar bomen en naar de dwarreling van bladeren en takken. Zij staan in het landschap vaak centraal en op de
| |
| |
voorgrond en filteren zo het uit de achtergrond invallende licht. Boeiend en bevreemdend zijn de stillevens met schedels en vanitasvoorstellingen, met hoge hoeden, pluimen, stangpoppen, kussens en herhaaldelijk ook handschoenen. De portretten zijn een treffende weergave van gelaat en lichaam, heel dikwijls zijn vrouw Betty ook in enkele prachtige, zeer kleurgevoelige aquarellen. Geen enkele van de 96 illustraties in dit boek is gedateerd. Men ziet dus weinig sporen van ontwikkeling, maar wel van een hoge gelijkmatige kwaliteit in alle kunstwerken, ook in de tekeningen en vooral dus in de zelf gedrukte etsen, waarin de intense detaillering wedijvert met de compacte plaatsing. Dit meesterschap werd met deze zeer verzorgde monografie terecht geëerd.
fb
| |
Klassieke Literatuur
Hieronymus
Vita Pauli. Het leven van Paulus van Thebe, uitg. P, St.-Antoniusberg 9, 2002, bezorgd, vertaald en toegelicht door Vincent Hunink, tweetalig Latijn-Nederlands, 210 × 162 mm, 40 blz., ingenaaid € 12 - Hieronymus van Stridon (ca. 347-420) schreef omstreeks 375 de omstreden vita van Paulus van Thebe. Volgens de kerkvader was het immers Paulus van Thebe, en niet Antonius, die zich als eerste kluizenaar in de Egyptische woestijn terugtrok en zo de vader van het christelijk monarchisme werd. Met die polemische stelling ging hij in tegen de invloedrijke christelijke auteur Athanasius van Alexandrië. Hieronymus was een man van de wetenschap. Twintig jaar oud trok hij naar Rome om er te studeren onder leiding van de grammaticus Donatus. Hier werd hij gedoopt, waarna hij omstreeks 373 naar het oosten trok waar hij als eremiet leefde. Enkele jaren later werd hij tot priester gewijd. Toen hij secretaris van paus Damascus was, kreeg hij de opdracht de vertaling van de Bijbel te herzien. Tot zijn literair oeuvre, dat hij voor het grootste deel in een klooster in Bethlehem bijeenschreef, behoren bijbelcommentaren, historische en dogmatische geschriften en enkele vitae.
Hieronymus schreef de korte biografie van Paulus van Thebe vermoedelijk tijdens zijn eerste verblijf in de woestijn van Syrië. Hij was de 25 net gepasseerd en vol van het kluizenaarsideaal. De levensbeschrijving is vanuit literair-historisch standpunt belangrijk. Het werkje is immers in het Latijn geschreven en is daarmee de oudste hagiografische tekst in die taal. Hierdoor zou de tekst een diepgaande invloed uitoefenen op de latere hagiografie. Die invloed wordt mee verklaard door het feit dat het geschrift het hele gamma aan bestanddelen bevatte die later zo karakteristiek zouden blijken voor de heiligenlevens. Wel vormt de tekst een aaneenschakeling van anekdotes. Hij steunt bovendien op weinig betrouwbaar bronnenmateriaal. Maar Hieronymus verwoordt tegelijk een bijzonder kluizenaarsideaal, onwerkelijk, maar juist daardoor voor tijdgenoten en latere generaties een waarachtige bron van inspiratie.
De uitgave van Hieronymus' Vita Pauli biedt naast de Latijnse tekst van dit literair pareltje een vlot leesbare vertaling van de hand van Vincent Hunink. Misschien zullen de lezers van de vertaling wel houden van de uitdaging om hun kennis van het Latijn nog eens te testen. Tevens biedt de vertaler een korte, maar boeiende uitleiding. De literatuuropgave is beknopt en mocht iets uitgebreider. In ieder geval is het boekje een aanrader.
