Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 51
(2002)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 138]
| |
Een cruciaal decennium voor de Vlaamse kinder- en jeugdliteratuur?
| |
De kinderboekenboomDe vergelijking met een ijsberg gaat zonder twijfel op voor de Vlaamse jeugdliteratuur in het voorbije decennium. Daarbij torent de top boven water op een steeds massiever wordende basis. Hoe opmerkelijk de evolutie wel is, mag blijken uit bovenstaande tabel, waarin het aantal oorspronkelijk Vlaamse kinderen jeugdboeken is opgenomen bij literaire uitgevers. In tien jaar tijd is het aantal boeken meer dan verdubbeld in een bijna gestage klim. Tegelijk is ook het aantal herdrukken en | |
[pagina 139]
| |
vertalingen sterk gestegen. De overzichten van de jaarproductie van de leden van de Werkgroep Kinderboeken uit 1997 en 1999 geven een stijging van de herdrukken weer van 73 naar 499. Het aantal vertalingen naar het Nederlands steeg van 89 naar 216. (in 1997 waren acht uitgevers in de statistiek opgenomen, in 1999 waren er dat veertien; cijfers Boek.be). | |
VertalingenHet voorbije decennium was de Vlaamse jeugdliteratuur ook nadrukkelijker aanwezig in het buitenland. Het aantal vertalingen van Vlaamse jeugdauteurs nam toe. Hoewel de meeste uitgevers geen exacte cijfers konden geven, beklemtonen ze wel dat de export duidelijk in de lift zit. De toename was het opvallendst bij Clavis en Davidsfonds/Infodok. Van deze laatste uitgeverij verschenen in 1990 twee vertalingen, in 2000 zestien. Ook De Eenhoorn en Querido lieten weten dat de belangstelling voor Vlaamse kinderboeken in het buitenland steeg. Bij Querido is Bart Moeyaert een absolute topper met vertalingen in het Duits, Engels, Frans, Noors, Deens, Zweeds, Italiaans, Sloveens en Japans. | |
PrentenboekenVoor wie de genres van naderbij bekijkt, vallen drie uitschieters op. Vooral het aantal prentenboeken is explosief gestegen. In het begin van de jaren negentig was er van oorspronkelijk Vlaamse prentenboeken nog nauwelijks sprake. Het echte startsein werd gegeven in 1992 met Lieve Baetens Nieuwsgierige Lotje. Dit boek luidde ook de internationale doorbraak in van Vlaamse prentenboeken, wat uitgevers meer mogelijkheden gaf. Rond de eeuwwende spelen verscheidene Vlaamse illustratoren mee op het internationale forum. Getuige daarvan de vele vertalingen van prentenboeken en de bekroning van Ozewiezewoze met illustraties van Klaas Verplancke met de Bologna Ragazzi Award voor het mooist uitgegeven boek voor kinderen van 6 tot 9. De bovenstaande tabel geeft enkel cijfers bij benadering. De grens tussen prentenboek en leesboek met veel prenten is niet steeds gemakkelijk te trekken. Opvallend is de grote sprong voorwaarts in 1998. Die werd voorbereid in de jaren daarvoor. In 1990 werd voor het eerst een BoekenpauwSylvia Vanden Heede, Vos en haas, illustrator Thé Tjong Khing
