Inleiding
Eric Antonis
Michel Seuphor werd in Antwerpen geboren in 1901. Ook na zijn definitief vertrek in 1925 behield hij een speciale band met zijn vaderstad, een vorm van haat-liefdeverhouding. Hij bleef in contact met talrijke vrienden, niet alleen uit Antwerpen, maar uit heel België, Nederlandssprekende zowel als Franstaligen. Zijn liefde voor de Vlaamse literatuur bracht hem al jong bij Gezelle, van wie hij de verzen nog op hoge leeftijd uit het hoofd kende. Uit de verte volgde hij het culturele leven in Antwerpen. Hij activeerde zijn contacten, onder meer met zijn oude vriend Jozef Peeters, opnieuw eind jaren '50, toen de groep G58 in het Antwerpse Hessenhuis een spraakmakende tentoonstelling van moderne kunst organiseerde.
Wanneer hij zich eind jaren '20 en in de jaren '30 in het brandpunt van de Europese avant-garde bevond, brachten Antwerpse vrienden als Paul Joostens, hem vaak nieuws.
Al liet Seuphor niet na te wijzen op het vaak provincialistische karakter van de Antwerpse kunstscène, toch bleef het besef dat zijn ‘wortels’ daar lagen, niettegenstaande de geringe belangstelling die zijn geboortestad in het verleden voor het historische belang van zijn oeuvre had getoond.
Seuphors historische rol in de avantgarde van de 20ste-eeuwse kunst is van Europees formaat, om niet te zeggen van mondiaal belang door de universaliteit van de abstracte kunst, waarvan hij de promotor bij uitstek was. Seuphor was in de kunstwereld zowel medespeler als toeschouwer, actor en studax tegelijk.
Michel Seuphor was sterk archivalisch ingesteld. Hij bewaarde briefwisseling met kunstenaars en galerijhouders, een omvangrijke fotoverzameling over beeldhouwkunst en plastisch werk van talloze bevriende artiesten. Hij was een hoogst origineel creatief dichter en prozaïst, een oeuvre dat momenteel nog te weinig gekend is. Zijn dagboeken en notities overspannen verscheidene decennia. Heel wat filosofische overwegingen zijn nog onuitgegeven.
De Stad Antwerpen kon in de loop van de herfst van 2000 het unieke Seuphorarchief en de bibliotheek verwerven voor het Middelheimmuseum. Een eerste verkenning van dit materiaal werd in september 2001 als documentair luik opgenomen in een retrospectieve tentoonstelling in het Hessenhuis. Bij die gelegenheid toonde ook de Stadsbibliotheek een ruime keuze uit haar Seuphorcollectie.
De totale omvang van het archief bedraagt ongeveer 20 strekkende meter, met 10.000 foto's en 20.000 brieven, waarvan 1500 à 2000 van figuren met wereldbekendheid: Piet Mondriaan, Francis Picabia, Georges Vantongerloo, Fernand Léger, Theo van Doesburg, Kurt Schwitters. Van deze laatste is er het handschrift Pflichtgefühl (1924), met de uitroep: ‘Das erste Recht des Menschen ist sein Menschenrecht’.
Lang voor zijn overlijden was Seuphor door zijn goede relaties met het Archief en Museum voor het Vlaamse Cultuurleven al tweemaal overgegaan tot een vrij substantiële schenking van delen uit zijn persoonlijk archief. In 1946 schonk hij aan conservator Ger Schmook meer dan 400 brieven, van hemzelf aan zijn moeder. In 1973 bezorgde hij aan conservator Ludo Simons een zestigtal brieven van Vlaamse kunstenaars en schrijvers, waaronder vier brieven van Paul van Ostaijen. Deze bronnenverzameling in enkele Antwerpse musea vormt onmisbaar studiemateriaal voor de verkenning van Seuphors eigen leven en werk en voor de studie van de historische avant-garde, op lokaal zowel als op internationaal vlak.