ziekte of ongeval. Hij zei nog dat hij al zijn boeken had geschreven in de innerlijke overtuiging dat hij niet lang genoeg zou leven om ze te voltooien. Hij werkte dus altijd sub specie aeternitatis (in het aanschijn van de eeuwigheid), in absolute ernst en totale vrijheid maar ook volledig onverschillig tegenover elk verwijt van onsamenhangendheid.
Men kan de coherentie van Seuphors oeuvre en esthetica slechts vatten wanneer men het situeert in de traditie van het Duitse classicisme, dat, voor het eerst in de geschiedenis van de Europese cultuur, het erfgoed van het antieke Griekenland, dat zwaar verarmd was door de Latijnse overdracht, volledig in ere heeft hersteld. Bij de oude Grieken van de grote periode vormden gedachte, religieus gevoel en kunst één eenheid. Aan de kunst een volle inhoud geven was ook de gemeenschappelijke ambitie van de Duitse klassiekers en hun erven in de 20ste eeuw, de verdedigers van de spirituele of absolute kunst, zoals Kandinsky ze omschreven heeft in Ueber das Geistige in der Kunst.
Dankzij Kant heeft de Duitse esthetica het Platonische onderscheid tussen fenomeen en Idee teruggevonden. Zij beschikt over de concepten Vernunft en Verstand die een onderscheid maken tussen de synthetische en de analytische rede. Mijn meester in de Weltanschauung Lucien Goldmann werd vaak radeloos, omdat hij dit niet kon omschrijven in het Frans, dat slechts de Cartesiaanse en dus analytische geest kent. Kunstenaars en denkers als Goethe, Hölderlin, Schiller, Schopenhauer, Nietzsche hebben een oeuvre kunnen realiseren, dat zowel ontsnapte aan het anti-esthetische rationalisme als aan het vastgelopen materialisme. En dit zonder onder te gaan in een of ander irrationalisme, zoals het romantisme en zijn hedendaagse surrogaten het surrealisme en het magisch realisme, die hoogstens een ersatz van transcendentie konden produceren. Seuphor, die de Duitse klassiekers zijn leven lang heeft gelezen, heeft deze afkooksels met de meest overtuigde energie bestreden.
Natuurlijk wordt bij Seuphor, zoals bij de geniale figuren van de abstracte kunst, zijn meesters en zijn vrienden, deze rijke wereld van een vernieuwd spiritueel leven uitgedrukt in moderne categorieën. Maar het gaat hier wel over een kunst die weigert de werkelijkheid als fenomeen weer te geven, om de essentie ervan direct te kunnen uitdrukken. Zo'n kunst kan vruchtbare inspiratie vinden in hetgeen de hoogste religieuze ideeën van het verleden hebben ontworpen, wel te verstaan door ze los te maken van elke geïnstitutionaliseerde godsdienst.
Zo gezien worden de duidelijke zwenkingen van Seuphor tussen religieuze ervaring en artistiek leven volledig ontdaan van elke incoherentie. Zij volgen elkaar op in de tijd en lijken dus tegen elkaar in te gaan. Maar in het globale onderzoek van een kunst die rijk is aan spiritueel leven en die zich voortdurend verdiept, zijn dit slechts gradaties van een unieke en voortdurende zoektocht.
Men moet maar kijken naar de drie ervaringen uit zijn jeugd. Seuphor heeft voldoende onderstreept hoe belangrijk ze waren voor de grondslag van zijn werk en zijn gedachtenwereld: de ontdekking van Gezelle en van Mondrian vooral, maar ook de lectuur van De geest van China van Henri Borel, een boek dat hij levenslang binnen handbereik hield.
Het is duidelijk de kunst geweest die Seuphor de toegang tot het religieuze gevoel heeft gebracht. Hij was opgevoed in het katholicisme, dat hem algauw onverschillig liet en dat hij later afwees vooral om de wijze waarop het werd beleefd in zijn familie en zijn college. Tot op die dag, zoals ik al zei, wanneer een gedicht van Gezelle - een geniale mystieke dichter, zoals andere literaturen die niet hebben, volgens Seuphor - niet alleen zijn eigen roeping als dichter bepaalde, maar ook de oorsprong was van zijn bekering, die veel later plaatsvond en waarin hij de religieuze ervaring in een zeer concrete praktijk zal beleven.
De fascinering van Seuphor voor het werk en de persoonlijkheid van Piet Mondrian duidt ook aan dat de enige kunst die hem interesseert een kunst is die een sacrale functie heeft teruggevonden. Tijdens de lezing van Van Doesburg in het Antwerpse atheneum over de overgang van het realisme naar de abstractie, gerealiseerd in het neoplasticisme, komt voor Seuphor als een schok de erkenning van een kunst voorbij de kunst. En wanneer hij voor het eerst het atelier van de Rue du Départ betreedt, denkt hij: hier is de Sixtijnse kapel van de hedendaagse kunst.
Het zeer uitgesproken dadaïstische karakter in het gehele oeuvre van Seuphor - natuurlijk dada van het Cabaret Voltaire en van Schwitters, en niet van de latere recuperatie - staat ogenschijnlijk in tegenstelling met elke religieuze belangstelling. Wanneer men weet dat de ultieme interesse van de kunstenaar uitging naar het Zenboeddhisme, ziet men toch ook wel dat dit een techniek van radicale geestelijke bevrijding is, zoals de kö-an, deze geweldige mentale agressie van de Zenmeester op zijn leerling.
Reeds in zijn jeugdjaren heeft De Geest van China voor Seuphor de wereld van de hoge culturen van het Oosten geopend. Dit werd de bron van zijn zeer vruchtbare artistieke relaties met de religieuze denkwereld van China, Japan, India...
In Le monde est plein d'oiseaux, waarin hij afscheid neemt van het katholicisme, verschijnt de figuur van Dieudonné Calf. Zeer expliciet wordt gezegd dat zijn gelaat sprekend lijkt op plaat XI uit een catalogus van het Musée Guimet: Tête de Prajnâpâramitâ, dit betekent hoogste wijsheid. Zelf heb ik uren gezocht in indexen en boeken over de Hindoereligie wie toch de geheimzinnige Dhiananda mocht zijn, die optreedt in Musique à Diananda in het gezelschap van Tagore, Vivekananda, Gaudapa... Een geamuseerde Seuphor heeft mij uit de verwarring gehaald door mij met duidelijk plezier toe te vertrouwen dat hij die had uitgevonden om een tegenspeler te hebben. En hij verklaarde mij de etymologie met zijn woordenboek Sanskriet bij de hand: dhyana (meditatie, religieuze contemplatie) + ananda (vreugde, zegening, sensueel genot) = Dhiananda, vreugde van de mystieke contemplatie.
In een interview heeft Seuphor ooit gezegd dat hij waarschijnlijk Tchouang-tseu was, maar dan een Tchouang-tseu, geboren in de 20ste eeuw, die hoogstens enkele nieuwe moderne accenten zou plaatsen. Om te besluiten in een geest die dicht bij die van Seuphor ligt, moeten hier onmiddellijk aan toegevoegd de enkele regels geciteerd door Robert Sabatier in zijn Histoire de la poésie française, waar hij voor deze poëzie een mooie toekomst voorspelt:
‘Als je vriend goeroe wordt, word kangoeroe. Als hij zich meester (maître) waant, keer dan terug naar het stof en wordt millimeter (millimètre). Wanneer je overal rondom alleen goden ontwaart, kruip dan maar in je schelp, heel diep, om je te ontdoen van wat er nog van je rest en kom dan naar buiten als clown’.