rn
| |
Geschiedenis
Henriette Claessens
Leven en liefdes van Leopold I, uitg. Lannoo, Kasteelstraat 97, 8700 Tielt, 2002, geïll. met zw.-w.-fo-to's, 155 × 240 mm, 433 blz., genaaid, 29,90 euro - Literatuur en geschiedenis. Dat zijn de twee grote passies van Henriette Claessens, auteur van verscheidene romans en historische artikels in kranten en tijdschriften. Hét opus magnum in haar oeuvre is ongetwijfeld haar essay Leven en liefdes van Leopold I (2002), een kanjer. In dit boek maakt Henriette Claessens komaf met het traditionele beeld dat we van de eerste Koning der Belgen hebben. ‘Deze vorst was helemaal niet koel of stug. Hij was een liefdevolle, gevoelige man, die er ook buitenechtelijke relaties op na hield. Hij straalde nu eenmaal charisma uit,’ laat de biografe weten.
Met haar boek werpt Henriette Claessens een geheel nieuw licht op Leopold I (1790-1865), waardoor de vorige publicaties over hem als het ware in het niet verzinken. We zijn een standaardwerk over deze koning rijker. Dit psychologisch portret, zoals de schrijfster haar biografie graag noemt, leest als een roman. De vlotheid van taal en stijl zorgt ervoor dat het boek voor iedereen toegankelijk is: zowel de gewone lezer als de historische wetenschapper. Henriette Claessens staaft haar relaas steeds met de nodige bronnen, waarvan achterin een hele lijst werd opgenomen. De bron bij uitstek zijn de persoonlijke brieven van Leopold aan zijn tweede echtgenote Louise-Marie en zijn kinderen. De biografe ontdekte die documenten in het archief-Goffinet, dat jarenlang was ingemetseld in een donkere kelder in een kasteel in de Ardennen. Henriette Claessens verwerkte deze schat aan informatie tot een boeiend boek, waaraan zij twee jaar arbeidde. De historische én literaire waarde van dit onthullend essay staat buiten kijf. Lezen dus.
jvs
| |
Marijke Meijer Drees & Els Stronks (samenstelling)
Wat wonders, wat nieuws! De zeventiende eeuw in pamfletten, uitg. Griffioen-Athenaeum-Polak & Van Gennep, Amsterdam, 2002, verdeeld door WPG Uitgever, Maarschalck Gerardstraat 2, 2000 Antwerpen, 185 × 115 mm, 143 blz., paperback € 6,95 - Dit boekje bevat eigenlijk een bloemlezing van pamfletten gaande van de late zestiende tot in het begin van de achttiende eeuw. Pamfletten waren in de zeventiende eeuw namelijk sterk actueel en goedkoop. In die zin zijn ze gemakkelijk te vergelijken met kranten, soms met tijdschriften. Ze werden ten andere dikwijls vliegensvlug gedrukt en werden door boekhandelaars, maar evenzeer door marktkramers verkocht. Allerlei onderwerpen kwamen aan bod: verhalen, samenspraken, liederen, brieven, toneelstukken en gedichten... Zo vinden we gegevens over een komeet in 1681, over Frans gevaar in 1673... huursoldaten maar eveneens over schurken in de landspolitiek van 1672. Het was informatie. In die zin zijn ze ook voor historici interessant te noemen. Deze uitgave is (spijtig genoeg) vooral op de Noordelijke Nederlanden gericht.
jlm
| |
Constant Matheeussen, Jeanine De Landstheer, Toon Van Houdt, Lucie Verachten
Erasmus en Vives over vrouwen en opvoeding. Een didactisch dossier voor de derde graad, uitg. AULOS. Studies over oude talen en antieke cultuur, Erasmushuis 06.13, Blijde-Inkomststraat 21, 3000 Leuven, 2002, met cd-rom, geïll. met zw.-w.-foto's, 240 × 160 mm, 117 blz., ingenaaid € 15 (rek. nr. 431-0020091-79 van Kleio, 3001 Leuven) - Dit handig leesboekje kan eigenlijk als meer worden omschreven dan dat de ondertitel het weet te vertellen. Iedereen die wil kennis maken met mening over de opvoeding van de vrouw in de zestiende eeuw, specifiek van Erasmus en Vives, vindt hier een meer dan interessante inleiding. Naast een biografie van deze humanisten bezorgt de inhoud ons ook een tijdsbeeld en iuteraard een uitvoerige bespreking van de inzichten, verschenen in hun publicaties, over de opvoeding van de vrouw. Waarom moet een meisje (vrouw) in die tijd studeren? Wat is de zin ervan?... Een handige cd-rom vervolledigt deze handleiding voor de leraar, waarvoor het boekje in de eerste plaats is bedoeld.
jlm
| |
Herman De Dijn & Walter Van Herck (red.)