toegekend. Die prijs was een tegenhanger voor de Boekenleeuw, en ging naar het mooist geïllustreerde kinderboek. In datzelfde jaar besteedde de BRT-televisie aandacht aan prentenboeken in het programma Draaimolen. Van groot belang was de Prijs van de stad Hasselt en uitgeverij Clavis, ingesteld in 1995. In datzelfde jaar liep er op initiatief van het Nationaal Centrum voor Jeugdliteratuur een reizende tentoonstelling ‘Op dubbel spoor’, die illustratoren promootte. Intussen stimuleerde Gregie de Maeyer jonge illustratoren. Hij schreef onder meer het verhaal ‘Reuze’ voor de illustratorenwedstrijd in voorbereiding van de tentoonstelling op de internationale kinderboekenbeurs in Bologna in 1998. In 2000 richtte Klaas Verplancke de Vlaamse Illustratoren Club (VIC) op die de belangen van de illustratoren behartigt en tentoonstellingen en veilingen organiseert. | |
AdolescentenromansDe jaren negentig zijn ook van groot belang geweest voor de ontwikkeling van de adolescentenroman. 1990 was meteen een belangrijk jaar met Zomer Zeventien van Ed Franck (in 1992 bekroond met de Prijs van de Vlaamse Gemeenschap) en Mijn tante is een grindewal van Anne Provoost (in 1991 bekroond met de Boekenleeuw en de Interprovinciale Prijs). In die eerste jaren verschenen er slechts een paar romans voor jongeren ouder dan veertien. Het is dan ook niet verwonderlijk dat die categorie pas werd ingevoerd door de Vlaamse Kinder- en Jeugdjury in 1994. In 1993 waren er ineens meer dan tien adolescentenromans verschenen. Omdat de leeftijdsaanduidingen hier discutabel zijn, is deze groep boeken moeilijk af te grenzen. In elk geval is het aantal oorspronkelijk Vlaamse adolescentenromans na 2000 gestegen boven de twintig. | |
Boeken voor beginnende lezersEen derde, kwantitatief belangrijk genre uit de jaren negentig is het boek voor beginnende lezers (tussen de tien à twintig boekjes per jaar, naast specifieke schooluitgaven). Bijna elke uitgeverij bracht dergelijke boeken op de markt, vaak in reeksvorm. Het hoogtepunt in dit genre was Vos en Haas van Sylvia Vanden Heede. In tegenstelling tot de dunne leesboekjes met magere verhaaltjes was dit een dik boek met een stevige, fantasierijke plot. Het boek werd een groot succes en kreeg meerdere vervolgdelen. | |
Nieuw bloedDe jaren negentig zetten meteen in met een belangrijk debuut, Mijn tante is een grindewal van Anne Provoost. Er zouden er nog heel wat volgen. Vooral 1993 was een vruchtbaar jaar. Toen debuteerden onder meer Dirk Bracke, Brigitte Minne, Jan Simoen, Willy van Doorselaer en Kathleen Vereecken. Enkele debutanten uit de tweede helft van het decennium braken snel door en sleepten belangrijke bekroningen in de wacht zoals Kaat Vrancken (1995), Heide Boonen (1996), Gerda de Preter (1999) en Ina Vandewijer (2000). Nog opvallender is het aantal debutanten in de wereld van het prentenboek. Het aantal debuterende illustratoren nam hand over hand toe met de uitgeverijen Clavis en De Eenhoorn als belangrijkste promotoren. | |
Het kleine broertjeHeel voorzichtig nam het prestige van de jeugdliteratuur toe in het literaire systeem. Vanaf 1996 werden kinder- en jeugdboeken gerecenseerd in de Standaard der Letteren. Ook De Morgen nam jeugdliteratuur op in haar literaire bijlage. In literaire tijdschriften bleef de aandacht echter beperkt tot gelegenheidsartikels, behalve in Poëziekrant dat systematisch poëzie voor de jeugd bespreekt. Overigens zette het nieuwe millennium in onder | |
[pagina 140]
| |
Heide Boonen, Duivelshanden
een ongunstig gesternte. Zowel in De Standaard als in De Morgen werd het aandeel van de jeugdliteratuur gehalveerd.
