Geert de Kockere, Woeste Mie,
illustrator Carll Cneut
Klaas V.: Ik vraag nu aan de uitgever om dat zelf te mogen doen. Ik scan mijn illustraties in en werk dan aan de vormgeving. Toch merk je dat uitgeverijen meer en meer daarin investeren. Bij Averbode is er een grote grafische afdeling en ook bij de Eenhoorn is er iemand voor de vormgeving.
Carll C.: Bij de Eenhoorn leg ik bijna altijd het stramien van pagina's en lay-out vast. Als de vormgever zijn werk gedaan heeft, ga ik erbij zitten om te zien of alles in elkaar past. Ik ben ooit als vormgever begonnen en heb er wel wat gevoel voor.
Ingrid G.: Voor Wachten op matroos heb ik de illustraties en schikking gedaan, uitgeverij Querido stond in voor de tekst en daar ben ik tevreden over. De vormgeving is soms een ramp, vooral bij de Engelsen die houden van grote, zwierige letters en frulletjes.
Kristien A.: Zoiets heb ik met mijn boek bij uitgeverij Leopold ook meegemaakt. Collega's typografen aan de academie hadden een aantal ontwerpen gemaakt, maar die werden niet gevolgd. De uitgever verkoos grote, dikke letters, want ‘Leopold moet opvallen’. Ze doen hoe dan ook hun zin. Anderzijds heb ik graag dat een vormgever zijn werk doet. Ik vind het boeiend om er samen over te praten, want een vormgever heeft toch een andere kijk dan een illustrator.
Gerda D.: Ik maak de illustraties en mijn man Gert Dooreman, een freelance vormgever, doet de rest. Toch kan er nog iets misgaan, bijvoorbeeld een verkeerde papierkeuze bij Ik mis me van Wally de Doncker.
Hoe belangrijk zijn humor en grapjes in jullie tekeningen?
Klaas V.: Wat is humor? Je hebt veel soorten humor. Ik stop graag humor in mijn tekeningen. Het ligt een beetje in het verlengde van mezelf en ik heb dat van in het begin gedaan. Uitgevers sturen me ook dat soort manuscripten. Ik hou niet van billenkletsers, dat is me te expliciet maar knipoogjes vind ik leuk.
Kristien A.: Daar hou ik ook van, van knipoogjes en details, zoals een poes met muizensloffen aan. Kinderen houden ervan om bij een tweede lezing nog iets nieuws te ontdekken. Ik doe dat niet bewust, maar ik doe dat wel vaak. Het is iets wat je spontaan doet. Ze zeggen soms dat je op je tekeningen lijkt.
Ingrid G.: Ik sta niet stil bij humor in mijn werk. Het ligt inderdaad in het verlengde van de persoon in kwestie.
Gerda D.: Bij mij zit er wel ironie in mijn werk. Ik gebruik vaak overdrijvingen en uitvergrotingen van mankementen van mensen.
Sommigen tekenen hun figuren vooral met grote of kleine ogen, zware armen of korte beentjes, logge lijven of grote hoofden. Via personages, compositie en perspectief creëert ieder zijn eigen stijl.
Klaas V.: De laatste jaren zie je inderdaad trends. Het is voor de tekenaar ook een voortdurend zoeken. Oren, neuzen, ogen,... zijn voor ons materialen waarmee je iets kunt vertellen.
Tom S.: Toen ik afstudeerde waren kleine hoofden op grote lichamen erg in. Het omgekeerde kon gewoon niet. Naarmate je langer werkt, ga je daar flexibeler mee om.
Kristien A.: Nu mag je ook meer overdrijven in de typering van figuren, vroeger werd dat minder aanvaard
Carll C.: Ik teken veel figuren met kleine beentjes en een groot lichaam. Ik denk daar niet echt over nu. Ik merk dat in mijn nieuw werk die verhoudingen wat evolueren.
Gerda D.: Al doende ontwikkel je een eigen stijl en raak je meer geoefend in bepaalde technieken. Soms stoot je toevallig op een nieuwe mogelijkheid. Zo kon ik bij een bepaalde tekening niet kiezen tussen twee uitgeknipte handen. Ik heb ze toen allebei opgeplakt en dat gaf een sterk effect.
Vinden jullie evolueren in je werk belangrijk?
Klaas V.: Dat is enorm belangrijk. Er is nooit een eindpunt. Sommigen kunnen dat wel. Zo is de stijl van onder meer Hans de Beer en Quentin Blake al jaren dezelfde. Dat is een gouden kooitje maar het is commercieel wel heel interessant.
Kristien A.: Als je niet evolueert, wordt het tekenwerk wel erg saai.
Tom S: Soms gebeurt het, dat je na jaren merkt, dat je een bepaald spoor uit vroegere tekeningen bent kwijtgeraakt. Je wil niet opnieuw hetzelfde tekenen maar naar iets in je vroeger werk, bijvoorbeeld een bepaalde lijnvoering, grijp je dan terug.
Ingrid G.: Ik zie dat niet zo. Je vroeger werk is daarom niet slecht, maar je laatste tekening is altijd de beste.
Klaas V.: Wat me opvalt is dat die evolutie in stijl hier in Vlaanderen kan. Ik gebruik in boeken verschillende stijlen die je vaak niet kunt vergelijken. Angelsaksische agenten die contact met me leggen, willen vaak iets in een bepaalde stijl. Soms is dat tekenwerk van ja-