Heilige plaatsen. Jeruzalem, Lourdes en shopping malls, uitg. Pelckmans (Kapelsestraat 222, 2950 Kapellen)/Klement, Kampen, 2002, geïll. met zw.-w.-foto's, 220 × 140 mm, 144 blz., paperback € 13,95 - Nog steeds trekken mensen vandaag - ondanks de verdere gaande laïcisering en ontkerkelijking - op bedevaart. Ook de pelgrimsplaatsen zijn eigenlijk niet veranderd. Naast Jeruzalem en Lourdes blijven Rome en Compostela in. Het zijn heel dikwijls steden die in de Middeleeuwen voor het pelgrimeren bekend waren. Dit populaire vasthouden aan die heilige plaatsen getuigt misschien van bijgeloof en behoort mogelijk tot het Ancien Régime. Is de idee zelf van een God met geologische voorkeur niet volstrekt achterhaald? Toch kan men er niet aan voorbij vast te stellen dat hedendaagse toeristen veelvuldig metamorfoseren in oude pelgrims die inderdaad naar dergelijke heilige, intussen gedeeltelijk geseculariseerde, plaatsen trekken. Dit boek probeert daar een antwoord op te geven. Zes auteurs (Herman De Dijn, Walter Van Herck, Piet Leupen, Barbara Baert, To Tollebeek en Walter Weyns) belichten dit thema vanuit diverse oogpunten: historisch, filosofisch, kunsthistorisch en sociologisch.
jlm
| |
Muziek
Ignace Bossuyt
Het Weihnachts-Oratorium (BWV 248) van Johann Sebastian Bach, uitg. Universitaire Pers Leuven, Europahuis, Blijde-Inkomststraat 5, 3000 Leuven, 2002, 235 × 175 mm, met een los boekje met ‘Muziekvoorbeelden’, 179 blz., genaaid-gebroceerd € 29,00 - Ondanks de grote en steeds groeiende populariteit van Bach's Weihnachts-Oratorium is deze nieuwe publicatie van hoogleraar musicologie Ignace Bossuyt pas de allereerste monografie in ons taalgebied over dit monumentale werk. Laat het maar meteen duidelijk zijn: dit is een absolute aanrader, zowel voor de liefhebber als voor de kenner. In een eerste deel wordt de algemene context geschetst waarin het werk is ontstaan (het gaat hier o.a. over de liturgische functie van de compositie, over het probleem van de ‘parodie’ zijnde een vorm van ‘autoplagiaat’), en wordt ingegaan op de tekstuele en muzikale componenten ervan: evangelieteksten en poëtische interpolaties; recitatieven, koren, aria's en instrumentale bezetting. Hoofdmoot is de analytische bespreking van alle 64 nummers van de 6 cantates die samen het Weihnachts-Oratorium vormen. Zoals in eerdere luistergidsen schuwt de auteur geenszins technische termen, maar ook nu weer blijft dat hij als weinigen de kunst verstaat om ingewikkelde dingen op een eenvoudige manier uit te leggen. Een minimale kennis van het muziekschrift is dus wel onmisbaar om het betoog te kunnen volgen, maar verder dan dat hoeft de muziektheoretische kennis van de lezer ook niet te gaan. Alle andere begrippen worden immers glashelder, in een voor iedereen verstaanbare taal uitgelegd. Mits men een partituur bij de hand heeft (bij gebrek daaraan vormen de toegevoegde 41 muziekvoorbeelden al een degelijk hulpmiddel), een opname (waarover ook voldoende informatie in het boek) en vooral de nodige concentratie bij lectuur en beluistering, wordt dit een boeiende ontdekkingsreis in Bachs
muzikale denkwereld in het algemeen, in het Weihnachts-Oratorium in het bijzonder. Niemand minder dan Philippe Herreweghe die het werk toch al vele malen uitvoerde en opnam, schrijft in het voorwoord dat hij uit de lectuur van dit boek ‘heel wat kon bijleren’. Dat spreekt: daar hoef je als recensent niets meer aan toe te voegen.