Op het einde van de jaren negentig volgde de Universiteit Antwerpen (UIA) het voorbeeld van Leuven en organiseerde ze een cursus jeugdliteratuur met Katrien Vloeberghs als wetenschappelijk medewerkster. Aan de Hogeschool voor Wetenschap en Kunst (opleiding Vertaler Tolk) werd in 1998 een vak Jeugdliteratuur in vertaling geïntroduceerd. Voor het overige bleef het wetenschappelijk onderzoek beperkt. Er promoveerden slechts een paar onderzoekers en ook de publicaties waren op één hand te tellen. In 1993 publiceerde Rita Ghesquiere haar onderzoek naar het leesgedrag van de Vlaamse jeugd Leesbeesten en kijkcijfers en in 1997 verscheen Uit de schaduw, een geschiedenis van de Vlaamse jeugdliteratuur (Jan Van Coillie en Rita Ghesquiere). Voor een breder publiek publiceerde Marita De Sterck in 1997 Lees je mee? Een gids voor wie boeken en kinderen wil samenbrengen en Jan Van Coillie in 1999 Leesbeesten en Boekenfeesten. Hoe werken (met) kinder- en jeugdboeken. Hoe moeizaam de jeugdliteratuur een plaatsje moest veroveren in het grote literaire systeem, blijkt ten slotte nog uit twee markante evenementen. In 1995 werd voor het eerst de Gouden Uil uitgereikt, een belangrijke literaire prijs voor drie categorieën: literatuur, jeugdliteratuur en non-fictie. Voor het eerst werden literatuur en jeugdliteratuur op zo'n niveau op één lijn geplaatst, maar de aandacht van de media was opvallend ongelijk verdeeld. Op 30 november 1999 organiseerde de schrijversvereniging PEN voor het eerst een dispuut over jeugdliteratuur. De belangstelling was groot, behalve bij de leden (auteurs voor volwassenen). | |
De geur van succesIn het Harry Potter tijdperk is het jeugdboek meer en meer een commercieel product geworden. Ook Vlaanderen heeft zijn succesauteurs van wie de oplagen vele malen die van hun collega's overtreffen. Populairder dan wie ook in de jaren negentig was Marc de Bel. Sinds 1987 publiceerde hij 50 kinderboeken, waarvan er heel wat werden bekroond door de Kinder- en Jeugdjury. In 1995 stichtte hij de Marc de Belhamelsclub met posters, pins, petjes, knuffels, een cd en optredens. Blinker en de Bakfietsbioscoop werd verfilmd. Erg populair bij iets oudere kinderen (12+) is Patrick Lagrou die vooral met griezelverhalen inspeelt op zijn lezers. Andere succesauteurs zoals Dirk Bracke haken in op hun publiek met meer realistische thema's. Opmerkelijk is nog het toenemende aantal veelschrijvers. Sommige auteurs als Geert de Kockere of Stefan Boonen publiceren tussen de vijf a tien boeken per jaar. | |
Leven in de kinderboekenbrouwerijDe toegenomen bedrijvigheid in de jeugdliteratuur is niet los te zien van de vele initiatieven voor leespromotie. Een cruciale rol speelt de jeugdboekenweek, georganiseerd door het Nationaal Centrum voor Jeugdliteratuur. Die ‘week’ is uitgegroeid tot een kleine boekenmaand met tal van initiatieven. HetAffiche film Blinker
aantal centra, bibliotheken en scholen dat eraan deelneemt, is elk jaar toegenomen. Ook de aandacht van de media voor dit boekenfestijn is groot. In het spoor van het succes van de jeugdboekenweek is ook het aantal auteurslezingen sterk gestegen.
In 1998 is de eerste voorleescampagne van start gegaan, op initiatief van de Werkgroep Kinderboekenuitgevers en met steun van het Ministerie van Cultuur. Vanaf oktober 1999 kwam er een jaarlijkse voorleesweek, opnieuw met veel media-aandacht.
Een derde belangrijk initiatief is de Kinder- en Jeugdjury. Sinds haar oprichting in 1981 is ze uitgegroeid tot een organisatie die duizenden kinderen actief bij boeken betrekt. In 1992 bedroeg het aantal deelnemende kinderen 5000, in 1999 werd de kaap van de 8000 overschreden. |
|