Ina Vandewijer, Witte Pijn
kan verschijnen als een mogelijkheid voor een plotse en riskante sprong in het onbekende, als een toegangspoort tot een chaotische ervaringsruimte waar wetten en beperkingen worden opgeheven en onvoorziene en onvoorspelbare mogelijkheden en alternatieven opduiken, waar de wereld zich als een groot avontuur toont. In de Israëlische novelle
Vlieglessen (Nava Semel) is het de droom van Hadara om uit de band te springen, of liever, om uit een boom te springen en weg te vliegen. In een dialoog met één van haar vrienden maakt ze duidelijk dat deze droom een systeemkritische en subversieve betekenis heeft: ‘Je moet niet altijd de regels volgen.’ ‘Wanneer niet dan?’ ‘Bij het vliegen’. Gevaarlijke stunts kunnen deel uitmaken van een initiatie-scène, aangezien adolescenten in John Emigh's woorden vaak behoefte eraan hebben ‘to push against the boundaries of experience and to wrestle artistically with the visions encountered there, at some threatening edge of what it means to be alive.’ (
Masked Performances, 18). Een onherbergzame omgeving zoals Ina Vandewijer schetst in
Witte pijn geeft de tot nog toe in een beschermd milieu opgegroeide protagonist de mogelijkheid om deze grenservaringen te maken.
De adolescenten in actuele literatuur zijn zich bewust van deze waarde van liminale settings of overgangsruimtes. Aangezien ze in de postmoderniteit niet langer beschikken over collectieve, volgens een vast stramien verlopende overgangs- of inwijdingsrituelen, creëren ze met een opmerkelijke vaardigheid hun eigen liminale setting. In Ed Francks intrigerende novelle De droge rivier schepen twee verwarde en stuurloos geraakte kinderen in voor een reis in een rotte roeiboot op een uitgedroogde bedding van een bosbeek. Door lied- en gedichtfragmenten te citeren, bezwerende muziek te spelen en onophoudelijke moeizame en confronterende dialogen te beginnen en af te breken, blijven ze proberen om een traumatiserend verleden achter zich te laten, om zo een ‘self-made’ hergeboorte te ensceneren. Zoals Mircea Eliade in zijn analyse van initiatierituelen in archaïsche gemeenschappen ontdekte, is de rivier een mythische locatie waar symbolische dood en verrijzenis, natuurlijke krachten en mensgemaakte zingeving samenkomen. Door de transformatie van mythische elementen wordt duidelijk dat hier wel degelijk een inwijding, een overgang plaatsheeft, alhoewel een harmoniserende uitkomst en een reïntegratie niet het einde van de reis vormen. Vinden postmoderne vormen van initiatie misschien precies daar plaats waar conflicten niet worden opgelost, waar weerhaken en aarzelingen, conflicten en tegenstellingen blijven de kop opsteken? Waar het inzicht ontstaat, dat we er een voortdurende dialoog mee moeten aangaan, er als een existentiële uitdaging mee en in en door moeten leren leven?