jvh
Cultureel Jaarboek Klara 2001-2002, uitgave Globe en Dexia, 2002, 227 blz., € 16,90 - Radio Klara is twee jaar jong. Klara's culturele jaarboek is daarmee ook aan zijn tweede uitgave toe. Deze tweede editie lijkt als twee druppels water op haar oudere broertje: dezelfde lay-out, dezelfde tweedeligheid (essays en jaaroverzichten), dezelfde illustrator (Karl Meersman); bij de jaaroverzichten, enkele uitzonderingen daargelaten, dezelfde items, in dezelfde volgorde, door de- | |
| |
zelfde auteurs. Formeel geen verrassingen dus. Inhoudelijk ook niet: een jaaroverzicht is nu eenmaal ‘slechts’ het te boek stellen van wat geweest is. Wel verrassend is het feit dat de bijdrage van Lieven Bertels die gaat over een halve eeuw experimentele elektronica, is opgenomen bij de jaaroverzichten; ook het artikel van Karl Marcelis over de functie van kopieën en over historische ontwikkelingen in de kunstmarkt, hoort helemaal niet thuis in de rubriek jaaroverzichten. Nieuw is dat ‘Fresco’ als uitdrukkelijke verwijzing naar Klara's culturele actualiteitenprogramma uit de titel is weggevallen, dat u er een cd-tje bij krijgt met fragmenten uit Klara-opnamen van werk van Vlaamse componisten en/of van Vlaamse uitvoerders, dat een aantal heel keurig gereproduceerde zelfportretten van Belgische kunstenaars werd opgenomen. In Markant, het eerste deel van het Cultureel Jaarboek, zijn onder meer twee boeiende gesprekken opgenomen die eerder op de radiozender te horen waren: een gesprek van Jean-Pierre Rondas met W.G. Sebald, auteur van Austerlitz, opgenomen slechts enkele maanden voor zijn dood; en een gesprek van Chantal Pattyn, in Alinea, met Carla Walschap, n.a.v. de publicatie van het tweede deel van haar vaders brieven. Ook in de bijdrage van Francis Maes over de relatie van Sjostakovitsj met het toenmalige Russische regime, ligt een duidelijke link naar
het voorbije culturele seizoen wat mag blijken uit Jo Paumens overzicht van het klassieke muziekseizoen. Geen enkel jaaroverzicht kan volledig zijn. Ook dit dus niet. Geen woord over Ars Musica, over het Kunstenfestivaldesarts, over frisse en vernieuwende festivals als Belgian Chocolates, Happy New Ears, November Music, Transit... toch wel opvallende hiaten.
jvh
| |
Discotheek
Zefiro Torna
Mermaphilia, uitg. Eufoda/Davidsfonds, Blijde-Inkomststraat 79-81, 3000 Leuven, 2002, 1 cd, Eufoda 1343, met geïllustreerd informatieboekje (N, E, F), 36 blz., met de vertalingen van alle gezongen teksten, € 19,95 - Eufoda, platenlabel van het Davidsfonds, zwoer in het verleden op slechts een handvol vertolkers en hield de oren potdicht voor een uitgebreide schare van eminente Vlaamse musici. Ook inzake repertoire muntte Eufoda niet bepaald uit in originaliteit. Is Mermaphilia het begin van een nieuwe koers? Alleszins is dit een nieuw geluid: het is het cd-debuut van het jonge en - blijkens de frisse en zuivere vertolking - veelbelovend ensemble Zefiro Torna. Een opmerkelijk debuut omwille van het ongewone opzet. Rond het thema van zeemeerminnen en sirenen brengt het ensemble een selectie van composities van Middeleeuwen tot barok en een enkele keer ook uit de 20ste eeuw. De composities zijn geordend als een verhaal: de afvaart, het leven aan boord, de verleiding, storm, dood, bezinning. Het verhalend opzet wordt extra onderstreept door het omweven van het geheel met natuurgeluiden en een complexe multi-track computermontage van elektronisch gemanipuleerde opnames van stemmen en instrumenten. Deze soundscape van bevreemdende en mysterieuze geluiden is niet alleen het bindmiddel tussen de verschillende composities, maar is vaak ook aanwezig als achtergrond tijdens de muziek, soms zelfs zo prominent dat de muziek achtergrond wordt. De combinatie van oude muziek en hedendaagse geluidskunst is zeker niet oninteressant en biedt wellicht heel wat kansen als liveperformance waarbij ook visuele ondersteuning kan. Voor een opname verkiezen wij de muziek zonder meer; de thematisch verhalende ordening is duidelijk genoeg op zich.
jvh
| |
Danza
Aram Van Ballaert, gitaar; MMMP 033; met infoboekje (N-E-F), 22 p.; uitgave Music Maestro Productions, Marktstraat 11, 3680 Maaseik - Een bloemlezing van originele composities voor gitaar van toondichters die zonder uitzondering in Latijns-Amerika werden geboren of er een groot deel van hun carrière doorbrachten. Allen zijn ze door hun opleiding vertrouwd met de klassieke muziek, maar ze haalden hun inspiratie evenzeer uit de volksmuziek, de jazz en de rijke Latijns-Amerikaanse danstradities: Jorge Morel, Radamés Gnattali, Paulo Bellinati, Leo Brouwer, Juan Falu, Emilio Pujol, Ernesto Cordero en Jorge Cardoso. Voor Aram Van Ballaert, docent aan het Lemmensinstituut en leraar aan het Stedelijk Conservatorium Leuven, lijkt dit zijn natuurlijk biotoop te zijn. Hij beweegt zich in deze wereld van melancholie en passionele levensdrift met grote natuurlijkheid en vanzelfsprekendheid. Virtuoos uitgevoerd, met ritmische finesse, met een perfecte zin voor timing en voor kleur. Dit is een opname om tijdens de lange winteravonden van warmer oorden te dromen, en om tijdens zwoele zomeravonden dubbel te genieten.
jvh
| |
João Lourenço Rebelo
Psalmi, Magnificat & Lamentationes, uitg. Eufoda/Davidsfonds, Blijde-Inkomststraat 79-81, 3000 Leuven, 2002, 1 cd (76 min.), Eufoda 1344, uitgevoerd door Currende olv. Erik van Nevel, geïllustreerd informatieboekje (N, E, F), 38 blz., met de vertalingen van alle gezongen teksten, € 19,95 - Een beroemdheid is João Lourenço Rebelo (1610-1661) in onze contreien zeker niet. Maar dat kan veranderen. De stelling dat hij de belangrijkste Portugese componist van de vroegbarok is, wordt door Currende o.l.v. Erik van Nevel alleszins met verve kracht bijgezet. Virtuoze effecten, tekstexpressie en vooral de sterke klankcontrasten in de meerkorige werken worden met weelderige, volumineuze koorklanken onderstreept. Van Rebelo is slechts een beperkt oeuvre bewaard gebleven. Hij blijft een amateur-componist geweest te zijn die aan het hof van de koning van Portugal de kans kreeg zijn muzikale fantasie de vrije loop te laten. Hij was het die in zijn land de invloed van de Italiaanse barok introduceerde. Maar tegelijk greep hij graag terug naar technieken uit het verleden zoals cantusfirmustechniek en alternatimpraktijk. Zijn werk is een voorbeeld van het intrigerende naast elkaar bestaan van traditie en vernieuwing in de West-Europese muziek van die tijd. Bijzonder aangename kennismaking.
jvh
| |
Franz Schubert
Kosegarten Song Cycle, Yves Saelens, tenor, Anne Cambier en Els Crommen, sopraan, Jan Vermeulen, fortepiano; MMP 031, met inlegboekje N-E-F, 31 p.; Maestro Music Productions, Marktstraat 11, 3680 Maaseik - In 1815, het jaar van het Congres van Wenen dat een periode van relatieve politieke stabiliteit en economische welstand inluidde, componeerde Schubert 20 liederen op tekst van Ludwig Theodor Kosegarten. Het zijn strofische gedichten die qua inhoud vrij onschuldig en idyllisch zijn. Schuberts toonzetting onderstreept die eenvoud in de meeste gevallen, al geeft hij soms toch een gepaste dramatische toets aan de verzen. Recent onderzoek wees uit dat Schubert deze liederen wellicht als een eenheid, als een cyclus heeft gedacht. Hoewel het ‘verhaal’ niet echt rechtlijnig is en er enige fantasie nodig is om het geheel als een logische opeenvolging van taferelen te zien, geeft dergelijke interpretatie aan deze liederen een veel tragischer dimensie dan de eerder naar de Biedermeier-onschuld overhellende esthetiek van de afzonderlijke liederen indien uitgevoerd in los verband. De uitvoerders weten die toets tussen enerzijds Biedermeierstijl en anderzijds dramatiek goed te treffen. Geen zwelgende pathetiek, maar beheerste en toch diepe expressie. Opvallend is dat de dictie van Yves Saelens veel helderder is dan die van Anne Cambier en Els Crommen. Sommige van deze liederen - niet allemaal! - verschenen eerder op cd als losstaande Schubert-composities. Het is voor het eerst dat deze Kosegarten-liederen als cyclus werden uitgebracht.
jvh
The Flemish Connection. Orchestral Music II, Vlaams Radio Orkest o.l.v. Bjarte Engeset; MMP 029; met inlegboekje N-E-F, 22 p.; Maestro Music Productions, marktstraat 11, 3680 Maaseik - Met de reeks Flemish Connection exploreren Klara en het VRO muzikaal Vlaanderen in de 19de en 20ste eeuw. Deze tweede cd in de reeks stelt het laatromantische repertoire in de kijker. Uit de vijf hier samengebrachte composities van Michel Brusselmans (Scènes Breugheliennes), Flor Alpaerts (Salome's dans van de zeven sluiers), Lodewijk Mortelmans (Lyrisch gedicht), Renaat Veremans (Nacht en morgendontwaken aan de Nete) en Frank van der Stucken (Sinfonischer Prolog zu Heinrich Heine's Tragodie ‘William Ratcliff’) blijkt dat de Vlaamse laatromantiek zich graag liet inspireren door buitenmuzikale thema s. Maar evenzeer dat die componisten meesters waren in het vertolken van gemoedsstemmingen. Absolute revelatie is het dramatische werk van Van der Stucken (1858-1920), Belgisch Amerikaan, geboren in Texas uit Antwerpse vader en Duitse moeder); een wereldpremière overigens! De uitvoeringen door het VRO zijn helaas niet echt modeluitvoeringen: niet altijd even accuraat, intonatieproblemen af en toe en een vrij kleurloze strijkersklank. Toch biedt deze cd een uitstekend beeld van wat Vlaanderens muzikaal verleden aan rijkdom te bieden heeft. Nog maar nauwelijks 5 jaar geleden, in een boek over nieuwe muziek in Vlaanderen, hadden de auteurs het in hun inleiding, met betrekking tot de periode 1800-1950, over ‘botte negatie van de instrumentale muziek’ en beweerden ze dat in de Vlaamse symfonische muziek van toen ‘de grote symfonische vormen plaats hadden moeten ruimen voor Vlaamse Dansen en orkestfantasieën op Tinneke van Heule allerhande’. Het lijkt erop alsof de betrokken auteurs nooit maar
één enkel fragment uit dat repertoire hebben beluisterd. Deze ene opname volstaat alleszins om de geciteerde uitlatingen als volkomen waanzin te kunnen identificeren. Voor wie althans zonder vooringenomenheid wil luisteren.
jvh
De recensies werden geschreven door:
fb: Fernand Bonneure |
gg: Guido Goedemé |
jlm: Jean Luc Meulemeester |
jvh: Joris van Hulle |
jvh: Jaak Van Holen |
jvs: Jan Vorsselmans |
pb: Paul Buyck |
rds: Ria de Schepper |
rn: Robert Nouwen |
svdb: Stefan van den Bossche |
ts: Thomas Swaenepoel |
|
|